ECLI:NL:RBMNE:2022:4475

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
9637743 \ UC EXPL 22-517
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een huurovereenkomst voor een vakantiewoning en terugbetaling van de huurprijs

In deze zaak vorderden [eiser sub 1] c.s. van [gedaagde] een terugbetaling van € 1.508,- na de ontbinding van een huurovereenkomst voor een verblijf in een appartementencomplex. De huurovereenkomst was oorspronkelijk geboekt voor een verblijf van 3 tot 6 april 2020, maar werd vanwege coronamaatregelen verplaatst naar november 2020. Uiteindelijk werd de reservering geannuleerd en ontvingen [eiser sub 1] c.s. een voucher. Na een periode van onduidelijkheid over de geldigheid van de voucher en het niet kunnen boeken van een verblijf, ontbond [eiser sub 1] c.s. de overeenkomst buitengerechtelijk en vorderde terugbetaling van het betaalde bedrag.

De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, omdat de vouchers niet konden worden verzilverd en de samenwerking met de eigenaren van het appartementencomplex was beëindigd. De rechter concludeerde dat de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd was en dat [gedaagde] verplicht was om het bedrag van € 1.508,- terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiser sub 1] c.s.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen in een huurovereenkomst en de gevolgen van tekortkomingen in de nakoming, vooral in het licht van onvoorziene omstandigheden zoals de coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 9637743 \ UC EXPL 22-517 RvdH/1037
Vonnis van 21 september 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,

beiden wonende in [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] c.s. (mannelijk enkelvoud),
gemachtigde: mr. I. Boschma,
tegen
[gedaagde] , tevens onder meer handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 13,
- de conclusie van antwoord met bijlagen,
- de akte van [eiser sub 1] c.s. met producties 14 en 15.
1.2.
Op 29 augustus 2022 vond de mondelinge behandeling plaats. [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen op haar vestigingsadres, niet verschenen.
1.3.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiser sub 1] c.s. boekte op 21 juni 2019 bij [gedaagde] een verblijf voor zestien personen in drie appartementen van 3 april 2020 tot en met 6 april 2020 in het appartementencomplex ‘ [appartementencomplex] ’ op [.] . [eiser sub 1] c.s. betaalde daarvoor in totaal € 1.598,-. Het verblijf in april 2020 is op verzoek van [gedaagde] naar november 2020 verplaatst vanwege corona en de daarmee verband houdende maatregelen.
2.2.
[eiser sub 1] c.s. verzocht op 30 oktober 2020 [gedaagde] het verblijf nog eens te verplaatsen, zonder een nieuwe datum vast te leggen. Vervolgens ontving [eiser sub 1] c.s. op 8 november 2020 een annuleringsbevestiging en daarbij per geboekt appartement twee berichten: één met de mededeling dat de reservering is geannuleerd en dat [eiser sub 1] c.s. het betaalde bedrag zal terugkrijgen. In het andere bericht stond dat er een voucher is uitgereikt voor [appartementencomplex] , met een specifieke code.
2.3.
[eiser sub 1] c.s. probeerde een half jaar later een verblijf te boeken met zijn vouchers. Omdat hij [gedaagde] niet kon bereiken, nam hij contact op met de eigenaren van de appartementen in complex [appartementencomplex] . Toen bleek dat de eigenaren hun overeenkomsten met [gedaagde] hebben beëindigd en dat [eiser sub 1] c.s. zijn vouchers niet bij [appartementencomplex] kan verzilveren.
2.4.
[eiser sub 1] c.s. heeft vervolgens per brief van 27 september 2021 aan [gedaagde] gevraagd of hij zijn vouchers ook voor een ander verblijf kan gebruiken en of zij voor 15 oktober 2021 wil laten weten of zij nog bereid is de overeenkomst na te komen. [gedaagde] heeft niet gereageerd. [eiser sub 1] c.s. heeft daarna per brief van 27 oktober 2021 kenbaar gemaakt dat hij de overeenkomst buitengerechtelijk ontbindt en dat hij aanspraak wil maken op terugbetaling van € 1.508,- (€ 1.598,- minus € 90,- annuleringskosten). [gedaagde] heeft dit bedrag niet betaald.
2.5.
[eiser sub 1] c.s. vordert in deze procedure betaling van € 1.508,- te vermeerderen met de wettelijke rente. [eiser sub 1] c.s. vordert ook dat [gedaagde] zijn proceskosten betaalt. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. toewijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
3.2.
Het is niet zeker of [gedaagde] de brieven van 27 september 2021 en 27 oktober 2021 heeft ontvangen, omdat die niet aangetekend zijn verzonden. [gedaagde] is dus niet naar aanleiding van die brieven in verzuim geraakt. De buitengerechtelijke ontbinding van [eiser sub 1] c.s. houdt om die reden geen stand. Inmiddels is echter duidelijk dat nakoming door [gedaagde] blijvend onmogelijk is. Dit kan worden afgeleid uit de volgende omstandigheden.
3.3.
[gedaagde] stelt dat zij de overeenkomst kan nakomen, omdat de vouchers hun waarde hebben behouden en [eiser sub 1] c.s. de vouchers bij [appartementencomplex] kan inleveren. [gedaagde] verwijst [eiser sub 1] c.s. dus naar [appartementencomplex] voor de verdere uitvoering van de overeenkomst. [gedaagde] beschikt kennelijk feitelijk zelf niet meer over de mogelijkheid om [eiser sub 1] c.s. een verblijf in de [appartementencomplex] aan te bieden.
3.4.
De eigenaren van [appartementencomplex] hebben echter kenbaar gemaakt dat [eiser sub 1] c.s. geen verblijf kan boeken met de vouchers. De boeking van [eiser sub 1] c.s. is namelijk niet opgenomen op de lijst van boekingen met vouchers die de eigenaren van [appartementencomplex] van [gedaagde] hebben overgenomen. Uit de vaststellingsovereenkomst tussen laatstgenoemde partijen blijkt dat de samenwerking tussen hen inmiddels definitief is geëindigd. [eiser sub 1] c.s. heeft geen overeenkomst met [appartementencomplex] . De verwijzing van [gedaagde] naar [appartementencomplex] volstaat dus niet, daarmee komt zij haar verplichtingen jegens [eiser sub 1] c.s. niet na.
3.5.
[gedaagde] stelt daarnaast dat zij de huur wel aan [eiser sub 1] c.s. kan terugbetalen, maar nadat daarop 20% aan commissie in mindering is gebracht. Dat [eiser sub 1] c.s. commissie verschuldigd zou zijn maakt echter geen deel uit van de overeenkomst tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] . [gedaagde] kan daarop bij [eiser sub 1] c.s. geen aanspraak maken. Met dit aanbod komt [gedaagde] haar verplichtingen uit de overeenkomst dus niet zonder tekortkoming na.
3.6.
Een en ander leidt tot de conclusie dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat nakoming blijvend onmogelijk is. De tekortkoming rechtvaardigt ontbinding. De overeenkomst wordt daarom ontbonden en [gedaagde] is als gevolg daarvan verplicht om [eiser sub 1] c.s. terug te betalen. [gedaagde] is daarbij de wettelijke rente over de hoofdsom verschuldigd met ingang van de datum van de dagvaarding (10 januari 2022) tot de voldoening.
3.7.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
128,60
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
374,00
(2 punten × € 187,00)
Totaal
746,60

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde] op 21 juni 2019 gesloten overeenkomst met betrekking tot de huur van drie appartementen in het appartementencomplex [appartementencomplex] ,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser sub 1] c.s. te betalen een bedrag van € 1.508,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 10 januari 2022, tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 746,60,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022.