ECLI:NL:RBMNE:2022:4424

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
16/106226-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot woninginbraak met overschrijding van de redelijke termijn

Op 8 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, die beschuldigd werd van poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 april 2018, samen met anderen, heeft geprobeerd in te breken in een woning in [woonplaats]. De verdachte werd op heterdaad betrapt door de politie, die vier donker geklede personen opmerkte die bij de woning in de buurt liepen. Toen de politie hen aanriep, renden de verdachten weg, waarbij een breekijzer werd achtergelaten. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij onder andere de aangetroffen voorwerpen zoals een schroevendraaier en handschoenen in de nabijheid van de verdachte zijn meegenomen in de overwegingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot inbraak, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 120 uren op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en het tijdsverloop sinds het delict. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij sommige aan het verkeer werden onttrokken en de teruggave van de auto aan de verdachte werd gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/106226-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen mr. K.C. van Hoogmoed, advocaat te Haarlem, namens verdachte, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 1 april 2018 in [woonplaats] , samen met een of meer anderen, heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld wanneer het tenlastegelegde zou hebben plaatsgevonden. Voorts kan niet worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij het tenlastegelegde. Zo zijn er bij verdachte geen inbrekerswerktuigen aangetroffen. Ten aanzien van de voorwerpen die zijn aangetroffen in de auto van verdachte kan niet worden vastgesteld dat die betrokken zijn geweest bij het tenlastegelegde. Ook kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]hebben in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 1 april 2018 omstreeks 03:19 uur hebben wij ons dienstvoertuig op de Kolonel van Brienenstraat geparkeerd en zijn verder gegaan te voet richting de [straat] . Ter hoogte van de kruising met de G. Schipperstraat zag ik 4 personen mijn richting oplopen. Ik zag dat alle 4 de personen donker gekleed waren. Op dat moment zag ik dat de 4 personen mij opmerkten. Ik zag dat omdat zij plots stopten met lopen en mijn kant op keken. Ik riep luidkeels: Politie, staan blijven. Vanaf het moment dat ik vanaf de Kolonel van Brienenstraat, de [straat] in was gelopen, tot aan het moment dat ik deze 4 personen aantrof, ben ik geen andere personen op straat tegen gekomen. Ik zag dat alle 4 de personen begonnen te rennen. Ik hoorde daarbij dat er een voorwerp op de grond, op de stenen van het trottoir viel. Ik herkende dit geluid als een ijzer voorwerp dat op de grond viel. Dit gebeurde nabij de geparkeerde voertuigen waarbij zij liepen.
Ik zag dat drie personen richting de nabijgelegen bosschage renden, en dat een (1) persoon richting het grasveld, achter het naastgelegen Kindcentrum rende. Ik ben achter de laatst genoemde verdachte aangerend, later genoemd als verdachte [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] over de rijbaan op de Meerstraat, richting de rotonde [1] rende. Ik zag dat hij linksaf, de Van der Duyn van Maasdamlaan in rende. Hierop kon ik dichtbij [verdachte] komen en hem vast pakken.. Ik hoorde [verdachte] zeggen: oke oke ik geef mij over.
Op 1 april 2018, om 03:35 uur, heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , [verdachte] geboren [1993] te [geboorteplaats] , aangehouden.
Bij het eerder genoemde Kindcentrum de Meerpaal, ben ik de bosschages in gelopen nabij het kindcentrum. Ik zag dat nabij de gevel van het gebouw, een persoon gehurkt in de bosschages zat. Ik heb deze persoon aangeroepen met: Politie, handen omhoog en mijn kant oplopen. Ik zag op de plek waar deze persoon zat, direct naast hem, een schroevendraaier en twee handschoenen op de grond lagen. Ik zag dat deze handschoenen binnenstebuiten op de grond lagen. Wij, verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zagen dat deze persoon voldeed aan dit bevel en onze richting op kwam lopen. Hierop hebben wij hem vast gepakt en aangehouden. Aan het politie bureau te Hilversum, gaf deze persoon te zijn: [medeverdachte 3] geboren [1994] te [geboorteplaats] .
Op de plek, waar ik de 4 personen eerder aantrof, zag ik dat onder een (1) van de geparkeerde auto’s een geel voorwerp op de grond lag. Ik zag dat dit een breekijzer betrof. Dit is op dezelfde plek waar ik dus eerder het geluid van een ijzeren voorwerp hoorde.
Gezien het gedrag van de verdachten in combinatie met de aangetroffen voorwerpen ben ik, verbalisant [verbalisant 2] , vanaf het punt waar ik de verdachten zag lopen, verder de [straat] ingelopen richting de hogere nummers. Ik zag dat bij perceel [nummer] , aan de voorzijde van de woning een raam open stond. Ik zag dat er op dit raam en het raamkozijn, meerdere wriksporen zaten. [2]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal aanhouding onder meer het volgende gerelateerd:
Verdachte
Achternaam: [medeverdachte 1]
Voornamen: [voornaam]
Geboren: [1992]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Op 1 april 2018 omstreeks 03.37 uur zag ik verbalisant [verbalisant 2] op de [straat] rennen. Op het moment dat ik de bosschages voorbij rende die naast de school ter hoogte van [straat] nummer [nummer] staan hoorde ik krakende geluiden van brekende takken uit deze bosschages komen. Op het moment dat ik achter de bosschages liep zag ik onder de bosschages zwarte Nike schoenen. Ik riep de persoon aan en gaf aan dat hij was aangehouden. Op dat moment kwam de verdachte uit de bosschages omhoog. Ik heb de verdachte tegen de school gezet en daar de transportboeien om gedaan. [3]
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 1 april 2018 omstreeks 03:19 uur begaf ik mij richting de [straat] te [woonplaats] . Op verzoek van de collega's ging ik met gebruikmaking van mijn diensthond [naam] op zoek naar de vierde verdachte. Ter hoogte van perceel [nummer] bevond zich een brandgang. Ik zag dat [naam] tekende op de brandgang. Vervolgens versnelde [naam] zijn pas en liep de brandgang [4] in. Vervolgens hoorde ik [naam] blaffen. Ik scheen met mijn zaklamp de brandgang in. Op hetzelfde moment hoorde ik een mannenstem zeggen: “NIET DE HOND. NIET DE HOND.” Ik zag aan het einde van de brandgang een jongeman zitten. Ik zag dat hij gekleed was in een grijze joggingbroek met zwarte jas en dat hij een zwarte pet op zijn hoofd droeg. Ik zag dat hij zijn beide handen omhoog hield. Ik riep hem op luide toon aan dat hij was aangehouden.
De verdachte bleek later te zijn genaamd
[medeverdachte 2]
geboren [1992] te [geboorteplaats] [5]
Verbalisant [verbalisant 5]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Gezien het gedrag van de verdachten in combinatie met de aangetroffen voorwerpen ben ik, verbalisant [verbalisant 2] , vanaf het punt waar ik de verdachten zag lopen, verder de [straat] ingelopen richting de hoge nummers. Ik zag dat bij perceel [nummer] , aan de voorzijde van de woning een raam open stond. Ik zag dat er op dit raam en het raamkozijn, meerdere wriksporen zaten. Middels afstandmeten.nl blijkt de afstand tussen het genoemde pand en de verdachten een afstand te betreffen van 108.71 meter. [6]
Verbalisant [verbalisant 6]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik zag dat in de bosschage tegen de SKBNM Kind centrum een verdachte op zijn buik lag. Ik zag toen een paar handschoenen bij de plek liggen waar de verdachte op zijn buik lag en was aangehouden. Ik zag dat het werkhandschoenen waren grijs van kleur. De handschoenen lagen binnenste buiten. Vervolgens zag ik een geel handvat uit de grond steken, in de buurt van de handschoenen. Ik schat dat dit ongeveer ander halve meter van de handschoenen was. Ik trok het handvat uit de grond en zag dat daar een schroevendraaier van ongeveer twintig centimeter uit de grond kwam. [7]
Verbalisant [verbalisant 7]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De verdachte die bij de schroevendraaier is aangehouden is [medeverdachte 3] , geboren [1994] te [geboorteplaats] .
Goed(eren): PL0900-2018090004-2169100, gereedschap, schroevendraaier, Nederland, SIN AALJ5644NL, bijzonderheden geel - zwart handvat en platte kop [8]
Verbalisant [verbalisant 8]heeft in een proces-verbaal sporenonderzoek onder meer het volgende gerelateerd:
Het onderzoek is verricht in een woning te [adres] [woonplaats] . In de rechter sluitnaad meerdere indruksporen veroorzaakt met een schroevendraaier met een vouwbreedte van ongeveer 12 mm. Ik heb een aantal indruksporen afgevormd. Ik zag dat in de onderste sluitnaad was gewrikt met een breekvoorwerp waarbij geelkleurige lak op het witkleurige kozijn was achtergebleven. [9]
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Spoornummer : PL0900-2018090004-130055
SIN : AALJ5636NL
Plaats veiligstellen : Vanaf rechterzijde raam
Bijzonderheden : Contra van aalj5635nl
Spoornummer : PL0900-2018090004-130056
SIN : AALJ5635NL
Plaats veiligstellen : Vanaf rechterzijde raam, indrukspoor [10]
Verbalisant [verbalisant 8]heeft in een proces-verbaal sporenonderzoek onder meer het volgende gerelateerd:
De overgedragen werktuigen bestonden uit een zwart- en geelkleurig breekijzer. Op het breekijzer zag ik op het gebogen geelkleurige deel fragmenten witkleurige lak. Deze lak was eenvoudig van het breekijzer af te vegen. [11]
Verbalisant [verbalisant 9]heeft in een proces-verbaal vergelijkend werktuigsporen onderzoek onder meer het volgende gerelateerd:
Op 3 april 2018, ontving ik, [verbalisant 9] , gecertificeerd onderzoeker werktuigsporen van de forensische opsporing van de politie eenheid Midden-Nederland van sporenbeheer van de forensische opsporing van de politie eenheid Midden-Nederland:
[1.3] , SIN AALJ5635NL, vindplaats: “van rechterzijde raam”
[1.4] , SIN AALJ5636NL, vindplaats: “van rechterzijde raam”
[A] Een schroevendraaier, merk Wiha, kleur zwart/geel, gewaarmerkt met: SIN AALJ5644NL, goednummer PL0900-2018090004-2169100. [12]
Conclusie:
Op grond van het vergelijkend werktuigsporenonderzoek concludeer ik, dat de afgevormde indruksporen en kraslijnenbeelden [1.3] en [1.4], BVH nummer 2018090004 zijn veroorzaakt met schroevendraaier [A], BVH 2018090004 [13]
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en de medeverdachten, allen ten tijde van het tenlastegelegde wonende in [woonplaats] , zich op 1 april 2018 omstreeks 03:30 uur bevinden in een woonwijk in [woonplaats] . De politie ziet de vier donker geklede verdachten lopen en ziet geen andere personen op straat. Op het moment dat ze door de politie worden aangeroepen rennen ze allemaal weg. Daarbij laten ze een breekijzer vallen. De verbalisanten constateren vervolgens dat er een raam van de woning aan de [adres] open staat en zien in het kozijn wriksporen. De plek waar de verdachten zijn gezien door de politie ligt op 108, 71 meter van de woning aan de [adres] . Ook wordt er geelkleurige lak op het witkleurige kozijn aangetroffen. Bij de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 3] worden een schroevendraaier en een paar werkhandschoenen aangetroffen. Uit forensisch onderzoek blijkt dat één van de wriksporen is veroorzaakt met de schroevendraaier die nabij medeverdachte [medeverdachte 3] is aangetroffen. Op het aangetroffen breekijzer worden op het gebogen geelkleurige deel fragmenten witte lak aangetroffen die eenvoudig van het breekijzer zijn af te vegen.
De rechtbank acht, op grond van de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde zoals hierna onder 5 omschreven.
De rechtbank zal het huisnummer van de woning waar de tenlastelegging op ziet verbeterd lezen. Uit de inhoud van de stukken in het dossier volgt dat sprake is van een kennelijke verschrijving in de tenlastelegging. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 1 april 2018 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, in of uit een woning gelegen aan de [adres] , (een) goed(eren) en/of enig geldbedrag, dat toebehoorde [benadeelde] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel door middel van braak, opzettelijk met zijn mededader(s), naar die woning is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s), met een breekvoorwerp (met kracht) tussen het raam en raamkozijn van voornoemde woning heeft/hebben gewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 120 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, gelet op het tijdsverloop, een straf niet meer passend en geboden is. Daarnaast geldt dat verdachte als
first offenderdient te worden aangemerkt en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank dan ook om bij bewezenverklaring primair toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw te volstaan met een onvoorwaardelijke werkstraf. Een voorwaardelijke gevangenisstraf is, gelet op het tijdsverloop, niet passend en geboden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning, in vereniging met anderen gepleegd. Met zijn handelen heeft verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. Verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn gedrag voor anderen en de gevoelens van onveiligheid die de slachtoffers van een inbraak ervaren. Daarnaast versterkt het plegen van een woninginbraak het onveiligheidsgevoel in de directe omgeving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 15 september 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige.
Conclusie
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een inbraak in een woning uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de op te leggen straf in strafverzwarende zin mee dat het bewezenverklaarde in vereniging met anderen is gepleegd. In strafverminderende zin weegt de rechtbank mee dat het bij een poging is gebleven.
De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 20 juli 2022 is veroordeeld tot taakstraf van 100 uren waarvan 50 uren voorwaardelijk voor handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn overweegt de rechtbank dat verdachte op 1 april 2018 door de politie is verhoord. De rechtbank zal op 8 november 2022 uitspraak doen. Dit betekent dat de redelijke termijn met ruim 2 jaar en 7 maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben en zal verdachte daarom geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 120 uren passend en geboden is.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen auto, schroevendraaier, schroeven en rugzak te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de teruggave aan verdachte te gelasten van de in beslag genomen auto omdat er geen relatie is met het tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verborgen ruimte in de auto niet in gebruik was. De auto is ook niet gebruikt voor het plegen van het tenlastegelegde dan wel enig ander strafbaar feit. Het enkele feit dat er spullen in de auto zijn aangetroffen die gekwalificeerd kunnen worden als inbrekerswerktuigen is onvoldoende. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK personenauto (goednummer PL0900-2018090004-2169075). De rechtbank is van oordeel dat er geen verband is vast te stellen tussen het strafbare feit en de in beslag genomen auto. Ook is de auto niet een voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 3 STK schroevendraaier (goednummer PL0900-2018090004-G2169124);
- 4 STK schroef (goednummer PL0900-2018090004-G2169126);
- 1 STK rugzak (goednummer PL0900-2018090004-G2169127),
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met behulp van deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit begaan of voorbereid.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 45, 63 en 311van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
1 STK personenauto (goednummer PL0900-2018090004-2169075);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 3 STK schroevendraaier (goednummer PL0900-2018090004-G2169124);
  • 4 STK schroef (goednummer PL0900-2018090004-G2169126);
  • 1 STK rugzak (goednummer PL0900-2018090004-G2169127).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. H. den Haan en P.L.J. Smit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 november 2022.
Mrs. Den Haan en Nahumury zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 april 2018 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, in of uit een woning (gelegen aan de [adres] ), (een) goed(eren) en/of enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die woning is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s), althans een of meer van hen, met een breekvoorwerp (met kracht) in/tegen/tussen het raam en/of raamkozijn van voornoemde woning heeft/hebben gewrikt en/of geduwd en/of de deur van voornoemde woning heeft/hebben getracht open te breken;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Pagina 14.
2.Pagina 15.
3.Pagina 118.
4.Pagina 141.
5.Pagina 142.
6.Pagina 19.
7.Pagina 26.
8.Pagina 49.
9.Pagina 35.
10.Pagina 36.
11.Pagina 37.
12.Pagina 41.
13.Pagina 42.