Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met 1 bijlage.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 september 2022, heeft eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde] B.V., met betrekking tot een onbetaalde factuur van € 766,96 voor een Apk-keuring en onderhoudsbeurt van een auto. De factuur was verzonden op 29 december 2017 en had een betalingstermijn van veertien dagen. Eiser vorderde niet alleen betaling van het factuurbedrag, maar ook wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en nakosten.
Gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat er een rechtsbetrekking bestaat tussen haar en eiser. Gedaagde stelde dat de factuur niet aan haar was gericht, maar aan een andere vennootschap, die inmiddels was opgeheven. Eiser heeft niet gereageerd op het verweer van gedaagde, waardoor de kantonrechter concludeerde dat er geen rechtsbetrekking bestond tussen de partijen. De vordering van eiser werd afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden begroot, aangezien gedaagde in persoon procedeerde.
De uitspraak benadrukt het belang van een juiste rechtsbetrekking tussen partijen in civiele procedures, en dat het ontbreken daarvan kan leiden tot afwijzing van vorderingen. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan gedaagde.