ECLI:NL:RBMNE:2022:4346
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor financiële informatie horecagelegenheid
Op 2 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een vennoot van een horecagelegenheid en de burgemeester van de gemeente Utrecht. De burgemeester had op 3 oktober 2022 een last onder dwangsom opgelegd aan de vennoten van de horecagelegenheid, waarbij zij voor 1 november 2022 financiële informatie moesten aanleveren. Indien zij hier niet aan voldeden, zou een dwangsom van € 10.000,- verbeurd worden. De vennoot, verzoeker in deze zaak, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Verzoeker stelde dat het financieel belang spoedeisend was, omdat hij de dwangsom niet kon betalen. Hij voerde aan dat de kosten voor het inschakelen van een registeraccountant te hoog waren voor een kleine onderneming. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat hij in een acute financiële noodsituatie verkeerde. De overgelegde winst- en verliesrekeningen toonden aan dat er in de voorgaande jaren meer dan € 10.000,- winst was gemaakt, en er ontbraken gegevens over de financiële situatie van de andere vennoot.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was en dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep of verzet open.