4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft het onder 1 tenlastegelegde bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 oktober 2022;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2022, genummerd PL0900-2022202584-11, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen met bijlagen van 13 juli 2022, genummerd PL0900-2022202584-24, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 11 t/m 14, en daarbij behorende NFiDENT rapportages, pagina’s 15 en 16;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen met bijlagen van 14 juli 2022, genummerd PL0900-2022202584-39, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 51 t/m 58, en daarbij behorende NFiDENT rapportages, pagina’s 59 t/m 68.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 12 juli 2022 te [woonplaats] werd in de slaapkamer van verdachte een geldkistje met euro bankbiljetten met een totale waarde van € 8.610,- aangetroffen.
Verbalisant [verbalisant 6] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
€ 8.610,- aan bankbiljetten is in de kledingkast op de slaapkamer van verdachte aangetroffen.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 juni 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er zaten twee stapels met geld in het geldkistje. De ene stapel bedroeg € 7.000,-.
Ik heb geen baan.
Bewijsoverwegingen
Toetsingskader witwassen
De rechtbank stelt met betrekking tot het bij de bewijslevering te hanteren toetsingskader het volgende voorop.
Voor een veroordeling ter zake van witwassen is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig (eigen) misdrijf. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, niettemin bewezen kan worden geacht dat een voorwerp “uit enig (eigen) misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig (eigen) misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde eisen voldoet.
Indien verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt vast dat bij verdachte in totaal € 9.020,10 aan contant geld is aangetroffen (bij fouillering na aanhouding € 312,40 en in zijn slaapkamer naast het in de bewijsmiddelen genoemde briefgeld ook nog € 97,70 aan munten). Niet is gebleken dat verdachte over zodanige legale inkomsten beschikt die dit grote geldbedrag kunnen verklaren. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Verder zal de rechtbank, zoals hierna zal worden overwogen, bewezen verklaren dat verdachte gedurende een periode heeft gehandeld in harddrugs. De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, zijn van dien aard dat zij het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Van verdachte mag aldus worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor het aangetroffen contante geldbedrag.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft voor het eerst ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf zijn achttiende verjaardag de beschikking had over een spaarrekening waar ongeveer € 20.000,- op stond. Dit geld heeft verdachte geërfd van zijn grootmoeder. Verdachte heeft verklaard dat hij vrij snel na zijn achttiende verjaardag zevenmaal € 1.000 contant heeft opgenomen. Van dat geld heeft verdachte niets uitgegeven, maar hij heeft dat geldbedrag op zijn kamer gelegd, zegt hij. Verdachte zou naar eigen zeggen beter om kunnen gaan met contant geld. Dat zou hij minder makkelijk uitgeven. Verder heeft verdachte verklaard dat hij tussen de opnames van het contante geld na zijn verjaardag in maart 2019 en 2021 niets met de rekening heeft gedaan. Vanaf 2021 heeft verdachte het resterende bedrag opgenomen. Dit bedrag heeft hij niet op zijn kamer gelegd. Verdachte heeft veel geld opgenomen en verbrast; het geld op zijn slaapkamer heeft hij als spaargeld achter de hand gehouden.
Ter verificatie van de verklaring van verdachte is de rechtbank onder meer aangewezen op de ICOV rapportage ten aanzien van de spaarrekening van de ABN AMRO waar het geërfde geld van verdachte op zou moeten staan. De rechtbank stelt vast dat de eindsaldo’s van de spaarrekening met het bankrekeningnummer [rekeningnummer] € 16.839,-, € 14.550,- en € 13.300,- bedroegen in respectievelijk 2019, 2020 en 2021.Deze objectieve gegevens stroken niet met de verklaring van verdachte. Zo zou verdachte, gelet op de ICOV rapportage, in 2019 minder dan € 7.000,- van de spaarrekening moeten hebben opgenomen en zou verdachte geld moeten hebben opgenomen dan wel overgeboekt in 2020 en 2021.
Gelet op voorgaande vaststellingen en overweging, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een op zijn minst hoogst onaannemelijke verklaring heeft gegeven voor (een deel van) de herkomst van het geldbedrag van € 7.000, dat volgens verdachte apart in het aangetroffen geldkistje lag.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde witgewassen geldbedragen overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de ICOV rapportage volgt dat verdachte in de periode van juni 2021 tot en met juli 2022 meermaals geldbedragen variërend van € 20,- tot € 500 van zijn ING-bankrekening heeft opgenomen, tot een totaalbedrag van € 2.040,00. Voor de herkomst van dit geld heeft verdachte een verklaring gegeven, dit betreft loon dat verdachte heeft verdiend bij een callcenter. Dat verdachte arbeidsloon ontving wordt ondersteund door het dossier. Voor maximaal € 2.040 contante opnames heeft verdachte dus een (begin van een) verklaring gegeven. Die opnamen worden bevestigd in het proces-verbaal van financieel onderzoek. 18 opnamen betreffen bedragen variërend van € 20,- tot € 70,-. Twee betalingen betreffen € 100,-, één € 200,- en twee € 500,-. Gelet op die contante opnames in een periode van één jaar oordeelt de rechtbank dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de kleinere opgenomen bedragen zijn toegevoegd aan de voorraad bankbiljetten op de slaapkamer van verdachte; aangenomen moet worden dat die zijn gebruikt voor gewone aankopen. Dat dat anders zou zijn voor de grotere bedragen van € 200,- of € 500,- volgt niet uit de verklaringen van de verdachte, want hij heeft over al die opnames niets concreters verklaard dan dat hij veel heeft opgenomen en verbrast.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogste onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven ten aanzien van de aangetroffen bankbiljetten. Daarom is geen andere conclusie mogelijk dan dat dit geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit eigen misdrijf afkomstig is.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 oktober 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 12 juli 2022 te Hilversum cocaïne en heroïne in mijn bezit gehad. Ik had dit bij mij toen ik op de scooter zat. Ik had verder een mobiele telefoon van het merk Xiaomi met het telefoonnummer [telefoonnummer] bij mij. Het door de getuige [getuige] opgegeven signalement van haar drugsdealer, te weten een kleine, ielige, blonde jongen van ongeveer twintig jaar oud, voldoet aan mijn signalement.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In de etui, die leek op het voorwerp dat verdachte weggooide en tevens lag op de plek waar hij dit voorwerp weggooide, zaten witte en bruine bolletjes. Dit betroffen meer bolletjes dan een gebruikershoeveelheid.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 12 juli 2022 te [woonplaats] troffen wij tijdens de insluittingsfouillering twee mobiele telefoons aan bij verdachte. Verdachte werd op één van de telefoons door de volgende nummers diverse keren gebeld:
- [telefoonnummer] [contactnaam 1] ;
- [telefoonnummer] [contactnaam 2]
- [telefoonnummer] [contactnaam 3]
Tevens stonden op het vergrendelscherm de volgende Whatsapp berichten:
- [contactnaam 3] :
* Kom
* Joehoe
- [contactnaam 4]
* Yoo
* ?
- [contactnaam 2]
* Kom je nog?
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 12 juli 2022 te [woonplaats] werden op de slaapkamer van verdachte de volgende voorwerpen aangetroffen:
- twee pinpassen op naam van een ander dan verdachte;
- twee weegschalen;
- meerdere brokjes verdovende middelen;
- vijf mobiele telefoons.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op de slaapkamer van verdachte werd een betaalpas aangetroffen ten name van [getuige] , een identiteitskaart en een betaalpas ten name van [A] en een betaalpas ten name van [B] .
Het is mij ambtshalve bekend dat genoemde [getuige] en [A] verslaafd zijn aan harddrugs. Tevens is mij ambtshalve bekend dat drugsafnemers een betaalpas en/of
identiteitskaart als onderpand aan de drugsdealers afgeven om drugs te krijgen.
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [getuige] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb mijn betaalpas en pincode aan mijn drugsdealer gegeven als onderpand. De drugsdealer kon zelf het verschuldigde bedrag pinnen. Ik koop ongeveer een half jaar bij deze dealer. Ik koop altijd heroïne. De dealer is een kleine, ielige, blonde jongen van ongeveer twintig jaar oud. Hij verplaatst zich op een scooter en leverde af aan huis te [woonplaats] .
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met bijlagenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Tijdens het onderzoek in de zaak, genummerd 2022202584, werd een mobiele telefoontoestel, merk/type Xiaomi Redmi (imei-nummers: [IMEI-nummer] en [IMEI-nummer] ), aangetroffen. Het telefoonnummer dat gebruikt werd door de gebruiker van deze telefoon betrof: [telefoonnummer] . De naam, zoals de gebruiker zichzelf noemde op WhatsApp, betrof [WhatsApp naam] .
In de veilig gestelde gegevens op de mobiele telefoon, trof ik enkele WhatsApp- en sms-berichten. In deze berichten werd aan de gebruiker van de telefoon gevraagd om iets langs te komen brengen. Enkele personen geven aan voor een ‘donny’ (10 euro) iets te willen hebben. Enkele keren werd er afgesproken op een plek, waarvan de gebruiker van de telefoon wist waar hij heen moest zonder dat er een straatnaam of plaats gezegd werd. Ook waren er enkele berichten waarbij een persoon nog een geldbedrag moest betalen. Mij is ambtshalve bekend dat dealers en gebruikers van drugs vaak afspreken op een bekende plek voor beiden, zodat het eventuele adres van de gebruiker niet direct bekend wordt bij de politie. Veel berichten zijn kort waarbij de gebruiker van de telefoon gevraagd wordt naar een bepaalde plek te komen. Verder wordt er in de gesprekken niet besproken waarom hij/zij naar de afgesproken locatie moet komen. Ook wordt voorkomen dat er rechtstreeks gesproken wordt over drugs door andere woorden te noemen, zoals koffie, of alleen een bedrag.
Door mij werden de belgegevens van de telefoon onderzocht door de telefoonnummers in
het de politiesystemen te raadplegen. Hierbij bleken van enkele personen de nummers bekend te zijn in de politiesystemen. Twee personen bleken de classificatie harddrugsgebruiker te hebben. Verder stond het telefoonnummer van getuige [getuige] in de telefoonlijst.
Verbalisant [verbalisant 8] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De mobiele telefoon die ik onderzocht was een Xiaomi (merk) met imei-nummers [IMEI-nummer] en [IMEI-nummer] . Ik zag dat de telefoon geactiveerd was op 12 april 2022. Ik zag dat de volgende gebruikersaccounts waren opgeslagen op de telefoon: [WhatsApp naam] [telefoonnummer] @s.whatsapp.net., (…).
Ik zag dat het eerste Whatsappgesprek gestart is op 21 mei 2022. Ik zag dat het eerste
chat gesprek begon op 2 juli 2022.
Ik zag verder dat er gebeld is met de telefoon. Ik zag dat het eerste gesprek
plaatsvond op 21 mei 2022 en dat het laatste gesprek plaatsvond op 12 juli 2022.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft voor het eerst ter terechtzitting verklaard dat hij de aangetroffen drugs in de etui en in zijn slaapkamer, de mobiele telefoon van het merk Xiaomi Redmi, de aangetroffen pinpassen en identiteitskaart en de weegschalen vanaf verschillende momenten vanaf ongeveer juni 2022 in bewaring had voor een niet nader te noemen persoon. Verdachte was naar eigen zeggen op 12 juli 2022 onderweg naar deze persoon om de drugs af te leveren. Voor het bewaren van voormelde goederen zou verdachte vijftig tot honderd euro hebben ontvangen. Verdachte heeft ten aanzien van de in zijn slaapkamer aangetroffen mobiele telefoons verklaard dat dit allemaal oude telefoons waren die hij niet heeft weggegooid.
De rechtbank ziet in het door de verdachte geschetste alternatieve scenario nog geen begin van aannemelijkheid en overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank constateert dat voor het verhaal van verdachte geen aanknopingspunten in het dossier te vinden zijn. Verdachte heeft ook geen concrete omstandigheden aangedragen ter verificatie van zijn verklaring. De rechtbank neemt daarnaast in aanmerking dat verdachte pas op de zitting met deze verklaring is gekomen. Dat is uiteraard zijn goed recht, maar het maakt ook dat geen onderzoek heeft kunnen worden verricht naar zijn verklaring, nog los van het feit dat dergelijk onderzoek zou worden bemoeilijkt door het feit dat verdachte desgevraagd geen verdere details heeft willen geven over de persoon wiens goederen hij in bewaring zou hebben gehad.
Conclusie
Op grond van de in de bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte
in de periodevan 1 januari 2022 tot en met 12 juli 2022 te Hilversum en Bussum cocaïne en heroïne heeft ‘gedeald’.