In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om handhavend op te treden tegen woonoverlast vanuit twee woningen die door een derde belanghebbende aan studenten worden verhuurd. Eisers, wonende in de nabijheid, ervaren sinds 2018 geluidsoverlast van de studenten, waaronder harde muziek en schreeuwen, vooral 's avonds en 's nachts. Ondanks herhaalde meldingen bij de gemeente en de politie, die in het verleden waarschuwingen en boetes hebben opgelegd, heeft de burgemeester het handhavingsverzoek afgewezen, stellende dat er andere geschikte middelen zijn om de overlast tegen te gaan.
De rechtbank oordeelt dat de burgemeester terecht heeft afgewezen, omdat handhaving door de politie een geschikt middel is om de overlast aan te pakken. De rechtbank stelt vast dat er geen ernstige en herhaaldelijke hinder is die niet op een andere manier kan worden tegengegaan. De eisers hebben onvoldoende bewijs geleverd dat de overlast na de opgelegde boetes is voortgezet. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en bevestigt de afwijzing van het handhavingsverzoek, waarbij ook het griffierecht niet wordt teruggegeven en er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.
De uitspraak benadrukt dat handhaving door de politie als een ultimum remedium moet worden gezien en dat de burgemeester niet verplicht is om handhavend op te treden als er andere, minder ingrijpende middelen beschikbaar zijn. De rechtbank concludeert dat de burgemeester de juiste afweging heeft gemaakt en dat de situatie niet zodanig is dat handhaving noodzakelijk is.