ECLI:NL:RBMNE:2022:4450

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
16.175414.22 en 16.307374.19 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen van contant geld

Op 9 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, het dealen in deze middelen en het witwassen van € 8.610,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 juli 2022 in Hilversum ongeveer 59,47 gram heroïne en 59,47 gram cocaïne in zijn bezit had, evenals een geldbedrag van € 9.020,10 dat hij had gewitwasht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de drugshandel en het witwassen van crimineel vermogen als ernstige misdrijven worden beschouwd die de samenleving schaden. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat als strafverzwarend is meegenomen in de beslissing. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandeling door een zorgverlener, om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.175414.22 en 16.307374.19 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. N.M. van Wersch, advocaat te Huizen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, op neer dat verdachte:
feit 1:op 12 juli 2022 te Hilversum opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 59,47 gram heroïne, 59,47 gram cocaïne en 0,88 gram cocaïne en/of heroïne;
feit 2:op 12 juli 2022 te Hilversum geldbedragen van in totaal € 9.020,10 heeft witgewassen;
feit 3:in de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 juli 2022 te Hilversum en/of Bussum cocaïne en heroïne heeft gedeald.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Aangaande het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman primair verzocht verdachte vrij te spreken. De raadsman heeft subsidiair verzocht ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring de periode te beperken vanaf 21 mei tot juli 2022.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 [1]
Verdachte heeft het onder 1 tenlastegelegde bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 oktober 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2022, genummerd PL0900-2022202584-11, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen met bijlagen van 13 juli 2022, genummerd PL0900-2022202584-24, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 11 t/m 14, en daarbij behorende NFiDENT rapportages, pagina’s 15 en 16;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen met bijlagen van 14 juli 2022, genummerd PL0900-2022202584-39, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 51 t/m 58, en daarbij behorende NFiDENT rapportages, pagina’s 59 t/m 68.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 12 juli 2022 te [woonplaats] werd in de slaapkamer van verdachte een geldkistje met euro bankbiljetten met een totale waarde van € 8.610,- aangetroffen. [2]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
€ 8.610,- aan bankbiljetten is in de kledingkast op de slaapkamer van verdachte aangetroffen. [3]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 juni 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er zaten twee stapels met geld in het geldkistje. De ene stapel bedroeg € 7.000,-.
Ik heb geen baan.
Bewijsoverwegingen
Toetsingskader witwassen
De rechtbank stelt met betrekking tot het bij de bewijslevering te hanteren toetsingskader het volgende voorop.
Voor een veroordeling ter zake van witwassen is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig (eigen) misdrijf. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, niettemin bewezen kan worden geacht dat een voorwerp “uit enig (eigen) misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig (eigen) misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde eisen voldoet.
Indien verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt vast dat bij verdachte in totaal € 9.020,10 aan contant geld is aangetroffen (bij fouillering na aanhouding € 312,40 en in zijn slaapkamer naast het in de bewijsmiddelen genoemde briefgeld ook nog € 97,70 aan munten). Niet is gebleken dat verdachte over zodanige legale inkomsten beschikt die dit grote geldbedrag kunnen verklaren. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Verder zal de rechtbank, zoals hierna zal worden overwogen, bewezen verklaren dat verdachte gedurende een periode heeft gehandeld in harddrugs. De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, zijn van dien aard dat zij het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Van verdachte mag aldus worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor het aangetroffen contante geldbedrag.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft voor het eerst ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf zijn achttiende verjaardag de beschikking had over een spaarrekening waar ongeveer € 20.000,- op stond. Dit geld heeft verdachte geërfd van zijn grootmoeder. Verdachte heeft verklaard dat hij vrij snel na zijn achttiende verjaardag zevenmaal € 1.000 contant heeft opgenomen. Van dat geld heeft verdachte niets uitgegeven, maar hij heeft dat geldbedrag op zijn kamer gelegd, zegt hij. Verdachte zou naar eigen zeggen beter om kunnen gaan met contant geld. Dat zou hij minder makkelijk uitgeven. Verder heeft verdachte verklaard dat hij tussen de opnames van het contante geld na zijn verjaardag in maart 2019 en 2021 niets met de rekening heeft gedaan. Vanaf 2021 heeft verdachte het resterende bedrag opgenomen. Dit bedrag heeft hij niet op zijn kamer gelegd. Verdachte heeft veel geld opgenomen en verbrast; het geld op zijn slaapkamer heeft hij als spaargeld achter de hand gehouden.
Ter verificatie van de verklaring van verdachte is de rechtbank onder meer aangewezen op de ICOV rapportage ten aanzien van de spaarrekening van de ABN AMRO waar het geërfde geld van verdachte op zou moeten staan. De rechtbank stelt vast dat de eindsaldo’s van de spaarrekening met het bankrekeningnummer [rekeningnummer] € 16.839,-, € 14.550,- en € 13.300,- bedroegen in respectievelijk 2019, 2020 en 2021. [4] Deze objectieve gegevens stroken niet met de verklaring van verdachte. Zo zou verdachte, gelet op de ICOV rapportage, in 2019 minder dan € 7.000,- van de spaarrekening moeten hebben opgenomen en zou verdachte geld moeten hebben opgenomen dan wel overgeboekt in 2020 en 2021.
Gelet op voorgaande vaststellingen en overweging, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een op zijn minst hoogst onaannemelijke verklaring heeft gegeven voor (een deel van) de herkomst van het geldbedrag van € 7.000, dat volgens verdachte apart in het aangetroffen geldkistje lag.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde witgewassen geldbedragen overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de ICOV rapportage volgt dat verdachte in de periode van juni 2021 tot en met juli 2022 meermaals geldbedragen variërend van € 20,- tot € 500 van zijn ING-bankrekening heeft opgenomen, tot een totaalbedrag van € 2.040,00. Voor de herkomst van dit geld heeft verdachte een verklaring gegeven, dit betreft loon dat verdachte heeft verdiend bij een callcenter. Dat verdachte arbeidsloon ontving wordt ondersteund door het dossier. Voor maximaal € 2.040 contante opnames heeft verdachte dus een (begin van een) verklaring gegeven. Die opnamen worden bevestigd in het proces-verbaal van financieel onderzoek. 18 opnamen betreffen bedragen variërend van € 20,- tot € 70,-. Twee betalingen betreffen € 100,-, één € 200,- en twee € 500,-. Gelet op die contante opnames in een periode van één jaar oordeelt de rechtbank dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de kleinere opgenomen bedragen zijn toegevoegd aan de voorraad bankbiljetten op de slaapkamer van verdachte; aangenomen moet worden dat die zijn gebruikt voor gewone aankopen. Dat dat anders zou zijn voor de grotere bedragen van € 200,- of € 500,- volgt niet uit de verklaringen van de verdachte, want hij heeft over al die opnames niets concreters verklaard dan dat hij veel heeft opgenomen en verbrast.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogste onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven ten aanzien van de aangetroffen bankbiljetten. Daarom is geen andere conclusie mogelijk dan dat dit geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit eigen misdrijf afkomstig is.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 oktober 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 12 juli 2022 te Hilversum cocaïne en heroïne in mijn bezit gehad. Ik had dit bij mij toen ik op de scooter zat. Ik had verder een mobiele telefoon van het merk Xiaomi met het telefoonnummer [telefoonnummer] bij mij. Het door de getuige [getuige] opgegeven signalement van haar drugsdealer, te weten een kleine, ielige, blonde jongen van ongeveer twintig jaar oud, voldoet aan mijn signalement.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In de etui, die leek op het voorwerp dat verdachte weggooide en tevens lag op de plek waar hij dit voorwerp weggooide, zaten witte en bruine bolletjes. Dit betroffen meer bolletjes dan een gebruikershoeveelheid. [5]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 12 juli 2022 te [woonplaats] troffen wij tijdens de insluittingsfouillering twee mobiele telefoons aan bij verdachte. Verdachte werd op één van de telefoons door de volgende nummers diverse keren gebeld:
- [telefoonnummer] [contactnaam 1] ;
- [telefoonnummer] [contactnaam 2]
- [telefoonnummer] [contactnaam 3]
Tevens stonden op het vergrendelscherm de volgende Whatsapp berichten:
- [contactnaam 3] :
* Kom
* Joehoe
- [contactnaam 4]
* Yoo
* ?
- [contactnaam 2]
* Kom je nog? [6]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 12 juli 2022 te [woonplaats] werden op de slaapkamer van verdachte de volgende voorwerpen aangetroffen:
- twee pinpassen op naam van een ander dan verdachte;
- twee weegschalen;
- meerdere brokjes verdovende middelen;
- vijf mobiele telefoons. [7]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op de slaapkamer van verdachte werd een betaalpas aangetroffen ten name van [getuige] , een identiteitskaart en een betaalpas ten name van [A] en een betaalpas ten name van [B] .
Het is mij ambtshalve bekend dat genoemde [getuige] en [A] verslaafd zijn aan harddrugs. Tevens is mij ambtshalve bekend dat drugsafnemers een betaalpas en/of
identiteitskaart als onderpand aan de drugsdealers afgeven om drugs te krijgen. [8]
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [getuige] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb mijn betaalpas en pincode aan mijn drugsdealer gegeven als onderpand. De drugsdealer kon zelf het verschuldigde bedrag pinnen. Ik koop ongeveer een half jaar bij deze dealer. Ik koop altijd heroïne. De dealer is een kleine, ielige, blonde jongen van ongeveer twintig jaar oud. Hij verplaatst zich op een scooter en leverde af aan huis te [woonplaats] . [9]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met bijlagenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Tijdens het onderzoek in de zaak, genummerd 2022202584, werd een mobiele telefoontoestel, merk/type Xiaomi Redmi (imei-nummers: [IMEI-nummer] en [IMEI-nummer] ), aangetroffen. Het telefoonnummer dat gebruikt werd door de gebruiker van deze telefoon betrof: [telefoonnummer] . De naam, zoals de gebruiker zichzelf noemde op WhatsApp, betrof [WhatsApp naam] .
In de veilig gestelde gegevens op de mobiele telefoon, trof ik enkele WhatsApp- en sms-berichten. In deze berichten werd aan de gebruiker van de telefoon gevraagd om iets langs te komen brengen. Enkele personen geven aan voor een ‘donny’ (10 euro) iets te willen hebben. Enkele keren werd er afgesproken op een plek, waarvan de gebruiker van de telefoon wist waar hij heen moest zonder dat er een straatnaam of plaats gezegd werd. Ook waren er enkele berichten waarbij een persoon nog een geldbedrag moest betalen. Mij is ambtshalve bekend dat dealers en gebruikers van drugs vaak afspreken op een bekende plek voor beiden, zodat het eventuele adres van de gebruiker niet direct bekend wordt bij de politie. Veel berichten zijn kort waarbij de gebruiker van de telefoon gevraagd wordt naar een bepaalde plek te komen. Verder wordt er in de gesprekken niet besproken waarom hij/zij naar de afgesproken locatie moet komen. Ook wordt voorkomen dat er rechtstreeks gesproken wordt over drugs door andere woorden te noemen, zoals koffie, of alleen een bedrag.
Door mij werden de belgegevens van de telefoon onderzocht door de telefoonnummers in
het de politiesystemen te raadplegen. Hierbij bleken van enkele personen de nummers bekend te zijn in de politiesystemen. Twee personen bleken de classificatie harddrugsgebruiker te hebben. Verder stond het telefoonnummer van getuige [getuige] in de telefoonlijst. [10]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De mobiele telefoon die ik onderzocht was een Xiaomi (merk) met imei-nummers [IMEI-nummer] en [IMEI-nummer] . Ik zag dat de telefoon geactiveerd was op 12 april 2022. Ik zag dat de volgende gebruikersaccounts waren opgeslagen op de telefoon: [WhatsApp naam] [telefoonnummer] @s.whatsapp.net., (…).
Ik zag dat het eerste Whatsappgesprek gestart is op 21 mei 2022. Ik zag dat het eerste
chat gesprek begon op 2 juli 2022.
Ik zag verder dat er gebeld is met de telefoon. Ik zag dat het eerste gesprek
plaatsvond op 21 mei 2022 en dat het laatste gesprek plaatsvond op 12 juli 2022. [11]
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft voor het eerst ter terechtzitting verklaard dat hij de aangetroffen drugs in de etui en in zijn slaapkamer, de mobiele telefoon van het merk Xiaomi Redmi, de aangetroffen pinpassen en identiteitskaart en de weegschalen vanaf verschillende momenten vanaf ongeveer juni 2022 in bewaring had voor een niet nader te noemen persoon. Verdachte was naar eigen zeggen op 12 juli 2022 onderweg naar deze persoon om de drugs af te leveren. Voor het bewaren van voormelde goederen zou verdachte vijftig tot honderd euro hebben ontvangen. Verdachte heeft ten aanzien van de in zijn slaapkamer aangetroffen mobiele telefoons verklaard dat dit allemaal oude telefoons waren die hij niet heeft weggegooid.
De rechtbank ziet in het door de verdachte geschetste alternatieve scenario nog geen begin van aannemelijkheid en overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank constateert dat voor het verhaal van verdachte geen aanknopingspunten in het dossier te vinden zijn. Verdachte heeft ook geen concrete omstandigheden aangedragen ter verificatie van zijn verklaring. De rechtbank neemt daarnaast in aanmerking dat verdachte pas op de zitting met deze verklaring is gekomen. Dat is uiteraard zijn goed recht, maar het maakt ook dat geen onderzoek heeft kunnen worden verricht naar zijn verklaring, nog los van het feit dat dergelijk onderzoek zou worden bemoeilijkt door het feit dat verdachte desgevraagd geen verdere details heeft willen geven over de persoon wiens goederen hij in bewaring zou hebben gehad.
Conclusie
Op grond van de in de bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte
in de periodevan 1 januari 2022 tot en met 12 juli 2022 te Hilversum en Bussum cocaïne en heroïne heeft ‘gedeald’.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 12 juli 2022 te Hilversum opzettelijk aanwezig heeft gehad 4,04 gram en 55,43 gram heroïne en 5,99 gram en 53,48 gram cocaïne en 0,88 gram cocaïne en/of heroïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:
op 12 juli 2022 te Hilversum van 8.610 euro,
Sub a
- de vindplaats, de vervreemding en de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld
Sub b
- voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit eigen misdrijf;
feit 3:
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 juli 2022 te Hilversum en Bussum, gemeente Gooise Meren, meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het onder artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:witwassen
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met een onder artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een eventuele bewezenverklaring van enkel het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. In geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten komt, heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdediging heeft zich niet verzet tegen de gevorderde bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 juli 2022 schuldig gemaakt aan de verkoop van cocaïne en heroïne aan eindgebruikers. Daartoe heeft hij een handelshoeveelheid cocaïne en heroïne aanwezig gehad. Dit zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. In algemene zin kan worden gezegd dat drugshandel moet worden bestreden en bestraft omdat het onze maatschappij veel schade toebrengt. De daarmee gepaard gaande criminaliteit wordt steeds ernstiger en omvat onder meer veel geweld, tot liquidaties aan toe. Daarvan zijn onschuldige burgers niet alleen steeds vaker getuige maar in sommige gevallen zelfs slachtoffer. Daarnaast wordt de samenleving op kosten gejaagd, zowel vanwege de zorg voor gebruikers en verslaafden als vanwege de (zware) criminele overlast die drugsgebruik en drugshandel met zich brengt. Feiten als deze brengen bovendien onrust in de samenleving met zich en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft slechts gehandeld uit winstbejag.
Zoals reeds onder 4 overwogen staat volgens de rechtbank niet vast dat verdachte een periode van zes maanden onophoudelijk heeft gedeald. De rechtbank houdt hier in strafmatigende zin rekening mee.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van € 8.610,-. Witwassen vormt een aantasting van de legale economie en schaadt de integriteit van het financiële handelsverkeer en het vertrouwen dat daarin moet kunnen worden gesteld. Bovendien wordt door het witwassen van crimineel vermogen de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 22 september 2022;
  • een reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 10 oktober 2022, opgemaakt door mw. N. Weiland.
Uit voornoemd uittreksel uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit, te weten hennepteelt. Verdachte heeft hiervoor op
2 juni 2020 een gevangenisstraf opgelegd gekregen van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Kennelijk heeft deze veroordeling verdachte er niet van weerhouden om in zijn proeftijd opnieuw Opiumwet-feiten te plegen. De rechtbank acht dit strafverzwarend.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte geen dagbesteding of inkomen heeft.
Bij een eventuele veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en verplichting tot dagbesteding.
Verdachte heeft verklaard bij een eventuele veroordeling bereid te zijn zich te houden aan voormelde voorwaarden.
De op te leggen straf
Gelet op het ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. De rechtbank acht redenen aanwezig om een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Zo hing er naast een voorwaardelijke gevangenisstraf ook een voorwaardelijke dwangsom wegens dealen boven het hoofd van verdachte. Verdachte was aldus een extra gewaarschuwd mens. Dat de feiten in de proeftijd zijn gepleegd is een strafverhogende omstandigheid.
Met de op te leggen straf wordt beoogd dat hiervan een afschrikwekkend effect uitgaat, ook naar anderen. Daarnaast dient de straf als normbevestiging en vergelding. Voorts dient het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en anderzijds om verdachte de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen.
De rechtbank zal voor wat betreft de bijzondere voorwaarden aansluiten bij de door de reclassering geadviseerde meldplicht, ambulante behandeling, middelencontrole en verplichte dagbesteding en dat aan verdachte opleggen. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwerpen met de nummers 1 tot en met 13 en 30 op de beslaglijst te onttrekken aan het verkeer. Dit zijn de voorwerpen die zien op de verdovende middelen, een gasdrukpistool en de daarbij horende munitie.
Ten aanzien van de voorwerpen met de nummers 14 tot en met 17, de geldbedragen, en de voorwerpen met de nummers 20, 28 en 29, de etui en de twee weegschalen, heeft de officier van justitie gevorderd deze goederen verbeurd te verklaren.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank een teruggave aan de rechthebbende gelast ten aanzien van het voorwerp met nummer 18, te weten de ING betaalpas.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht dat bij een eventuele vrijspraak van feit 2 de rechtbank een teruggave aan verdachte gelast ten aanzien van de in beslag genomen geldbedragen.
Voor het overige heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de voorwerpen met de nummers 1 tot en met 12 op de beslaglijst (de verdovende middelen), onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Voorts zijn deze voorwerpen tot het begaan van feit 1 en 3 vervaardigd of bestemd.
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de voorwerpen met de nummers 13 en 30 (het gasdrukpistool en de daarbij horende munitie), onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feiten aangetroffen. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de voorwerpen met de nummers 16 en 17, de geldbedragen, en de voorwerpen met de nummers 20, 28 en 29, de etui en de twee weegschalen, verbeurd verklaren. Met betrekking tot het geldbedrag met nummer 16 is het onder 2 bewezen verklaarde feit begaan. Het onder 17 in beslag genomen geld is aangetroffen in wat de beurs van verdachtes handel in harddrugs was, zodat dat geldbedrag geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van die drugshandel is verkregen. Met behulp van de in beslag genomen etui en weegschalen is het onder 1 en 3 bewezen verklaarde feit voorbereid/begaan.
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten de ING betaalpas, aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt. De onder nummers 14 en 15 genoemde muntbedragen zullen worden teruggegeven aan verdachte.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging van de op 2 juni 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met aftrek van het voorarrest toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de proeftijd te verlengen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vordering tenuitvoerlegging van 25 oktober 2022 is. De oproeping is echter reeds op 3 oktober 2022 aan verdachte uitgereikt. Nu de vordering dateert van na de oproeping en niet is gebleken van een eerdere vordering, kan de vordering niet op 3 oktober 2022 aan verdachte zijn betekend. De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie daarom niet-ontvankelijk in de vordering.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen en 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring-verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
-verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid-verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
-verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf-veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
-bepaalt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
-bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten, op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
-stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
-als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-als bijzondere voorwaarde gelden dat verdachte:
* zich meldt bij Inforsa op het adres Noordse Bosje 43 te Hilversum. Verdachte blijft zich
melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de
reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* verplicht wordt tot het hebben, dan wel intensief inzetten, van een door de reclassering
goedgekeurde dagbesteding in de vorm van werk of scholing;
* meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen.
De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (een blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
De rechtbank geeft de reclassering de opdracht toezicht te houden op de naleving en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
1. Witte Bolletjes (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3017574, Wit);
2. 1 STK Hashish (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3017582, Bruin);
3. 20 Bruime Bolletjes (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3017585, Bruin);
4. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3018023 KOFFIEFILTERZAKJE MET WITTE BROKKEN, IN LADE TAFEL, Wit);
5. 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3018028 WIT POEDER, IN TAFEL LADE, Wit);
6. 1 ZAK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3018030 ZAKJE LICHTBUIN POEDER, IN LADE TAFEL, Bruin);
7. 2 BOL Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3018032 BOLLETJES BRUIN, IN LADE TAFEL, Bruin);
8. 1 BOL Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3018033 1 BOLLETJE BRUIN, IN LADE TAFEL, Bruin);
9. 3 BOL Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3018038 3 BOLLETJES WIT, IN LADE TAFEL, Wit);
10. 3 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3018041 3 BROKJES WIT IN KOFFIEFILTERZAKJE, IN LADE TAFEL, Wit);
11. 1 STK Ponypack (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3018047 1 ORANJE PONYPACK, IN LADE TAFEL, Oranje);
12. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3018049 GROTE BROKKEN BRUIN, ONDER TAFEL, Bruin);
13. 1 STK Pistool (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3017705, Zwart, merk: Walther);
30. 1 STK Knalpatroon (Omschrijving: PL0900-2022202584-3018124, Zilver);
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
16. EUR 8.610,- (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3017992);
17. EUR 312,40 (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3017592);
20. 1 STK Etui (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3017615, Zwart);
28. 1 STK Weegschaal (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3018109, ZWART);
29. 1 STK Weegschaal (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3018110, ZWART);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
18. 1 STK Kaart betaal (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3017592);
  • gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 14. EUR 33,05 (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3017979);
  • 15. EUR 64,65 (Omschrijving: PL0900-2022202584-G3017988).
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.307374.19
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en
N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2022.
Mrs. Van Hoof en Aalders zijn buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Hilversum, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,04 gram en/of 55,43 gram heroïne en/of 5,99 gram en/of 53,48 gram cocaïne en/of 0,88 gram cocaïne en/of heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Hilversum, althans in Nederland (van) een of meer geldbedragen van in totaal 9020,10 euro (te weten 312,40 euro en/of 8610 euro en/of 64,65 euro en/of 33,05 euro), althans een of meer voorwerpen,
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,

en/of

- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 juli 2022 te Hilversum en/of Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 juli 2022, genummerd 2022202584, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 147. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 5.
3.Pagina 133.
4.Pagina 136.
5.Pagina’s 1 en 2.
6.Pagina 3.
7.Pagina 5.
8.Pagina 6.
9.Pagina 41.
10.Pagina’s 69 en 70.
11.Pagina 126.