ECLI:NL:RBMNE:2022:4363

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
16/060499-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en diefstal met geweld in Utrecht

Op 4 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing in vereniging en diefstal. De feiten vonden plaats op 8 en 9 maart 2022 in Utrecht. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte samen met medeverdachten heeft geprobeerd om [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] af te persen door hen te bedreigen met geweld. Tijdens deze confrontaties werd ook een telefoon van [slachtoffer 2] gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een dreigende indruk hebben achtergelaten door op een intimiderende manier om geld te vragen en daarbij op de ramen te bonken. Op 9 maart 2022 werd de situatie ernstiger toen de verdachte en zijn medeverdachten opnieuw naar de woning van de slachtoffers gingen en expliciet dreigden hen te doden als er geen geld werd gegeven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft de voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/060499-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres ] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. L.H. van der Veldt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
tezamen en in vereniging met anderen geprobeerd heeft [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] af te persen in de periode van 8 maart 2022 tot en met 9 maart 2022 te Utrecht (primair) dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , tezamen en in vereniging met anderen gepleegd (subsidiair).
feit 2:
op 9 maart 2022 tezamen en in vereniging met anderen onder bedreiging met geweld een
telefoon, een ID-kaart, een zorgverzekeringspas en een geldbedrag van 5 euro van [slachtoffer 2]
heeft gestolen (primair) dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan het wegmaken van
voornoemde goederen op voornoemde datum (subsidiair).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de bedreigingen niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Daartoe voert zij aan dat de verklaringen van aangevers onvoldoende consistent zijn om de overtuiging te bekomen dat er daadwerkelijk bedreigingen zijn geuit. De raadsvrouw heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat het oogmerk en de geweldshandelingen ontbreken. Verdachte is naar de woning gegaan om zijn geld terug te krijgen en niet met het opzet om dit af te dwingen door middel van geweld of bedreiging met geweld.
Ten aanzien van het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden omdat het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt. Ten aanzien van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
Verklaring van verdachte ter terechtzitting -zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik ben op 8 en 9 maart 2022 met [medeverdachte] bij de woning van aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun zoon [slachtoffer 3] aan de [adres ] geweest in [woonplaats] om verhaal te halen. Ik wilde mijn geld terug dat de zoon van de aangevers, [slachtoffer 3] , verschuldigd was. Op 9 maart 2022 waren wij daar met zijn vieren. Ik heb op 9 maart 2022 op de ramen gebonkt en ik heb ook iets bedreigends gezegd jegens aangevers. [2]
Verklaringen van aangevers
Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 8 maart 2022 is het eigenlijk begonnen. Toen begon het gesprek aan het keukenraam. Die Nederlandse jongen begon boos te praten en ik zag dat hij met zijn armen aan het zwaaien was. Hij zei dat mijn zoon 2500 euro moest terugbetalen en kort daarna kwam er een Marokkaanse jongen bij staan. Beiden waren op het raam aan het slaan. Toen gingen ze op de raamkozijnen slaan. [3]
Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] – zakelijk weergegeven – inhoudende:
V: Kunt u nog een keer uitleggen wat er op 9 maart (de rechtbank begrijpt 9 maart 2022) is gebeurd?
V: Hoeveel personen zijn er toen geweest?
A: Ik zelf heb 4 personen gezien. Dit waren 3 Arabieren en 1 Nederlander.
V: Wat zeiden de personen tegen u?
A: Mijn man zei wat hebben jullie te zoeken hier. Toen zeiden ze geld geld geld. [4]
Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 8 maart 2022 omstreeks 17.00 uur kwam er een Nederlandse jongen bij ons. Hij klopte op het keukenraam. [5] Ik hoorde hem zeggen dat mijn zoon (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 3] ) hem 1000 euro verschuldigd was, maar ik hoorde hem vervolgens zeggen dat mijn zoon 2500 euro moest betalen. Ik zag dat er beneden bij ons gebouw een Marokkaanse jongen stond. Ik zag dat deze Marokkaanse jongen vijf minuten later ook bij ons op het balkon stond. Ik zag dat de Nederlandse jongen heel erg boos was.
Op 9 maart (de rechtbank begrijpt 9 maart 2022) om 20.30 uur, zag ik dat er bij ons aan het keukenraam weer een jongen stond. Ik hoorde en zag iemand op het raam kloppen, toen heb ik het raam open gedaan. Ik zag dat dit dezelfde Nederlandse en Marokkaanse jongen waren die ik op dinsdag had gezien en gesproken. Ik hoorde de Marokkaanse jongen zeggen: “Ik ga jullie allemaal dood maken”. [6]
Verklaringen van getuigen
Een proces-verbaal van bevindingen – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 9 maart 2022, omstreeks 21:00 uur, kwamen wij ter plaatse op de [straat] te [woonplaats] . Op een gegeven moment sprak ik met een mogelijke getuige. Ik hoorde de getuige het volgende verklaren: “Ik ben een medebewoner van de flat en ik woon op dezelfde verdieping als de slachtoffers van nummer [nummer] . [7] Ik hoorde een van de jongens, ik weet niet wie, roepen: “Ik maak je af!”. [8]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 9 maart 2022 stond ik geparkeerd op de Franciscusdreef in Utrecht. Mijn aandacht werd getrokken door geschreeuw vanaf een woning aan de [straat] . Een van de mannen stond een ruit in te schoppen bij deze woning. Het viel me op hoe agressief de mannen waren. [9]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op de avond van 9 maart 2022 begaf ik mij in mijn woning, gelegen aan de [adres ] te [woonplaats] . Op enig moment die avond, ik weet niet meer precies hoe laat, hoorde wij de buurvrouw van nummer [nummer] heel hard om hulp roepen. Ik hoorde ook dat een van de mannen riep “Ik maak je dood!”. [10]
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op 8 maart 2022 en op 9 maart 2022 naar de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gegaan met als doel een groot geldbedrag te verkrijgen dat de zoon van de aangevers, [slachtoffer 3] , hen verschuldigd was.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en/of zijn medeverdachte op 8 maart 2022 hebben gedreigd om met een wapen terug te komen / de woning te doorzeven. Aangever [slachtoffer 1] verklaart dat de Nederlandse jongen (medeverdachte) dat zou hebben gezegd, maar deze verklaring wordt op dit punt niet ondersteund door de eerste verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] . Pas anderhalve maand later heeft zij verklaard dat de Nederlandse jongen (medeverdachte) op 8 maart 2022 zou hebben gezegd dat hij hen neer zou schieten als er niet betaald werd. De rechtbank kan echter onvoldoende vaststellen of aangeefster dit uit eigen herinnering verklaart, mede omdat aangever, aangeefster en hun zoon in dezelfde woning verblijven en in de tussenliggende periode waarschijnlijk over de zaak hebben gesproken. Nu medeverdachte bovendien ontkent dat hij deze bedreiging heeft geuit, zal de rechtbank verdachte en de medeverdachte hiervan partieel vrijspreken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt wel dat verdachte en zijn medeverdachte op 8 maart 2022 met hun handelen een dreigende indruk achtergelaten door op een intimiderende wijze om het geld te vragen en daarbij op de ramen te bonken. Hoewel het dossier gelet op vorenstaande onvoldoende bewijs bevat dat op deze datum ook woordelijk is gedreigd, weegt dit feitencomplex wel mee aan de poging tot afpersing. De volgende dag, 9 maart 2022, is verdachte namelijk wederom met medeverdachte [medeverdachte] en met nog twee extra personen afgereisd naar de ouderlijke woning van [slachtoffer 3] , waarbij ditmaal is gedreigd de bewoners te doden, indien het geld niet werd gegeven. De aangifte van [slachtoffer 1] wordt op dit punt ondersteund door twee getuigen.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben zich door hun handelen in de periode van 8 en 9 maart 2022 schuldig gemaakt aan het in tezamen en in vereniging met anderen pogen af te persen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Het feit dat zoon [slachtoffer 3] verdachte en medeverdachte [medeverdachte] daadwerkelijk een geldbedrag verschuldigd was, doet aan het voorgaande niet af. De manier waarop verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de schuld hebben geprobeerd te innen is van dusdanige aard dat verdachten hebben moeten beseffen dat zij de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid verre overschreden en dus hebben gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 primair
Verklaring van verdachte ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 9 maart 2022 was ik bij de woning van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun zoon [slachtoffer 3] aan de [adres ] te [woonplaats] . De telefoon van [slachtoffer 2] is afgepakt. Ik heb vanaf 8 maart 2022 met [slachtoffer 3] geappt via WhatsApp. Mijn telefoonnummer staat in zijn telefoon opgeslagen als ‘ [contactnaam] ’. [11]
Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] – zakelijk weergegeven – inhoudende:
O: Ik ga u nu vragen stellen over wat er gisteren is gebeurd. Dat was 9 maart 2022.
V: U pakte uw telefoon en toen?
A: Die Marokkaanse jongen met de haren op de schouders die er de dag daarvoor ook was, pakte mijn telefoon af [12]
V: Wat voor telefoon is het die gestolen is?
A: Een zwarte iPhone 4. Die zat in een hoesje in de kleuren blauw en roze met bloemen erop.
V: Wat zat er in dat hoesje?
A: Een Nederlandse ID kaart en een gezondheidspas van het Zilverenkruis en 5 euro. [13]
Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 9 maart (de rechtbank begrijpt 9 maart 2022) om 20.30 uur, zag ik dat er bij ons aan het keukenraam weer een jongen stond. Ik hoorde en zag iemand op het raam kloppen, toen heb ik het raam open gedaan. Ik zag dat dit dezelfde Nederlandse en Marokkaanse jongen waren die ik op dinsdag had gezien en gesproken. Mijn vrouw wilde de politie bellen, toen zag ik dat de Marokkaanse jongen met het lange haar de telefoon van mijn vrouw uit haar handen pakte. Hij heeft de telefoon gepakt en niet meer teruggegeven. In de telefoon van mijn vrouw zat in het telefoonhoesje haar Nederlandse identiteitskaart en zorgverzekeringpasje. Deze zijn ook gestolen. De telefoon was een zwarte iPhone met een donkerblauw hoesje. [14]
WhatsAppgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 3] (zoon van aangevers)
Gesprek met [verdachte] , [verdachte]
Datum: 9-3-2022 20:49:06 uur
(de rechtbank begrijpt: verstuurd door [slachtoffer 3] ):
Je hebt telefoon en id toch [15]
Datum: 9-3-2022 20:50:04 uur
(de rechtbank begrijpt: verstuurd door verdachte):
Ja die krijg je terug als je komt [16]
Datum: 10-3-2022 14:19:41 uur
(de rechtbank begrijpt: verstuurd door verdachte):
Wil je nog je ma de id en tel
Datum: 10-3-2022 14:19:50 uur
(de rechtbank begrijpt: verstuurd door verdachte):
Anders gooi ik hem nu weg
Datum 10-3-2022 14:19:54 uur
(de rechtbank begrijpt: verstuurd door verdachte):
Heb niks eraan [17]
Bewijsoverweging
Volgens vaste rechtspraak is er sprake van toe-eigenen indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort.
De rechtbank stelt op basis van voorgaande bewijsmiddelen vast dat verdachte op 9 maart 2022 de telefoon met pasjes en het briefje van 5 euro uit de hand van aangeefster, [slachtoffer 2] , heeft weggenomen.
De officier van justitie en de verdediging hebben aangevoerd dat verdachte dit deed omdat aangeefster de politie wilde bellen en derhalve niet het oogmerk heeft gehad om zich de telefoon wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Indien verdachte de telefoon enkel gepakt zou hebben om te voorkomen dat aangeefster de politie zou bellen, had het immers voor de hand gelegen dat hij de telefoon daarna direct had weggegooid. Uit de WhatsApp-berichten die verdachte vanaf 9 maart 2022 naar de zoon van aangeefster, [slachtoffer 3] heeft gestuurd, blijkt echter dat verdachte de telefoon probeerde in te zetten als middel om tot afspraken met [slachtoffer 3] te komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte als heer en meester over de goederen beschikte en dat verdachte zich daarmee de telefoon, de pasjes en het briefje van 5 euro wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De rechtbank spreekt verdachte wel partieel vrij van de tenlastegelegde (bedreigende) handelingen en bedreigingen en het medeplegen. Uit het dossier blijkt immers dat deze handelingen en de bedreiging op 9 maart 2022 waren gericht op het verkrijgen van het geldbedrag dat de zoon van aangevers verschuldigd was. Ook verdachte heeft verklaard dat het afpakken van de telefoon is gebeurd in een split second.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 maart 2022 de telefoon van [slachtoffer 2] (en goederen die in het hoesje zaten) heeft gestolen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 8 maart 2022 tot en met 9 maart 2022 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, dat aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] of aan een derde, te weten aan de zoon van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toebehoorde,- (op 8 maart 2022) langs zijn gegaan bij de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en;
- (vervolgens) (via/door het (geopende) keukenraam) meermalen tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat de zoon van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hem/hun geld verschuldigd is en dat die zoon, [slachtoffer 3] , en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hem/hun 2500 euro moest(en)(terug)betalen en;
- (daarbij) meermalen op het voornoemde keukenraam heeft/hebben geslagen en;
- (op 9 maart 2022) (wederom) bij voornoemde woning langs zijn gegaan en (daarbij) meer personen mee te brengen en (vervolgens) op het keukenraam van voornoemde woning heeft/hebben geklopt en;
- (vervolgens) (via/door het (geopende) keukenraam) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]hebben/heeft gezegd dat hij/zij geld kwam(en) halen en “Ik ga jullieallemaal doodmaken”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 9 maart 2022 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een telefoon en een ID-kaart en een zorgverzekeringspas en een geldbedrag van 5 euro die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest tot aan de uitspraak en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen met een proeftijd van twee jaren. Dit komt dus neer op een gevangenisstraf van 152 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Verdachte is first-offender en heeft al geruime tijd in voorarrest vastgezeten. Hoewel de raadsvrouw geen aanleiding ziet voor toepassing van het adolescentenstrafrecht, verzoekt zij de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat wel rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing, tezamen en in vereniging gepleegd en aan het stelen van een telefoon. Verdachte heeft geprobeerd om bij aangevers een schuld te innen door tot twee keer toe naar hun woning te gaan. De eerste keer ging hij met medeverdachte [medeverdachte] en de tweede keer brachten zij nog twee andere jongens mee. Dat bracht een dreigende sfeer met zich. Daarnaast zijn aangevers met de dood bedreigd en toen een van de aangevers, mevrouw [slachtoffer 2] , de politie wilde bellen, heeft verdachte haar haar telefoon afgenomen. Op die dag is aangeefster in paniek zo hard gaan schreeuwen dat meerdere flatbewoners en getuigen de politie hebben gebeld. Verdachte heeft door zijn handelen bij de slachtoffers en bij de overige flatbewoners gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Hierbij betrekt de rechtbank in het bijzonder dat de poging tot afpersing heeft plaatsgevonden bij de woning van aangevers, een omgeving waar zij zich juist veilig zouden moeten kunnen voelen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
De omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
Aan de andere kant houdt de rechtbank ook rekening met de omstandigheden waaronder de poging tot afpersing heeft plaatsgevonden. Verdachte had een groot geldbedrag gegeven aan de zoon van aangevers, onder de belofte dat hij dit – vermeerderd met winst – een week later zou terugkrijgen. Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte en de medeverdachte de zoon meerdere keren tevergeefs hebben verzocht dit bedrag terug te betalen en meerderen keren hebben geprobeerd om met hem af te spreken. Hoewel deze context het feit absoluut niet rechtvaardigt, ziet de rechtbank onderhavig feit wel als een eenmalig incident waarin verdachte, destijds 21 jaar, door frustratie een heel verkeerde keus heeft gemaakt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 21 september 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 14 oktober 2022 opgesteld door reclasseringswerker dhr. M. van der Spek. Hieruit volgt dat de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden adviseert, omdat verdachte niet mee wil werken aan reclasseringstoezicht. De rechtbank zal dit advies volgen.
Straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte het feit heeft gepleegd bij de woning van aangevers onder bedreiging met geweld. Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen met aftrek van het voorarrest passend en geboden is.
Deze straf is anders/hoger dan de straf die de medeverdachte heeft gekregen. Dat komt omdat verdachte voor één extra feit wordt veroordeeld en de rol/houding van verdachte uit met name de Whatsappberichten in het dossier groter lijkt te zijn dan die van de medeverdachte. Daarnaast heeft de medeverdachte zich gedurende een half jaar aan strenge schorsende voorwaarden gehouden. Om die redenen is er in de zaak van de medeverdachte voor gekozen een (lagere) onvoorwaardelijke gevangenisstraf te combineren met een werkstraf.
De rechtbank ziet in de zaak van verdachte geen ruimte om nog een voorwaardelijke strafdeel op te leggen, zoals door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank zal zodoende het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 57, 63, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1 primair en het onder 2 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 100 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mr. N.M.H. van Ek en
mr. I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Opsteyn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2022.
Mr. C. van de Lustgraaf is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 maart 2022 tot
en met 9 maart 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] of aan een derde, te weten aan de zoon van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
, in ieder geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
toebehoorde,
- (op of omstreeks 8 maart 2022) langs is/zijn gegaan bij de woning (galerijflat) van
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door via de regenpijp omhoog te klimmen en/of
(vervolgens) van binnenuit de deur naar de galerij voor zijn mededader(s) te openen
en/of
- (vervolgens) (via/door het (geopende) keukenraam) meermalen, althans eenmaal
tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat de zoon van [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] hem/hun geld verschuldigd is en/of dat die zoon, [slachtoffer 3]
, en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hem/hun 2500 euro moest(en)
(terug)betalen en/of
- (vervolgens) heeft/hebben gezegd “Ik ga het hier doorzeven, ik kom straks met een
wapen terug”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
- (daarbij) meermalen, althans eenmaal op het voornoemde keukenraam
heeft/hebben geslagen en/of
-(op of omstreeks 9 maart 2022) (wederom) bij voornoemde woning (galerijflat)
langs is/zijn gegaan door via de regenpijp omhoog te klimmen en/of (vervolgens)
van binnenuit de deur naar de galerij voor zijn mededader(s) te openen en/of
(daarbij) meer personen mee te brengen en/of (vervolgens) op het keukenraam
en/of voordeur van voornoemde woning heeft/hebben geklopt en/of
- (vervolgens) (via/door het (geopende) keukenraam) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
hebben/heeft gezegd dat hij/zij geld kwam(en) halen en/of “Ik ga jullie
allemaal doodmaken”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 maart 2022 tot
en met 9 maart 2022 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen “Ik ga het hier doorzeven, ik
kom straks met een wapen terug” en/of “Ik ga jullie allemaal doodmaken”, althans
woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
2.
hij in op of omstreeks de periode van 8 maart 2022 tot en met 9 maart 2022 te
Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
een telefoon en/of een ID-kaart en/of een zorgverzekeringspas en/of een
geldbedrag van 5 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
(tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
- (op of omstreeks 8 maart 2022) bij de woning (galerijflat) van die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] langs te gaan, door via de regenpijp omhoog te klimmen en/of
(vervolgens) van binnenuit de deur naar de galerij voor zijn mededader(s) te openen
en/of
- (vervolgens) (via/door het (geopende) keukenraam) meermalen, althans eenmaal
tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen dat de zoon van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
hem/hun geld verschuldigd is en/of dat die zoon, [slachtoffer 3] , en/of [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] hem/hun 2500 euro moest(en) (terug)betalen en/of
- (vervolgens) te zeggen “Ik ga het hier doorzeven, ik kom straks met een wapen
terug”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
- (daarbij) meermalen, althans eenmaal op het voornoemde keukenraam te slaan
en/of
-(op of omstreeks 9 maart 2022) (wederom) bij voornoemde woning (galerijflat)
langs te gaan door via de regenpijp omhoog te klimmen en/of (vervolgens) van
binnenuit de deur naar de galerij voor zijn mededader(s) te openen en/of (daarbij)
meer personen mee te brengen en/of (vervolgens) op het keukenraam en/of
voordeur van voornoemde woning te kloppen en/of
- (vervolgens) (via/door het (geopende) keukenraam) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
te zeggen dat hij/zij geld kwam(en) halen en/of “Ik ga jullie allemaal
doodmaken”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens) (via/door het (geopende) keukenraam) voornoemde goederen van die
af te pakken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 maart 2022 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk en
wederrechtelijk een telefoon (en/of telefoonhoes met daarin een ID-kaart en/of een
zorgverzekeringspas en/of een geldbedrag van 5 euro), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2022067046, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 254. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 21 oktober 2022.
3.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] van 10 maart 2022, pagina 166.
4.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] van 20 april 2022, pagina 172.
5.Een proces- verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 10 maart 2022, pagina 175.
6.Een proces- verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 10 maart 2022, pagina 176.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2022, pagina 27.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2022, pagina 28.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 23 april 2022, pagina 191.
10.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 10 maart 2022, pagina 194.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 oktober 2022.
12.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] van 10 maart 2022, pagina 167.
13.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] van 10 maart 2022, pagina 168.
14.Een proces- verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 10 maart 2022, pagina 176.
15.Een geschrift, betreffende een uitgewerkt WhatsAppgesprek tussen verdachte en [slachtoffer 3] , pagina 97.
16.Een geschrift, betreffende een uitgewerkt WhatsAppgesprek tussen verdachte en [slachtoffer 3] , pagina 98.
17.Een geschrift, betreffende een uitgewerkt WhatsAppgesprek tussen verdachte en [slachtoffer 3] , pagina 120.