ECLI:NL:RBMNE:2022:4403

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
22/1585
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens geschiktheid voor eigen werk na langdurige ziekte

In deze zaak heeft eiseres, een customer care medewerker, zich op 2 oktober 2018 ziek gemeld na een val op haar werk en een fietsongeval. Op 4 augustus 2020 heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv heeft op 28 januari 2021 beslist dat zij geen recht heeft op deze uitkering, omdat zij op 29 september 2020 geschikt was voor haar eigen werk. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 7 september 2022 heeft eiseres nieuwe medische stukken ingediend, maar deze zijn buiten beschouwing gelaten omdat ze te laat waren ingediend. De rechtbank oordeelt dat het Uwv op basis van de beschikbare rapporten van verzekeringsartsen heeft mogen concluderen dat eiseres op de relevante datum niet arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft aangevoerd dat haar klachten niet goed zijn beoordeeld en dat zij meer beperkingen heeft dan vastgesteld, maar de rechtbank vindt dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om aan de conclusies van de verzekeringsarts te twijfelen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend aan eiseres, omdat zij op de relevante datum geschikt was voor haar eigen werk. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar uitgesproken op 16 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1585

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

Eiseres heeft zich op 2 oktober 2018 ziek gemeld voor haar werk als customer care medewerker, omdat zij na een val op haar werk een rugkneuzing had opgelopen. Ook had zij op dat moment last van pijn in haar voet naar aanleiding van een fietsongeval.
Iemand die al twee jaar ziek is kan een uitkering aanvragen op grond van de Wet werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv beoordeelt of iemand in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Eiseres heeft op 4 augustus 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft op 28 januari 2021 beslist dat eiseres daar geen recht op heeft. Volgens het Uwv kan eiseres op 29 september 2020, het moment waarop zij twee jaar ziek was, haar eigen werk (customer care medewerker) doen. Zij is dus niet arbeidsongeschikt.
Met het besluit van 3 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2022
.Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. M. Booy (waarnemer van de gemachtigde van eiseres). Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Goede procesorde
1. Eiseres heeft op 5 september 2022, twee dagen voor de zitting, nieuwe stukken ingediend. Het gaat om twee rapporten van behandelaars: één rapport is van 11 november 2021 en één rapport is van 7 januari 2020. Dit is in strijd met artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Daarin staat dat een partij tot tien dagen voor de zitting nadere stukken in kan dienen. Eiseres is hier ook op gewezen in de uitnodiging.
Als een stuk niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ingediend, is het aan de rechtbank om te beslissen of de goede procesorde zich ertegen verzet dat het desbetreffende stuk bij de beoordeling van het bestreden besluit kan worden betrokken. De rechtbank vindt dat dat hier het geval is. Gelet op de data van de twee rapporten vindt de rechtbank dat deze stukken eerder ingediend hadden kunnen worden. Daar komt bij dat verweerder op de zitting heeft toegelicht dat hij het rapport van 7 januari 2020 eerst aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet voorleggen voordat hij hier adequaat op kan reageren. Vanwege de late indiening is het niet meer gelukt om dit voor de zitting te doen. Dit weegt de rechtbank ook mee bij haar oordeel dat het meenemen van de nieuwe stukken in strijd is met de goede procesorde. De conclusie is dat de rechtbank de rapporten van 11 november 2021 en 7 januari 2020 niet betrekt bij haar oordeel in deze zaak.
Beoordelingskader
2. In deze zaak gaat het over de vraag of het Uwv heeft mogen beslissen dat eiseres op 29 september 2020 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij toen geschikt was voor haar eigen werk. Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen en om twijfel te zaaien over de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts. Voor het zaaien van twijfel over de juistheid van de medische beoordeling is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid. Verder gaat het bij de beoordeling van eiseres haar arbeidsongeschiktheid om de gezondheidstoestand van eiseres op 29 september 2020. Met klachten die zijn ontstaan na deze datum hoeft de verzekeringsarts geen rekening te houden.
Bezwaarfase: reageren op nadere bevindingen
3. Eiseres voert aan dat zij in de bezwaarfase had moeten kunnen reageren op de nadere bevindingen, die zij ten onrechte pas bij de beslissing op bezwaar ontving. Nu dit niet is gebeurd, is eiseres in haar belangen geschaad.
4. Op de zitting heeft eisers toegelicht dat dit gaat over het overleg dat nog heeft plaatsgevonden tussen de primaire arbeidskundige en de primaire arts/verzekeringsarts over een behandeling voor baarmoederhalskanker die eiseres moest ondergaan. Volgens eiseres heeft zij niet meer kunnen reageren op de uitkomst van dit overleg en is dit een procedurele fout.
5. De rechtbank is het hier niet mee eens. In het rapport van de primaire arbeidsdeskundige van 27 januari 2021 staat de arbeidsdeskundige op 27 januari 2021 met eiseres heef gebeld en haar heeft verteld dat de verzekeringsarts de klachten waarvoor zij zou worden behandeld niet meeneemt in de WIA-beoordeling. De uitkomst van het gesprek tussen de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts is dus telefonisch met eiseres besproken en is vastgelegd in het rapport van de arbeidsdeskundige van 27 januari 2021. Dit rapport is een bijlage bij het besluit van 28 januari 2021. Eiseres kon dus tijdens het telefoongesprek en in de bezwaarfase op de uitkomst van het overleg reageren. Dat laatste heeft eiseres ook gedaan. Daar komt bij dat er geen rechtsregel is die bepaalt dat eiseres de mogelijkheid moet hebben om (meteen) op de uitkomst van zo’n nader overleg te kunnen reageren. De beroepsgrond slaagt niet.
Medische beoordeling
6. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is omdat zij meer beperk is en haar beperkingen zijn onderschat. De klachten waarvoor zij een behandeling heeft moeten ondergaan zijn namelijk ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken.
7. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat het gaat om de buikpijnklachten die zij had voordat de diagnose baarmoederhalskanker werd gesteld. Deze klachten waren volgens eiseres al op 29 september 2020 aanwezig. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had vanwege die klachten meer beperkingen moeten aannemen. Daar komt bij dat achteraf is gebleken dat de klachten werden veroorzaakt door de baarmoederhalskanker. Dat is al helemaal een reden voor meer beperkingen. Verder heeft eiseres naar voren gebracht dat zij nog steeds heel hevige pijn in haar lichaam heeft, dat zij bijna niets kan en is aangewezen op een rolstoel en dat de pijn nog steeds zo erg is als toen zij zich ziek meldde op 2 oktober 2018.
8. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, eiseres gezien op een fysiek spreekuur en informatie opgevraagd bij de huisarts. De informatie die hij van de huisarts heeft gekregen heeft hij betrokken bij zijn conclusies, waaronder brieven van de gynaecoloog van 2 december 2021, 14 december 2021 en 31 december 2021. In de brief van 2 december 2021 staat dat de klachten van eiseres zijn geduid als hevige menstruele bloedingen en buikpijn. De diagnose dat sprake was van baarmoederhalskanker is dus pas later gesteld. Tegen deze achtergrond is de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat op 29 september 2020 functioneel alleen sprake was van een heftige menstruatie zonder dat dit is te linken aan de bijkomende onrustige cellen, niet onbegrijpelijk. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer beperkingen had moeten aannemen als gevolg van de – op 29 september 2020 aanwezige – buikpijnklachten heeft eiseres niet nader onderbouwd.
9. De rechtbank heeft gezien dat eiseres op de zitting in een rolstoel is verschenen en dat zij veel last heeft van haar klachten, maar dat is onvoldoende om twijfel te zaaien over de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over eiseres haar beperkingen. Het is de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat hij die pijnklachten heeft betrokken in zijn conclusie. De medische informatie die in het dossier zit, biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres haar pijnklachten heeft onderschat.
10. De beroepsgronden tegen de medische beoordeling slagen niet. Dit betekent dat de rechtbank er van uit gaat dat de medische beoordeling juist is en dus dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres haar beperkingen juist heeft vastgesteld.
Arbeidskundige beoordeling
11. Tegen de arbeidskundige beoordeling die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit heeft eiseres alleen aangevoerd dat de geselecteerde functies om medische redenen niet passend zijn. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat de arbeidskundige bezwaar en beroep geen functies heeft geduid, omdat hij vindt dat eiseres geschikt is voor haar eigen werk als customer care medewerker. Verder geldt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep deze conclusie heeft gebaseerd op de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen moet er van uit worden gegaan dat deze beoordeling juist is.
Conclusie
12. Het Uwv heeft terecht geen WIA-uitkering toegekend aan eiseres. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Het beroep is ongegrond.
13. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 september 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.