ECLI:NL:RBMNE:2022:4475
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van een huurovereenkomst voor een vakantiewoning en terugbetaling van de huurprijs
In deze zaak vorderden [eiser sub 1] c.s. van [gedaagde] een terugbetaling van € 1.508,- na de ontbinding van een huurovereenkomst voor een verblijf in een appartementencomplex. De huurovereenkomst was oorspronkelijk geboekt voor een verblijf van 3 tot 6 april 2020, maar werd vanwege coronamaatregelen verplaatst naar november 2020. Uiteindelijk werd de reservering geannuleerd en ontvingen [eiser sub 1] c.s. een voucher. Na een periode van onduidelijkheid over de geldigheid van de voucher en het niet kunnen boeken van een verblijf, ontbond [eiser sub 1] c.s. de overeenkomst buitengerechtelijk en vorderde terugbetaling van het betaalde bedrag.
De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, omdat de vouchers niet konden worden verzilverd en de samenwerking met de eigenaren van het appartementencomplex was beëindigd. De rechter concludeerde dat de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd was en dat [gedaagde] verplicht was om het bedrag van € 1.508,- terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiser sub 1] c.s.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen in een huurovereenkomst en de gevolgen van tekortkomingen in de nakoming, vooral in het licht van onvoorziene omstandigheden zoals de coronamaatregelen.