ECLI:NL:RBMNE:2022:4447

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
16-020657-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en poging tot vrijheidsberoving, maar veroordeling voor mishandeling met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 november 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag, poging tot vrijheidsberoving en mishandeling van zijn ex-echtgenote. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en de poging tot vrijheidsberoving, omdat de gedragingen van de verdachte op zichzelf geen aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel opleverden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie van de verdachte om de aangeefster van haar vrijheid te beroven.

Echter, de rechtbank achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had zijn ex-echtgenote met een peilbaken opgezocht en met een bivakmuts opgewacht. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 60 dagen, waarvan 38 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en de planmatigheid van het handelen van de verdachte. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de aangeefster en haar familie, en een locatieverbod voor de woning van de aangeefster en haar ouders. De rechtbank kende de aangeefster een schadevergoeding van € 500,00 toe, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-020657-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en haar raadsman mr. M.J. Hoogendoorn, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op 23 januari 2022 in Huizen geprobeerd heeft [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel (subsidiair) geprobeerd heeft die [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (meer subsidiair) die [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 2 op 23 januari 2022 in Huizen geprobeerd heeft [slachtoffer] opzettelijk van haar vrijheid te beroven en beroofd te houden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak van de poging om [slachtoffer] van het leven te beroven (feit 1 primair) en acht bewijsbaar dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (feit 1 subsidiair). Het is volgens de officier van justitie een algemene ervaringsregel dat hard slaan in het gezicht een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert. Verdachte heeft die aanmerkelijke kans bewust aanvaard wat volgens de officier van justitie blijkt uit het feit dat verdachte meermalen hard tegen [slachtoffer] hoofd heeft geslagen, terwijl haar hoofd op een harde ondergrond rustte.
De officier van justitie vordert voorts vrijspraak van de poging om [slachtoffer] wederrechtelijk van haar vrijheid te beroven en beroofd te houden (feit 2), omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte die bedoeling had.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van de poging om [slachtoffer] van het leven te beroven (feit 1 primair) en de poging om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (feit 1 subsidiair). Uit het dossier kan hoogstens worden afgeleid dat verdachte op [slachtoffer] is gaan zitten en haar heeft geslagen. Het is echter niet duidelijk hoe hard, hoe vaak en waar op het lichaam is geslagen. Voor zover de rechtbank bewezen acht dat verdachte [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt, dan geldt ook ten aanzien van die handeling dat de kracht, duur en intensiteit niet is gebleken. Door het ontbreken van die informatie over de door verdachte verrichte handelingen kan niet bewezen worden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] dodelijk of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Wel kan bewezen worden dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld (feit 1 meer subsidiair).
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
Niet bewezen is dat verdachte de onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank licht dat toe.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van feit 1 primair en subsidiair bewezen moet worden dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd om dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarvan is sprake als verdachte willens en wetens heeft gehandeld of als hij de aanmerkelijke kans op dodelijk dan wel zwaar lichamelijk letsel, bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun aard zodanig zijn gericht op het intreden van een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat daaruit volgt dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Uit de inhoud van de hieronder weergegeven bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op het lichaam van [slachtoffer] heeft gezeten, haar meermalen heeft geslagen op haar hoofd en haar bij de keel heeft vastgepakt. Die gedragingen leveren op zichzelf echter (nog) geen aanmerkelijke kans op het intreden van de dood of zwaar lichamelijk letsel op. Voor een dergelijke vaststelling is het van belang om meer te weten over de duur, kracht en intensiteit van die gedragingen. Niet iedere klap levert immers (zwaar) letsel op. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de gedragingen van zodanige duur waren en met zodanige kracht en intensiteit hebben plaatsgevonden dat daardoor sprake was van een aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] of het intreden van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder betrokken dat blijkens de letselverklaring bij [slachtoffer] geen letsel is geconstateerd dat daarmee overeenstemt.
De rechtbank is er verder niet van overtuigd geraakt dat verdachte heeft geprobeerd om een plastic tas over het hoofd van [slachtoffer] te doen, zodat ook die gedraging niet kan bijdragen aan de conclusie dat sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op dodelijk of zwaar lichamelijk letsel. [slachtoffer] heeft daarover weliswaar verklaard, maar haar verklaring vindt op dit punt geen steun in de verklaringen van de getuigen die het incident hebben gezien en op/in de tas is geen DNA van [slachtoffer] aangetroffen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is, net als de officier van justitie, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer] van haar vrijheid heeft willen beroven. De rechtbank is er op basis van het dossier niet van overtuigd dat verdachte de bedoeling heeft gehad om [slachtoffer] van haar vrijheid te beroven. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring feit 1 meer subsidiair
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 oktober 2022;
  • de aangifte van [slachtoffer] van 23 januari 2022;
- de verklaring van getuige [getuige 1] van 25 januari 2022; [3]
- de verklaring van getuige [getuige 2] van 24 januari 2022; [4]
- de verklaring van [getuige 3] , zoon van getuige [getuige 4] , van 24 januari 2022. [5]
Nadere bewijsoverweging
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen ook af dat verdachte [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en haar keel heeft dichtgedrukt. De rechtbank wijst in dat verband in het bijzonder op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . Zij hebben verklaard dat zij hebben gezien dat verdachte [slachtoffer] bij haar keel heeft vastgepakt. Hun verklaringen ondersteunen de aangifte van [slachtoffer] en de rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van hun waarnemingen te twijfelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1 meer subsidiair
op 23 januari 2022 te Huizen [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen,
- op/tegen het hoofd te stompen/slaan en;
- bij de keel vast te pakken en de keel dicht te knijpen/drukken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1 meer subsidiair
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen gevorderd:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij de Waag of een soortgelijke zorgverlener;
- aan verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte op te leggen in de vorm van een locatieverbod en een contactverbod voor de duur van 3 jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel, de te stellen bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die het voorarrest overstijgt, gelet op de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doormaakt, de recent gerealiseerde omgang met zijn kinderen en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De verdediging heeft voorgesteld een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan te verbinden de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden en maximaal een proeftijd van 2 jaren, aangezien volgens de reclasseringswerker van verdachte binnen die periode veel van de behandelingsdoelen van verdachte bereikt kunnen worden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-partner. Hij heeft het slachtoffer met behulp van een peilbaken opgezocht en met een bivakmuts op opgewacht. Toen verdachte het slachtoffer zag, is hij op haar afgerend en heeft haar naar de grond gewerkt, bij de keel gepakt en tegen het hoofd geslagen. Verdachte is daarna weggerend, teruggekeerd en heeft het slachtoffer nogmaals mishandeld voordat hij definitief op de vlucht sloeg.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij planmatig te werk is gegaan. Hij is op slinkse wijze achter de locatie van aangeefster gekomen, waarna hij haar heeft opgewacht, heeft overrompeld en toen op heftige wijze heeft mishandeld. Dit moet voor het slachtoffer een zeer beangstigende situatie zijn geweest. De mishandeling heeft bovendien op straat plaatsgevonden waardoor verdachte tevens heeft gezorgd voor een verstoring van de openbare orde en onveiligheidsgevoelens bij de aanwezige (deels minderjarige) getuigen. Uit de verklaringen blijkt dat meerdere getuigen hebben gevreesd voor hun eigen veiligheid door de manier waarop verdachte zich gedroeg. Ook dat rekent de rechtbank verdachte aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 28 september 2022. Daaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor een soortgelijk feit. De eerdere veroordeling in 2007 voor huiselijk geweld is dermate gedateerd dat de rechtbank het strafblad niet in strafverzwarende of strafverminderende zin zal betrekken bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een reclasseringsadvies van de reclassering Nederland van 7 juli 2022, opgemaakt door T. van den Berg, reclasseringswerker. In het advies wordt uitgegaan van een gemiddeld recidiverisico, waarbij wordt vermeld dat het recidiverisico verlaagd lijkt door de beschermende werking van het contactverbod en de betrokkenheid van hulpverlening. Volgens de reclassering kunnen opnieuw conflicten met de ex-partner ontstaan als de regels en ondersteuning wegvallen voordat een langdurige gedragsverandering heeft plaatsgevonden. De reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener. Daarnaast heeft de reclassering verzocht om een contactverbod met [slachtoffer] als vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Verder heeft de reclassering geadviseerd de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
H. van Lunen, reclasseringswerker, heeft in het voortgangsverslag van 25 oktober 2022 en tijdens het onderzoek ter terechtzitting toegelicht dat verdachte goed heeft meegewerkt met de reclasseringsbegeleiding, de behandeling bij De Waag en met Samen Veilig. Inmiddels is ook een omgangsregeling tot stand gekomen tussen verdachte en het slachtoffer met betrekking tot hun gezamenlijke kinderen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de positieve ontwikkelingen bij verdachte doorkruisen en leiden tot disproportionele schade voor verdachte en zijn kinderen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het psychologisch rapport van 18 mei 2022, opgemaakt door A.G. van der Weijden, GZ-psycholoog. De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid. Daarnaast is er sprake van antisociaal gedrag en partner-relatieproblematiek. De psycholoog heeft geadviseerd om de ten laste gelegde feiten in (enigszins) verminderde mate toe te rekenen indien wordt uitgegaan van de verklaring van verdachte dat hij werd overspoeld door emotie en daardoor is geëscaleerd in gewelddadig gedrag. De psycholoog heeft echter geen uitspraak kunnen doen over de toerekenbaarheid in het geval dat wordt uitgegaan van een voorbereiding van het delict.
Uit de hiervoor beschreven ernst van het feit blijkt dat de rechtbank uitgaat van planmatig handelen van verdachte. Dit betekent dat de rechtbank niet kan uitgaan van de conclusie van de psycholoog dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Omdat de rechtbank ook overigens geen aanknopingspunten heeft voor het oordeel dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend, gaat de rechtbank ervan uit dat de mishandeling volledig aan verdachte kan worden toegerekend .
8.3.3
De LOVS-oriëntatiepunten
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank tot slot gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het LOVS geeft voor volwassenen als oriëntatiepunt voor een
mishandeling, lichamelijk letsel ten gevolge hebbendeen geldboete van € 750,-. Daarbij staat vermeld dat in het geval van huiselijk geweld in beginsel geen geldboete wordt opgelegd.
8.3.4
Conclusie
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 38 dagen voorwaardelijk, passend en geboden is. Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank ziet met name in de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd reden om fors zwaarder te straffen dan waarvan wordt uitgegaan in het oriëntatiepunt. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank uitgaat van een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie.
Proeftijd en bijzondere voorwaarden
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden van een meldplicht en ambulante behandeling bij de Waag of een soortgelijke zorgverlener. De rechtbank zal daaraan verder, in afwijking van wat de verdediging heeft verzocht, een proeftijd van drie jaren verbinden. De rechtbank acht het van belang dat de proeftijd lang genoeg is om verdachte te kunnen (blijven) begeleiden en behandelen om zo recidive te voorkomen. De mededeling van Van Lunen ter terechtzitting dat in twee jaar “een heel eind” gekomen kan worden met de behandeling van verdachte, is onvoldoende concreet en specifiek om de proeftijd voorshands in duur te beperken. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient bovendien als herinnering en waarschuwing voor verdachte om niet opnieuw te vervallen in strafbaar gedrag. De rechtbank maakt zich immers wel zorgen over de wijze waarop verdachte zijn ex-partner te lijf is gegaan en hoe planmatig hij dat heeft gedaan. Nu de geschillen over de (de voogdij van) kinderen nog niet opgelost lijken te zijn, wil de rechtbank dus een duidelijk signaal aan verdachte afgeven.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht daarop dadelijk uitvoerbaar verklaren. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van [slachtoffer] . Gelet op de ernst van dit feit, het langlopende conflict met zijn ex-partner en de persoon van verdachte zoals hiervoor is omschreven, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder de bijzondere voorwaarden opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte opleggen, in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer] , haar ouders en haar zus alsmede een locatieverbod voor de woning van [slachtoffer] , de woning van haar ouders en de scholen van verdachtes kinderen. Uit het dossier volgt duidelijk dat verdachte ook de genoemde familieleden van aangeefster heeft lastig gevallen. De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 3 jaren, zodat de duur daarvan gelijk is aan de opgelegde proeftijd. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor de duur van 7 dagen worden opgelegd, met een maximum van 6 maanden. De rechtbank zal verder bepalen dat in overleg met en schriftelijke toestemming (of per e-mail) van de reclassering kan worden afgeweken van het contact- en locatieverbod. Die toestemming hoeft niet per ontmoeting te worden gegeven, maar kan ook bijvoorbeeld worden gegeven voor vaste momenten (bijvoorbeeld het ophalen van de kinderen op school iedere maandag). Daarmee beoogt de rechtbank te voorkomen dat de locatie- en contactverboden in de weg staan aan (het herstel van) de omgang tussen verdachte, zijn ex-partner en hun gezamenlijke kinderen.
Dadelijke uitvoerbaarheid vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank is bovendien van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens bovenstaande personen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de teruggave te gelasten van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 795,- (met goednummer G2939198).
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 795,-.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal aan verdachte de teruggave gelasten van het geldbedrag. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat het geldbedrag feitelijk niet aan verdachte zal worden teruggeven, aangezien daarop tevens conservatoir beslag rust.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.200,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geadviseerd om de vordering integraal toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De officier van justitie heeft verder gevorderd om gijzeling te bepalen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, aangezien de vordering onvoldoende is onderbouwd. Zo is niet benoemd op welke wettelijke grondslag de vordering berust. De verdediging heeft subsidiair gesteld dat een schadevergoeding van € 200,- toewijsbaar is en heeft daarbij verwezen naar uitspraken in andere strafzaken.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de advocaat van de benadeelde partij ter terechtzitting voldoende duidelijk heeft gemaakt dat de vordering berust op de wettelijke grondslag van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, als bedoeld in artikel 106, aanhef en onder b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW).Er is echter niet gebleken dat sprake is van een dergelijke aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. De benadeelde partij heeft slechts gesteld dat het bewezen verklaarde feit impact op haar heeft gehad en dat zij op haar hoede is op straat. Zij heeft geen objectieve gegevens overgelegd waaruit blijkt dat zij door het bewezen verklaarde feit geestelijk letsel heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de door de benadeelde partij verstrekte informatie bovendien onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat sprake is van aantasting in de persoon op grond van de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde. De door de benadeelde partij beschreven gevolgen staan bovendien in de weg aan het oordeel dat sprake is van een situatie waarin een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om de grondslag van de vordering aan te vullen. De rechtbank gaat bij de verdere beoordeling van de vordering ervan uit dat de immateriële schade (tevens) wordt gevorderd op de grondslag van bij de benadeelde ontstaan letsel.
Het bestaan van dergelijk letsel is in voldoende mate gebleken uit de in het strafdossier gevoegde letselverklaring. Verder is het de rechtbank gebleken dat het letsel is ontstaan als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Daarmee staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade naar redelijkheid en billijkheid op € 500,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en/of maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
-
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 38 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen twee dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 , 3524 SJ te Utrecht zal melden en zich daarna zal blijven op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke zorginstelling en medewerking zal verlenen aan het verkrijgen van diagnostiek, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
38v-maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 (drie) jaren (38v) enbeveelt dat verdachte:
 zich niet ophoudt in binnen een straal van 200 meter van de adressen:
- [adres] te [woonplaats] ;
- [adres] te [woonplaats] ;
- [adres] te [woonplaats] ;
- [school] , [adres] , [vestigingsplaats] ,
tenzij hij zich daar ophoudt in overleg met en na schriftelijke toestemming van de reclassering;
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer ( [slachtoffer] , geboren op [1987] ), de zus van het slachtoffer (mevrouw [A] , geboren op [1991] ) en de ouders van het slachtoffer (de heer [B] en zijn echtgenote, wonende aan de [adres] in [woonplaats] ), tenzij dat contact plaatsvindt in overleg met en na schriftelijke toestemming van de reclassering;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaar is;
- beveelt dat voor ieder geval dat niet aan de maatregel wordt voldaan, de maatregel wordt vervangen door 7 dagen hechtenis, met een maximum van 6 maanden;
Voorlopige hechtenis
- heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het geldbedrag van € 795,- (goednummer: G2939198);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.D. Groen, voorzitter, en mrs. P.M. Leijten en L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te Huizen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [slachtoffer] (in zijn, verdachtes, auto) heeft opgewacht en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Stap in, stap in”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (hierbij) aan de armen, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- (vervolgens) achter voornoemde [slachtoffer] heeft aangerend en/of haar daarbij de woorden heeft toegevoegd: “Vieze vuile hoer aan wie heb jij je kut gegeven”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- (vervolgens) op de rug, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gezeten en/of
- (vervolgens) een (plastic) tas/zak, althans een voorwerp, om het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- (daarbij) voornoemde [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "We gaan samen dood of samen verder. Als jullie gisteren de deur hadden geopend dan waren jullie er geweest. Ik had dat ding helemaal volgeladen" en/of
- (vervolgens) aan de haren van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, de keel en/of hals van voornoemde [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te Huizen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [slachtoffer] (in zijn, verdachtes, auto) heeft opgewacht en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Stap in, stap in”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (hierbij) aan de armen, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- (vervolgens) achter voornoemde [slachtoffer] heeft aangerend en/of haar daarbij de woorden heeft toegevoegd: “Vieze vuile hoer aan wie heb jij je kut gegeven”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- (vervolgens) op de rug, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gezeten en/of
- (vervolgens) een (plastic) tas/zak, althans een voorwerp, om het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- (daarbij) voornoemde [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "We gaan samen dood of samen verder. Als jullie gisteren de deur hadden geopend dan waren jullie er geweest. Ik had dat ding helemaal volgeladen" en/of
- (vervolgens) aan de haren van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, de keel en/of hals van voornoemde [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen of omstreeks 23 januari 2022 te Huizen, althans in Nederland, [slachtoffer] (telkens) heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of
- aan haar haren te trekken en/of
- (bij) de keel en/of hals vast te pakken en/of dicht te knijpen/drukken en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt te houden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 23 januari 2022 te Huizen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- voornoemde [slachtoffer] (in zijn, verdachtes, auto) heeft opgewacht en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Stap in, stap in”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (hierbij) aan de armen, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- (vervolgens) achter voornoemde [slachtoffer] heeft aangerend en/of haar daarbij de woorden heeft toegevoegd: “Vieze vuile hoer aan wie heb jij je kut gegeven”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- (vervolgens) op de rug, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gezeten en/of
- (vervolgens) een (plastic) tas/zak, althans een voorwerp, om het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- (vervolgens) aan de haren van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 maart 2022 met documentcode MD1R022007, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 86. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 3 en 4.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 14.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 16.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 20.