4.3Het oordeel van de rechtbank
Uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende meldkamer gesprek politie blijkt onder meer het volgende.
Op 23 mei 2019 omstreeks 14.17 uur werd er telefonisch contact opgenomen met de meldkamer van de politie Midden-Nederland door: [verdachte] , geboren: [1948] te [geboorteplaats 1] , wonende [adres] te [plaatsnaam] .
Het navolgende telefoongesprek werd gevoerd:
Politie: Wat is de locatie van u noodgeval?
[verdachte] : [plaatsnaam] , [adres]
Politie: En wat is er aan de hand?
[verdachte] : Euhh.. mijn man is op de keukenvloer gevallen.
[verdachte] : Op de tegels.
[verdachte] : Het ziet er zeer ernstig uit.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt onder meer het volgende.
Op 23 mei 2019 werd [ik] gezonden naar de [adres] te [plaatsnaam] . Ik zag
dat er door een oudere tengere vrouw werd open gedaan.Ik hoorde haar zeggen dat zij [verdachte] genaamd was en geboren was op [1948] , verder te noemen als mevrouw [verdachte] .
V = Vraag van één van de aanwezige politieambtenaren
A = Antwoord Mevrouw [verdachte]
V: U vertelde dat u uw man had horen vallen, wanneer was dit precies?
A: Dat was dinsdagmiddag [de rechtbank begrijpt dinsdag 21 mei 2019].
V: Wat heeft u toen gedaan?
A: Ik ben bij hem gaan kijken. Ik zag dat hij nog ademde en reageerde.
V: Was hij verder wel gezond?
A: Nou de laatste tijd ging het wat minder. Hij klaagde dat hij met één oog alleen nog maar zwart zag en met zijn andere oog steeds waziger. En verder was hij de laatste tijd ook al een beetje onstabiel en had hij last van zijn evenwicht. Hij was dinsdag ook al drie keer gevallen.
Uit een proces-verbaal van bevindingen betreffende bevindingen plaats delict tactische recherche blijkt onder meer het volgende.
Op 23 mei 2019 kregen wij het verzoek om naar een woning aan de [adres] te [plaatsnaam] te gaan. Omstreeks 15:15 uur, diezelfde dag, waren wij ter plaatse. In de woning spraken wij met een vrouw die later opgaf te zijn genaamd: [verdachte] .
Samengevat hoorden wij haar zeggen dat zij in de hal van haar woning was. Zij hoorde de prullenbak en servies in de keuken vallen. Zij zag vervolgens dat haar man op de grond in de keuken lag. Ze riep haar man maar hoorde hem enkel gorgelen.Ik vroeg haar wanneer dit alles nu exact gebeurd was. Wij hoorden [verdachte] zeggen dat het afgelopen dinsdag gebeurd was en zij dacht na het middag eten. Op woensdag 22 mei 2019 had zij nog gesproken tegen haar man en hem horen gorgelen.
Uit het proces-verbaal inbeslagneming en lijkschouw overledene blijkt onder meer het volgende.
Op 23 mei 2019 kregen wij het verzoek een onderzoek in te stellen naar aanleiding van het aantreffen van een overleden persoon in een woning aan de [adres] te [plaatsnaam] . Wij waren om circa 15:20 uur ter plaatse.Omstreeks 20:30 uur [werd] door ons het stoffelijk overschot van een man in beslag genomen. De overledene bleek te zijn genaamd: [slachtoffer] , geboren op [1944] te [geboorteplaats 2] .
Uit het rapport “Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood” van het NFI blijkt onder meer het volgende.
Postmortale tijdschatting
Bij sectie werden postmortale veranderingen vastgesteld passend bij een postmortale termijn van meerdere dagen, doch korter dan circa 7 dagen (berekend vanaf de datum van de sectie) [opmerking rechtbank: deze sectie vond plaats op 25 mei 2019].
- Bij sectie werden ernstige ziekelijke afwijkingen in het lichaam vastgesteld:
- in de hersenen, de hypofyse en het schedeldak werd een uitgebreide acute ernstige ontsteking vastgesteld met het beeld van een bacteriële ontsteking (bacteriële meningitis en cerebritis);
- in de linkerlong werd een uitgebreide abcederende acute ontsteking (acute pneumonie linkerlong) vastgesteld.
Bij microbieel onderzoek, ook in hartbloed, zijn meerdere bacteriën vastgesteld. Het gehele beeld past bij een uitgebreide bacteriële ontsteking op meerdere plaatsen in het lichaam inclusief hartbloed. Waarschijnlijk hebben de bacteriën zich via de bloedbaan verplaatst en meerdere ontstekingshaarden gevormd. Het is niet vast te stellen welke ontstekingshaard als eerste is gevormd. Het intreden van de dood wordt vastgesteld door uitval van belangrijke functies waaronder hersenfuncties en longfunctie en van overige vitale organen (multi-orgaanfalen) op grond van deze uitgebreide bacteriële ontsteking.
De, bij biochemisch onderzoek vastgestelde, ontregeling van de stofwisseling (ketoacidose) kan worden gezien als verwikkeling van dit ernstig ziekteproces of (deels) door (langdurig) verblijf in hulpbehoevende toestand zonder eten of drinken. Een toxicologische oorzaak van of bijdrage aan het overlijden is niet gebleken.
Conclusie
Bij [slachtoffer] , 75 jaren oud, wordt het intreden van de dood verklaard door
ernstig ziekelijke afwijkingen.
Uit een brief met als onderwerp“Aanvullend bericht inzake NFI-zaaknummer 2019.05.24.061, betreffende [slachtoffer] , geboren [1944] ”blijkt onder meer het volgende.
Derhalve is het goed mogelijk dat de overledene, na aanleiding van een infectie, geruime tijd (uren/dagen) in hulpbehoevende toestand op de vloer heeft doorgebracht, waarbij de onthouding van eten en drinken heeft geleid tot de vastgestelde ketoacidose. Dit kan passen bij de aangeleverde informatie, namelijk dat hij volgens zijn echtgenote ongeveer 2 dagen op de keukenvloer heeft doorgebracht.
Wanneer in dergelijk geval in een vroeg stadium (m.a.w. op het moment dat de overledene in hulpbehoevende toestand op de grond terecht kwam) medisch zou zijn ingegrepen had dit zijn overlevingskansen behoorlijk vergroot.
o Is het meer aannemelijk dat het slachtoffer enige tijd een ziektebeeld heeft vertoond voorafgaand aan de dood of is het meer aannemelijk dat het slachtoffer ten gevolge van de aandoening acuut is komen te overlijden?
De bevindingen (o.a. de ernst en de uitgebreidheid van de infectie en de ontstekingen) zijn waarschijnlijker als hij enige tijd een ziektebeeld heeft vertoond voorafgaand aan de dood, dan dat hij ten gevolge van de aandoening acuut is komen te overlijden.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk haar echtgenoot, na zijn val op 21 mei 2019 op de keukenvloer, in hulpeloze toestand op de keukenvloer heeft laten liggen en dat haar echtgenoot als gevolg daarvan is komen te overlijden.
De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs is dat haar echtgenoot al overleden was op het moment dat hij viel dan wel direct daarna. Gelet op de verklaring van verdachte gaat de rechtbank ervan uit dat haar echtgenoot op 21 mei 2019 in de keuken is gevallen, dat hij op dat moment nog in leven was en dat hij ook nog daarna enige tijd in leven is geweest.
De omstandigheid dat haar echtgenoot was gevallen op de keukenvloer, dat zij tegenover de politie aangaf dat zijn gezondheid de laatste tijd niet goed was, haar echtgenoot na die val niet uit zichzelf omhoog kwam, terwijl zij zag dat haar echtgenoot nog ademde en hoorde dat hij gorgelde, maken naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een (nood)situatie waarin concreet gevaar bestond voor de gezondheid of het leven van haar echtgenoot, terwijl haar echtgenoot in het geheel niet bij machte was zichzelf nog enige zorg te verschaffen.
Onder deze omstandigheden moet verdachte zich ervan bewust zijn geweest dat sprake was
van een situatie waarin haar echtgenoot dringend medische hulp nodig had. Op verdachte rustte dan ook de plicht om, toen zij haar echtgenoot op de keukenvloer aantrof, direct dan wel kort daarna de hulpdiensten voor hem in te schakelen. Door dit niet te doen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat haar echtgenoot op de keukenvloer in een hulpeloze toestand verkeerde, welke toestand verdachte, door niet direct medische hulp voor hem in te schakelen, heeft laten voortduren.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat sprake is van causaal verband tussen het nalaten van verdachte om tijdig medische hulp in te schakelen en het overlijden van haar echtgenoot. Uit
de stukken blijkt dat het overlijden van haar echtgenoot kan worden verklaard door uitval van belangrijke functies en van overige vitale organen als gevolg van uitgebreide bacteriële ontstekingen in het lichaam van haar echtgenoot.
Hoewel onduidelijk is wat de medische toestand van het slachtoffer was op het moment dat hij ten val kwam, blijkt uit het dossier niet dat zijn medische toestand zodanig slecht was dat hij ook bij het tijdig inschakelen van medische hulp zou zijn overleden. Wel blijkt dat bij tijdig medisch ingrijpen de overlevingskansen van het slachtoffer behoorlijk zouden zijn vergroot. Gelet hierop heeft verdachte, door niet tijdig medische hulp in te schakelen, het gevaar dat haar echtgenoot zou komen te overlijden in zodanige mate vergroot dat naar het oordeel van de rechtbank zijn overlijden redelijkerwijs aan verdachte kan worden toegerekend.
De slotsom is dat de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.