Uitspraak
RECHTBANK
1.De procedure
- mw. mr. van Baasbank, voornoemd;
- mw. [A] en dhr. [B] , beiden namens het Rijksvastgoedbedrijf.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft het Rijksvastgoedbedrijf op 10 februari 2022 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland met het verzoek om een vereffenaar aan te wijzen in de nalatenschap van een overleden erflaatster. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 september 2022, waarbij de advocaat van het Rijksvastgoedbedrijf en twee vertegenwoordigers aanwezig waren. De rechtbank heeft de beschikking op 24 oktober 2022 bepaald.
Het Rijksvastgoedbedrijf stelde dat de nalatenschap niet onder voorrecht van boedelbeschrijving was aanvaard en niet werd beheerd door een executeur. De enige erfgenaam, benoemd bij testament, had de nalatenschap verworpen. Het Centraal Bureau voor Genealogie had onderzoek gedaan naar erfgenamen, maar ook een aantal van hen had de nalatenschap verworpen. Het Rijksvastgoedbedrijf verzocht de rechtbank om op grond van artikel 4:204 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) een vereffenaar aan te wijzen.
De rechtbank oordeelde echter dat het Rijksvastgoedbedrijf geen belanghebbende was in deze procedure. De rechtbank stelde vast dat het enkele feit dat het overgebleven saldo van de nalatenschap na 20 jaar aan de Staat vervalt, niet voldoende was om het Rijksvastgoedbedrijf als belanghebbende aan te merken. Bovendien waren er erfgenamen die de nalatenschap nog konden aanvaarden. De rechtbank concludeerde dat het Rijksvastgoedbedrijf niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoek, en dit werd op 24 oktober 2022 openbaar uitgesproken door rechter M.J. Smit.