ECLI:NL:RBMNE:2022:4405
Rechtbank Midden-Nederland
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek wegens onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster op 19 augustus 2021 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, geregistreerd onder zaaknummer UTR 21/3522. De voorzieningenrechter heeft op 1 oktober 2021 het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoekster geen griffierecht had betaald. Vervolgens heeft verzoekster op 4 oktober 2021 de rechtbank verzocht om deze uitspraak te herzien.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder het herzieningsverzoek op een zitting te behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat herziening van een onherroepelijke uitspraak alleen mogelijk is onder specifieke voorwaarden, zoals vastgelegd in artikel 8:119 van de Awb. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 oktober 2021, hoewel onherroepelijk, niet valt onder de bepalingen die herziening mogelijk maken.
Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat zij onbevoegd is om het herzieningsverzoek van verzoekster in behandeling te nemen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 november 2022 door mr. S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier.