ECLI:NL:RBMNE:2022:4445

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/1688
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in verzoek om kwijtschelding van belastingaanslag

Op 25 oktober 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Eiseres had een verzoek om kwijtschelding van een belastingaanslag ingediend, maar dit verzoek werd door de invorderingsambtenaar afgewezen. Eiseres ging in beroep tegen deze afwijzing, maar de rechtbank verklaarde zich onbevoegd om de zaak te behandelen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, waarin staat dat tegen bepaalde besluiten, zoals die genomen op grond van de Invorderingswet 1990, geen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. De rechtbank benadrukte dat eiseres in dit geval alleen een vordering bij de burgerlijke rechter kan instellen als zij meent dat de afwijzing van haar verzoek om kwijtschelding onterecht was. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegekend aan eiseres en heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de mondelinge uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1688
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: J. Wolthers),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(verweerder)
(gemachtigde: mr B. Boersma).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen de uitspraak van verweerder van 29 maart 2022 op 25 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De (bestuursrechter van de) rechtbank verklaart zich onbevoegd.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het kwijtscheldingsverzoek van eiseres.
2. Eiseres heeft de invorderingsambtenaar gevraagd om kwijtschelding van de aan haar opgelegde aanslag met aanslagnummer [aanslagnummer] . De invorderingsambtenaar heeft het verzoek om kwijtschelding afgewezen. In de bestreden uitspraak van 29 maart 2022 is verweerder bij de afwijzing van dat verzoek gebleven.
3. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de rechtbank

4. Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. In de Awb staat ook dat tegen een aantal besluiten geen beroep kan worden ingesteld. Het gaat dan om besluiten die in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (de Bevoegdheidsregeling) worden genoemd. In deze Bevoegdheidsregeling staat dat geen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten die zijn genomen op grond van de Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 of 62a. Met andere woorden: er kan alleen tegen beslissingen op grond van artikelen 30, 49 of 62a van de Invorderingswet 1990 beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
5. De bestreden uitspraak van 29 maart 2022 waar eiseres het niet mee eens is, is genomen op grond van op grond van artikel 26, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, en de artikelen 7, eerste lid en 25 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Dat is in overeenstemming met artikel 255, tweede lid, van de Gemeentewet. In dat artikel van de Gemeentewet staat namelijk dat de regels die gelden voor artikel 26 Invorderingswet 1990 ook op het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van toepassing zijn. Die regels zijn in een ministeriële regeling opgesteld door onze Minister van Financiën. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 26 april 2012. [1]
6. Kort samengevat komt dit erop neer dat tegen de bestreden uitspraak van verweerder geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld. Eiseres kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter instellen op de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde wijze indien zij vindt dat verweerder haar verzoek om kwijtschelding ten onrechte heeft afgewezen.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank is onbevoegd. Zij mag de zaak dus niet behandelen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als u het niet eens bent met dit proces-verbaal kunt u binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.