4.3.1De bewijsmiddelen
Een medewerker van [instelling] (de behandelcoördinator van verdachte) heeft als getuige onder meer het volgende verklaard:
Donderdag 21 juli 2022 heb ik samen met de mentor van [verdachte] een gesprek gehad met [verdachte] . Ik wilde weten hoe het met [verdachte] ging en waarom hij geen enkelband wilde.
Onlangs is er een zitting geweest omdat de PIJ-maatregel voor [verdachte] bijna is afgelopen. De reclassering heeft de enkelband geadviseerd. [verdachte] had mij vervolgens gevraagd om met zijn reclasseringsmedewerker te praten en haar het verzoek te doen om het elektronische toezicht in te trekken. Ik heb dit ook gedaan maar de reclassering is dit niet van plan. Dit heb ik donderdag 21 juli 2022 ook aan [verdachte] teruggekoppeld binnen ons gesprek. Ik heb [verdachte] gevraagd wat hij daarvan vond.
Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij naar buiten moest omdat hij anders perspectief zou verliezen. Hij zei dat “die vrouw hiermee moest stoppen anders moest hij haar gaan schieten”. Bij navraag wie hij met “die vrouw” bedoelt, zei hij: “ [reclasseringsmedewerker] , die van de reclassering”. [reclasseringsmedewerker] is de reclasseringsmedewerker van [verdachte] .
Ik vroeg wat hij bedoelde met het schieten. Ik hoorde hem zeggen dat hij haar neer moest schieten want wat ze doet dat kon echt niet. Dat hij geen perspectief meer had als hij vast kwam te zitten, dat hij dan binnen zou zitten en zij buiten vrij rond kon lopen en dat ze daarom “dood ofzo” moest want dit kon echt niet. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat als er echt geen perspectief meer is, hij iedereen ging neerschieten die zijn traject in de weg gezeten heeft.
Ik heb [verdachte] toen nogmaals gevraagd of hij dit zou doen alleen om die enkelband. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat dat klopte.
Ik hoorde [verdachte] nogmaals zeggen dat hij geen enkelband wilde. En dat als hij al zijn perspectief kwijt zou raken, hij haar zou schieten of neerschieten.
Een medewerker van [instelling] (de mentor van verdachte) heeft als getuige onder meer het volgende verklaard:
21 juli 2022 hadden de behandelcoördinator en ik een gesprek met [verdachte] . Dit gesprek ging goed totdat het over de reclassering ging en de enkelband die zij voor hem hebben geadviseerd.
Er is een tijdje gesproken over de enkelband en ook uitleg gegeven, maar [verdachte] gaf aan dat hij dan niets meer te verliezen had en hij haar dood zou schieten.
Met haar bedoelde hij zijn reclasseringsambtenaar. De naam van de reclasseringsmedewerker is meerdere keren door ons genoemd en [verdachte] reageerde dat hij haar echt dood zou schieten als ze bij haar besluit tot een enkelband bleef.
Wij hebben hem ook nog gevraagd naar de consequenties wanneer hij dit zou doen en of dit wel zo’n goed idee was. Volgens [verdachte] was dit wat hij moest doen.
[verdachte] heeft tijdens dat gesprek op 21 juli 2022 ook gezegd dat hij iedereen die hem tegenwerkt dood gaat maken.
Mevrouw [aangeefster] , manager bij de Reclassering Nederland, heeft namens de aangever, een medewerker van de Reclassering Naderland, onder meer het volgende verklaard:
Ik doe vanuit de reclassering aangifte namens een reclasseringsmedewerker daar zij zich zeer bedreigd voelt door de bedreigingen welke jegens haar zijn gedaan. Deze reclasseringsmedewerker is bedreigd door [verdachte] , geboren [1992] .
De reclasseringsmedewerker heeft afgelopen maandag 25 juli 2022 een mail van de behandelcoördinator van [verdachte] ontvangen. De reclasseringsmedewerker las in deze mail dat ze met [verdachte] had gesproken en dat hij ernstige bedreigingen jegens zijn reclasseringsmedewerker had geuit. De reclassering heeft hierop contact gehad met de behandelaar. De behandelcoördinator vertelde dat zij een gesprek van een uur had gehad met [verdachte] . [verdachte] wilde niet aan de enkelband en zijn reclasseringsmedewerker zou daardoor zijn leven kapot maken. Omdat zijn leven dan kapot was zou hij het leven van de reclasseringsmedewerker kapot maken, hij zou haar doodschieten.
Zijn reclasseringsmedewerker ziet hem ertoe in staat om zijn bedreiging waar te maken. Hij heeft PIJ voor een vuurwapenincident en zij neemt dit zeer serieus.
4.3.2.Bewijsoverwegingen
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde bedreiging heeft gepleegd, zoals onder rubriek 5 zal worden weergegeven.
Ten aanzien van het opzet
In tegenstelling tot de raadsman en met de officier van justitie acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de ten laste gelegde bedreiging. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft zijn dreigement jegens reclasseringsmedewerker [reclasseringsmedewerker] geuit buiten haar aanwezigheid. De rechtbank stelt echter vast dat er een aanmerkelijke kans bestond dat dit dreigement aan [reclasseringsmedewerker] zou worden medegedeeld. Het dreigement is immers geuit in een gesprek met zijn behandelcoördinator en zijn mentor over het voorwaardelijke PIJ-traject van verdachte, een traject waarbinnen [reclasseringsmedewerker] als reclasseringsmedewerker een sleutelfiguur is en de behandelcoördinator en mentor nauw met haar in contact staan.
Verder blijkt uit het handelen van verdachte dat hij deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Hij heeft zijn dreigement immers gekoppeld aan het advies van [reclasseringsmedewerker] dat aan hem in het voorwaardelijke PIJ-traject een enkelband moet worden opgelegd. Verdachte wist dat zijn behandelcoördinator en mentor in nauw contact stonden met [reclasseringsmedewerker] over zijn voorwaardelijke PIJ-traject. Zo heeft hij immers zijn eerdere verzoek aan [reclasseringsmedewerker] om haar enkelband-advies in te trekken via de behandelcoördinator laten lopen. Verder is verdachte door zijn gesprekspartners herhaaldelijk op de ernst van zijn dreigementen gewezen, en moet hij aan hun reactie hebben gemerkt dat zij deze dreigementen serieus opvatten. Verdachte heeft er immers voor gekozen zijn dreigementen meerdere keren te herhalen, ook nadat hij gewezen was op de mogelijke consequenties.
Uit deze uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte concludeert de rechtbank dat verdachte zich in ieder geval bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat zijn dreigement [reclasseringsmedewerker] daadwerkelijk zou bereiken en angst zou aanjagen, en dat hij deze kans bewust heeft aanvaard. Zijn opzet op deze bedreiging is daarmee bewezen.