ECLI:NL:RBMNE:2022:4430

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/1918
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding

Op 25 oktober 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 6 april 2022, waarin zijn bezwaar tegen een eerder besluit van 16 februari 2022 niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van bezwaar liep af op 30 maart 2022, maar eiser diende zijn bezwaar pas op 1 april 2022 in. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser twee dagen te laat was en dat er geen verschoonbare redenen waren voor deze termijnoverschrijding. Eiser had aangevoerd dat hij druk bezig was met het begrijpen van de berekening van een terug te betalen bedrag van € 3.654,-, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet buiten eiser zelf lagen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiser moest vergoeden, omdat het Uwv niet had gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1918

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

25 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het Uwv van
6 april 2022 op 25 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser deelgenomen. Het Uwv heeft zich afgemeld voor de zitting.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 6 april 2022 heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit van 16 februari 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar na het verstrijken van de bezwaartermijn was ingediend. [1] Eiser heeft namelijk op 1 april 2022 bezwaar gemaakt, terwijl de termijn voor het maken van bezwaar op 30 maart 2022 afliep. Het Uwv heeft deze datum vermeld in het primaire besluit van 16 februari 2022. En ook staat daarbij vermeld dat als er contact wordt opgenomen, de uiterlijke datum om bezwaar te maken staan blijft.
2. Eiser heeft beroep ingesteld en het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de rechtbank

3. Tussen partijen is niet in geschil en de rechtbank stelt ook vast dat eiser twee dagen te laat bezwaar heeft gemaakt. Deze zaak gaat alleen over de vraag of eiser verschoonbare redenen heeft waarom hij het te laat bezwaar heeft gemaakt. [2] Volgens het Uwv is er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank stelt vast dat het Uwv niet aan eiser heeft gevraagd waarom hij te laat bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv aan eiser had moeten vragen waarom zijn bezwaar te laat was.
4. Op de zitting heeft eiser alsnog toegelicht waarom hij te laat bezwaar heeft gemaakt. In het besluit van 16 februari 2022 is aan eiser meegedeeld dat zijn Wajong-uitkering definitief is berekend en dat hij een bedrag van € 3.654,- aan het Uwv moet terugbetalen. Eiser was de datum uit het oog verloren omdat hij druk bezig was om te begrijpen hoe het terug te betalen bedrag is berekend. Hij heeft hierover ook vaak telefonisch contact gehad met het Uwv. Eiser vindt dat de medewerkers van het Uwv tijdens die telefonische contacten hem wel op de bezwaartermijn hadden mogen wijzen.
5. De rechtbank is van oordeel dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De reden die eiser aanvoert, namelijk dat hij druk bezig was om de dingen goed uit te zoeken en daardoor de termijn uit het oog is verloren, is geen omstandigheid die buiten eiser zelf ligt. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiser, is in het primaire besluit duidelijk opgenomen tot wanneer hij bezwaar kon maken. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de rechtbank niet aan een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar toekomt. Het Uwv moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden omdat het Uwv niet aan eiser heeft gevraagd waarom hij te laat bezwaar heeft gemaakt. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
7. Eiser is gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2022 door
mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikelen 6:67 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:11 van de Awb.