Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die een autobedrijf runt en een abonnement had bij [eiseres]. De vordering betreft betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente, nadat [gedaagde] de hoofdsom van een factuur van € 220,08 op 26 april 2022 had betaald. De factuur was gedateerd op 30 april 2020 en had een vervaldatum van 14 mei 2020. [eiseres] vorderde € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten en € 38,01 aan wettelijke handelsrente tot 6 april 2022, alsook de wettelijke handelsrente over de hoofdsom tot aan de voldoening.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en betwist dat hij de factuur en aanmaningen heeft ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de factuur pas op 19 november 2020 heeft ontvangen, en dat hij vanaf dat moment wettelijke handelsrente verschuldigd is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- moet betalen, omdat [eiseres] voldoende heeft aangetoond dat er incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 385,22.
De kantonrechter heeft in zijn beslissing de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 220,08 toegewezen van 19 november 2020 tot 26 april 2022, en de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,-. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiseres]. Het vonnis is uitgesproken door mr. D.A. van Steenbeek op 28 september 2022.