ECLI:NL:RBMNE:2022:4364

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
10109143 / MV EXPL 22-117 (HHt/37278 ) van
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens ernstige overlast door huurders

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonpalet Zeewolde en de huurders [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Woonpalet heeft de huurders gedagvaard vanwege ernstige overlast die zij in de loop van 2021 hebben veroorzaakt aan hun buren. Ondanks herhaalde waarschuwingen en betrokkenheid van politie en hulpverlenende instanties, bleef de overlast aanhouden. De huurders hebben zich niet als goede huurders gedragen, wat heeft geleid tot de vordering van Woonpalet tot ontruiming van de woning. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de overlast zo ernstig is dat de kans groot is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. De huurders zijn veroordeeld om de woning binnen vier weken te ontruimen, met inachtneming van de kwetsbare situatie van [gedaagde sub 1]. De proceskosten zijn voor de huurders.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 4 november 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 10109143 / MV EXPL 22-117 (HHt/37278 ) van
de stichting
STICHTING WOONPALET ZEEWOLDE,
gevestigd te Zeewolde,
eiseres, hierna ook te noemen: Woonpalet,
gemachtigde mr. R. Boekhoff,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,gedaagde, hierna te noemen [gedaagde sub 1]gemachtigde mr. C. van der Zalm,2. [gedaagde sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,gedaagde, hierna te noemen [gedaagde sub 2] ,niet verschenen,

hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .

1.Het verloop van dit kort geding

1.1.
Woonpalet heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op 27 september 2022 in kort geding gedagvaard om op 7 oktober 2022 voor de voorzieningenrechter te verschijnen. Daarbij heeft Woonpalet zestien producties meegestuurd. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Woonpalet productie 17 en heeft [gedaagde sub 1] productie 1 toegestuurd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 7 oktober 2022 plaatsgevonden. Namens Woonpalet zijn mevrouw [A] en mevrouw [B] (beiden woonconsulent bij Woonpalet) verschenen, bijgestaan door mr. Boekhoff. [gedaagde sub 1] is verschenen, vergezeld door zijn moeder en een vriend, en bijgestaan door mr. van der Zalm. [gedaagde sub 2] is niet op de zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken. De gemachtigde van [gedaagde sub 1] heeft een pleitnota overgelegd.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft besloten dat vandaag de uitspraak is.

2.Het geschil en de beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1.
Deze zaak gaat over overlast. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] huren van Woonpalet sinds 5 november 2020 de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning). In de loop van 2021 ontvangt Woonpalet veel overlastmeldingen over [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] van de (directe) buren van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Ondanks de inzet van Woonpalet, politie, gemeente en de betrokken hulpverlenende instanties wordt de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] veroorzaakte overlast niet minder. De vraag is nu of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , als huurders, zulke ernstige overlast hebben gegeven dat een ontruiming terecht is en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dus niet langer in de woning mogen blijven wonen.
2.2.
Woonpalet vindt de overlast zo ernstig dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in het belang van de buren niet langer in de woning kunnen blijven wonen. Daarom vordert Woonpalet in dit kort geding ontruiming van de woning. [gedaagde sub 1] vindt dat niet terecht. Hij wil graag alleen in de woning blijven wonen en daar zijn kinderen kunnen ontvangen. [gedaagde sub 2] is niet verschenen en heeft ook niet op een andere manier gereageerd. Op de standpunten van partijen zal hierna (nader) worden ingegaan.
Wat oordeelt de voorzieningenrechter?
2.3.
De voorzieningenrechter wijst de vordering tot ontruiming van de woning toe. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet langer in de woning mogen blijven wonen en de woning moeten ontruimen. De voorzieningenrechter vindt een ontruimingstermijn van vier weken nadat dit vonnis door de deurwaarder bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is bezorgd, passend. Hierna wordt uitgelegd waarom dit zo is.
Verstekverlening
2.4.
De voorzieningenrechter verleent verstek tegen [gedaagde sub 2] , omdat de dagvaarding door de deurwaarder op de voorgeschreven manier bij [gedaagde sub 2] is bezorgd. [gedaagde sub 2] is dus van dit kort geding op de hoogte en is toch niet verschenen. Dit betekent dat het kort geding kan worden behandeld, buiten de aanwezigheid van [gedaagde sub 2] .
Eén vonnis op tegenspraak
2.5.
Omdat [gedaagde sub 1] wel in de procedure is verschenen, wordt één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd (artikel 140 lid 3 van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv)).
Spoedeisend belang
2.6.
Woonpalet heeft een spoedeisend belang bij haar vordering. Dit is ook niet tegengesproken door [gedaagde sub 1] .
Het toetsingskader in kort geding
2.7.
De voorzieningenrechter moet in dit kort geding beoordelen of de door Woonpalet gevorderde noodmaatregelen – de ontruiming – nodig is. Daarbij wordt meegewogen wat partijen naar voren hebben gebracht. Een ontruiming is ingrijpend. Daarom zal een ontruiming in kort geding alleen worden toegewezen als de tekortkoming van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zo ernstig is dat de huurovereenkomst heel waarschijnlijk in de (nog te starten) bodemprocedure zal worden ontbonden en dat het vooruitlopend daarop niet redelijk is om van Woonpalet te verlangen dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] nog langer gebruik mogen maken van de woning. Daarbij moet de voorzieningenrechter uitgaan van de feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien een kort geding zich niet leent voor nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering. Het navolgende is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Waarom moet de woning worden ontruimd?
2.8.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst. Op de huurovereenkomst zijn algemene huurvoorwaarden (AHV) van toepassing. In de huurovereenkomst en AHV staan (onder meer) regels waaraan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich moeten houden. Eén van die regels is dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich als goede huurders moeten gedragen (artikel 7.3 AHV). Deze regel staat ook in de wet (artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Daarmee hangt samen dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen overlast mogen veroorzaken (artikel 7.8 AHV). Gedragen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zich niet als goede huurders en veroorzaken zij wel overlast, dan kan dat (onder meer) tot gevolg hebben dat zij niet langer in de woning mogen blijven wonen en de woning dus moet worden ontruimd.
2.9.
Een vordering tot ontruiming wordt in kort geding alleen toegewezen als de overlast die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben veroorzaakt zo ernstig is, dat de kans heel groot is dat een rechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst vanwege die overlast zal ontbinden waardoor deze eindigt, en de ontruiming zal toewijzen. Ook als het gaat om ernstige overlast moeten het belang van Woonpalet en dat van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden afgewogen.
2.10.
Er is sprake van overlast. Dit blijkt uit het overlastdossier dat Woonpalet bij de dagvaarding heeft meegestuurd. Het overlastdossier bestaat uit overlastmeldingen (producties 5, 8 tot en met 13 en 17) en een USB-stick met daarop geluidsopnames van de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] veroorzaakte geluidsoverlast (productie 16). Het dossier maakt duidelijk dat de directe buurman van nummer [nummer] sinds mei of juni 2021 (geluids)overlast van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ervaart. Van 12 november 2021 tot 19 september 2022 heeft die buurman per e-mail vijftien keer (geluids)overlast van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gemeld bij Woonpalet. Ook blijkt uit het dossier dat naast de directe buurman van nummer [nummer] , tussen 11 september 2021 en 17 september 2022 – gedurende een jaar – zeven verschillende buren (geluids)overlast door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bij Woonpalet hebben gemeld. In totaal gaat het om 33 meldingen, waarbij in sommige gevallen ook melding bij de politie is gedaan. Het gaat steeds om meldingen van geluidsoverlast: harde muziek overdag en ‘s nachts, hard praten of schreeuwen, ruzies, dreigementen, vloeken, en blaffende honden. In de latere meldingen uiten buren ook zorgen over de kinderen, huisdieren, huiselijk geweld, vervuiling, meerdere geparkeerde auto’s in de straat en over het autorijden zonder rijbewijs en zonder dat de kinderen een autogordel dragen.
2.11.
Verder blijkt uit het overlastdossier dat Woonpalet [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft aangesproken op de overlastklachten, die zij van buren heeft ontvangen. Woonpalet is op 19 november 2021 samen met de wijkagent bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op bezoek geweest. Zij hebben toen met [gedaagde sub 1] onder andere over de (geluids)overlastmeldingen gehad. Woonpalet heeft wat zij hebben besproken in haar brief van 30 november 2021 aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bevestigd. In de brief heeft Woonpalet [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] erop gewezen dat zij de meldingen van de buren zeer serieus nemen. Woonpalet heeft geschreven dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun gedrag moeten aanpassen zodat hun omgeving geen overlast meer van hen ondervindt. Na de melding over blaffende honden in de nachtelijke uren, heeft in januari 2022 is er weer een gesprek geweest tussen Woonpalet, [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en een wijkagent over hoe de overlast kan worden gestopt en hebben daar afspraken over gemaakt. Die afspraken heeft Woonpalet in haar brief van 10 januari 2022 aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bevestigd. De gemaakte afspraken houden onder andere in dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] elkaar zullen corrigeren als te hard gesproken wordt of te hard geluid wordt gemaakt, roken in de tuin wordt afzonderlijk van elkaar gedaan of de gesprekken worden met gedempt geluid gevoerd, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] proberen in contact met de buren te blijven en dingen uit te spreken of als nodig sorry te zeggen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben tegenover Woonpalet en de wijkagent beterschap beloofd en toegezegd dat zij vanaf dat moment geen meldingen meer zullen ontvangen. Ondanks die toezegging en de betrokkenheid van Woonpalet en de verschillende hulpverlenende instanties – Veilig Thuis, Jeugdzorg, GGD, politie en gemeente – volgen vanaf maart 2022 de overlastmeldingen elkaar bijna wekelijks op. Na een bijeenkomst met alle betrokken partijen, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] waarbij opnieuw zorgen zijn geuit, heeft Woonpalet op 8 juli 2022 [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een laatste kans gegeven om de overlast te stoppen. Woonpalet heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] twee maanden de tijd gegund om vooruitgang te laten zien. Na één maand zou de situatie geëvalueerd worden. Als er geen vooruitgang geboekt zou worden, dan zou Woonpalet [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verzoeken de huur vrijwillig op te zeggen. Bij weigering van het opzeggen van de huur zou Woonpalet een juridische procedure starten. De overlast bleef echter onverminderd aanhouden. [gedaagde sub 2] heeft zelfs aangifte tegen [gedaagde sub 1] gedaan vanwege huiselijk geweld. [gedaagde sub 1] heeft toen in detentie gezeten van 12 augustus 2022 tot 24 september 2022. Woonpalet heeft er geen vertrouwen in dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun gedrag zullen aanpassen of dat de overlast op korte termijn zal stoppen. Van belang is daarbij dat, Woonpalet met hulpverlening en politie heeft gesproken. Zij hebben aangegeven dat [gedaagde sub 2] momenteel in een blijf-van-mijn-lijfhuis verblijft, maar zij twijfelen aan de intenties van [gedaagde sub 2] . De buren en Woonpalet zijn bang dat als deze zaak van de baan is, [gedaagde sub 2] weer naar de woning zal terugkeren en de overlast opnieuw begint.
2.12.
[gedaagde sub 1] heeft op de zitting gezegd waarom hij vindt dat hij in de woning kan blijven wonen. Hij heeft toegegeven dat er overlast is geweest, maar hij zegt dat [gedaagde sub 2] de meeste overlast veroorzaakte. Volgens [gedaagde sub 1] kwam dit door de dynamiek tussen hem en [gedaagde sub 2] . De overlast hield ook aan toen [gedaagde sub 1] in detentie zat. De situatie is nu anders. De relatie tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is beëindigd, [gedaagde sub 2] en haar hond – die zo blafte – verblijven niet meer in de woning en zullen niet meer terugkeren. Ook de auto’s zijn er niet meer. [gedaagde sub 1] vindt dat hij alsnog een laatste kans verdient. Voor zijn gevoel heeft hij door zijn detentie geen gebruik kunnen maken van de laatste kans die hij in juli 2022 van Woonpalet heeft gehad. [gedaagde sub 1] zegt dat er veel op hem af is gekomen toen hij uit detentie kwam: [gedaagde sub 2] is vertrokken met de kinderen en hij dreigt zijn woning te verliezen. Hij krijgt nu hulp om zijn leven weer op orde te brengen.
2.13.
De voorzieningenrechter heeft begrip voor de moeilijke situatie van [gedaagde sub 1] , maar gaat niet mee in zijn verhaal. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben zich niet aan de regels gehouden. Zij hebben zich niet als goede huurders gedragen en hebben te vaak en te ernstige overlast veroorzaakt. De buren voelen zich al langere tijd onveilig en wonen niet meer prettig in de buurt. Zij ervaren stress en hebben slapeloze nachten door het gedrag van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . In de overlastmeldingen omschrijven de buren de situatie als bedreigend en intimiderend. Uit het overlastdossier en de toelichting van Woonpalet daarop volgt ook dat Woonpalet, de politie en betrokken hulpverlening [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] meerdere keren hebben geadviseerd hulp te zoeken bij hun problemen, hun gedrag aan te passen en de overlast te stoppen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben dit niet gedaan. Woonpalet heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] al voldoende kansen gegeven en zij heeft samen met de hulpverlening meerdere keren met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gesproken. Dat heeft niets opgeleverd. De overlast is niet minder geworden of gestopt. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben bovendien onvoldoende laten zien dat zij van Woonpalet nog een kans moeten krijgen. Anders dan [gedaagde sub 1] heeft gesteld is de overlast, ondanks het vertrek van [gedaagde sub 2] uit de woning, niet gestopt. Afgelopen woensdag heeft de hond van [gedaagde sub 1] de hele tijd nog lopen blaffen.
2.14.
De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat in de huidige situatie op korte termijn verbetering zal optreden. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten dat de (persoonlijke) situatie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dusdanig stabiel is dat er geen overlast meer zal zijn. Op de zitting heeft [gedaagde sub 1] ook geen concrete dingen genoemd, waaruit kan worden afgeleid dat hij zal doen wat nodig is om de overlast te verminderen of te stoppen. Dat [gedaagde sub 1] – zoals hij zelf stelt – de woning nodig heeft voor de – nog te bepalen – omgangsregeling met zijn twee zonen, heeft [gedaagde sub 1] er ook niet toe gebracht de overlast te verminderen of te stoppen. De buren verdienen rust en de onrust moet dan ook worden weggenomen. Van de buren kan dan ook niet langer worden gevraagd de overlast te dulden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft Woonpalet voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te vaak en te ernstige overlast aan de buren hebben veroorzaakt.
Belangenafweging
2.15.
Om te beoordelen of de woning van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moet worden ontruimd, moet naast het belang van Woonpalet ook dat van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden afgewogen. De vordering van Woonpalet tot ontruiming kan worden toegewezen als (i) het belang van Woonpalet zwaarder moet wegen dan dat van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] én (ii) dit belang de gevraagde voorziening – ontruiming – rechtvaardigt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit het geval. Dit wordt hierna toegelicht.
Artikel 8 EVRM
2.16.
[gedaagde sub 1] doet een beroep op artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat artikel bepaalt onder meer dat iedereen recht heeft op (i) respect voor zijn familie- en gezinsleven en (ii) zijn woning. Op dat recht mag alleen inbreuk worden gemaakt voor zover dat in de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is. Dat kan bijvoorbeeld zijn in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Uit eerdere rechtspraak is af te leiden dat de normen uit artikel 8 EVRM ook kunnen worden toegepast tussen burgers onderling (HR 9 januari 1987, NJ 1987, 928). [gedaagde sub 1] kan zich dus tegenover Woonpalet beroepen op deze normen. Zeker nu Woonpalet als woningstichting ook belast is met de semi-publiekrechtelijke taak van volkshuisvesting. Dit betekent in dit geval dat aan [gedaagde sub 1] in beginsel niet het recht kan worden ontzegd om zijn zonen in zijn woning op te nemen.
2.17.
Tegenover dit recht van [gedaagde sub 1] staat het recht van de omwonenden van de woning op rustig huur- en woongenot. Woonpalet is contractueel verplicht daarvoor te zorgen. Dit recht van de buren van [gedaagde sub 1] (en [gedaagde sub 2] ) wordt, zoals hiervoor is overwogen, ernstig geschonden door het gedrag van [gedaagde sub 1] (en [gedaagde sub 2] ). Uit het overlastdossier en de correspondentie van Woonpalet volgt dat Woonpalet samen met de hulpverlenende instanties meerdere keren heeft geprobeerd met [gedaagde sub 1] (en [gedaagde sub 2] ) te spreken om de overlast te stoppen. Dit heeft niet tot de gewenste resultaat geleid. Daarom is de voorzieningenrechter van oordeel dat het recht van de buren van [gedaagde sub 1] (en [gedaagde sub 2] ) op ongestoord huur-en woongenot in dit geval zwaarder moet wegen dan het recht van [gedaagde sub 1] op een ongestoord familie- en gezinsleven.
2.18.
Artikel 8 EVRM staat dan ook niet in de weg aan de (ontbinding en) ontruiming.
Artikel 3 IVRK
2.19.
[gedaagde sub 1] doet daarnaast een beroep op artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Ook dit pakt in de gegeven omstandigheden niet in het voordeel van [gedaagde sub 1] uit. Artikel 3 IVRK bepaalt dat de belangen van het kind bij alle maatregelen betreffende kinderen een eerste overweging vormen. Hier vallen ook de maatregelen onder die betrekking hebben op de huisvesting van kinderen. Deze bepaling werkt rechtstreeks door in de Nederlandse wetgeving (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 september 2004, LJN:AR7499). Dit betekent dat de rechter bij de boordeling van een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woning rekening moet houden met de belangen van kinderen die in de woning bij de huurder(s) verblijven.
2.20.
Het is niet ondenkbaar dat een door de rechter (in een bodemprocedure) uit te spreken ontbinding nadelige gevolgen heeft voor kinderen die in de betreffende woning verblijven, maar de voorzieningenrechter is in deze zaak van oordeel dat de ouder(s) – [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] – zelf verantwoordelijk zijn voor de overlast die tot de ontruiming leidt en in het geval van gedwongen ontruiming is het op de eerste plaats de verantwoordelijkheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zelf – en niet van Woonpalet – om de nadelige effecten van de ontruiming voor hun kinderen zoveel mogelijk te beperken. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] kunnen daarbij hulpverlening in te schakelen. Daarom moet niet te snel worden aangenomen dat een vordering tot ontruiming niet kan worden toegewezen als er een kind bij betrokken is. Dit kan bijvoorbeeld wel worden aangenomen als de ontruiming tot een acute noodtoestand voor het kind zou leiden. Dat de ontruiming tot een acute noodtoestand voor de kinderen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zou leiden, is niet gebleken.
2.21.
Dit betekent dat artikel 3 IVRK niet in de weg staat aan de (ontbinding en) ontruiming.
Overige aangevoerde belangen van [gedaagde sub 1]
2.22.
[gedaagde sub 1] zegt dat hij een groot belang heeft bij het behoud van zijn woning, omdat hij in een turbulente periode van zijn leven zit en hij bij een ontruiming op straat zou komen te staan. Er is begrip voor de door [gedaagde sub 1] naar voren gebrachte belangen, maar die wegen onvoldoende zwaar en zijn door [gedaagde sub 1] ook verder niet onderbouwd. De gevorderde voorziening tot ontruiming van de woning is voor hem weliswaar ingrijpend, maar het is niet aannemelijk geworden dat hij daardoor in een noodsituatie terecht komt.
Conclusie
2.23.
Er is sprake van een (ernstige) tekortkoming – de overlast – op grond waarvan de kans groot is dat de bodemrechter de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning zal toewijzen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het daarom gerechtvaardigd om hierop vooruit te lopen door de vordering tot ontruiming van de woning toe te wijzen. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de woning moeten ontruimen.
Langere ontruimingstermijn
2.24.
Aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zal, gezien de kwetsbaarheid van [gedaagde sub 1] , een iets langere termijn worden gegund om de woning te ontruimen. De ontruimingstermijn zal worden bepaald op vier weken nadat dit vonnis door de deurwaarder bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is bezorgd. De voorzieningenrechter heeft daarbij wel rekening gehouden met het feit dat de uitspraak al op een langere termijn – vier weken in plaats van twee weken na de mondelinge behandeling – is bepaald.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten de proceskosten betalen
2.25.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Woonpalet worden begroot op:
- dagvaarding € 129,82
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
498,00
Totaal € 755,82

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om de woning aan de [adres] in [woonplaats] binnen vier weken na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hen toebehoren en niet aan Woonpalet, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Woonpalet te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van de proceskosten van Woonpalet, ter grootte van € 755,82;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af wat er meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2022.