ECLI:NL:RBMNE:2022:4326

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22/1576
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugvordering van teveel uitbetaalde subsidie op grond van de NOW 1

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de terugvordering van een teveel uitbetaalde subsidie op grond van de NOW 1. Eiseres, een kapsalon in [vestigingsplaats], had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten vanwege een omzetdaling door de coronacrisis. In april 2020 ontving zij een voorschot van € 34.314,-- op een totale tegemoetkoming van € 42.894,--. Na definitieve vaststelling van de subsidie in november 2020 bleek dat eiseres slechts recht had op € 17.784,--, waardoor zij € 16.530,-- teveel had ontvangen. Eiseres maakte bezwaar tegen de subsidievaststelling en de terugvordering, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij niet volledig gecompenseerd werd voor haar omzetverlies en dat de terugvordering onterecht was. De rechtbank oordeelde dat de subsidievaststelling in rechte vaststond, omdat eiseres geen beroep had ingesteld tegen het besluit op bezwaar. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van het teveel ontvangen bedrag terecht was en dat verweerder in redelijkheid tot terugvordering kon overgaan. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1576

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] . te [vestigingsplaats] , eiseres,

en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.

Inleiding

1.1
Naar aanleiding van de coronacrisis is de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 1) vastgesteld om werkgevers een tegemoetkoming te kunnen bieden in de betaling van de loonkosten van hun werknemers, als zij gedurende een periode van drie maanden zijn geconfronteerd met een acute terugval in de omzet met ten minste 20% vanwege een verminderde bedrijvigheid. De verminderde bedrijvigheid moet het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden als gevolg van de coronacrisis die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend. De tegemoetkoming is bedoeld voor het in dienst kunnen houden van werknemers voor de uren die zij werkten voordat sprake was van de omzetdaling.
1.2
Eiseres exploiteert een kapsalon in [vestigingsplaats] . Op 7 april 2020 heeft zij een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW 1. Hierop heeft eiseres vermeld dat zij in een aaneengesloten periode van drie maanden vanaf 1 maart 2020, een omzetdaling van 70% verwacht. In het besluit van 10 april 2020 (de subsidieverlening) heeft verweerder eiseres over die periode een tegemoetkoming in de loonkosten toegekend van € 42.894,--. Hiervan is een bedrag van € 34.314,-- als voorschot aan eiseres betaald.
1.3
Op 20 november 2020 heeft eiseres verweerder gevraagd om de tegemoetkoming definitief vast te stellen. In deze aanvraag heeft eiseres vermeld dat in 2019 sprake was van een omzet van € 967.798,-- en in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 van € 169.764,--, zodat eiseres een omzetdaling van 30% heeft geleden.
1.4
Bij besluit van 18 november 2020 (de subsidievaststelling) heeft verweerder de tegemoetkoming in de loonkosten van eiseres definitief vastgesteld op € 17.784,--. Dit is (veel) minder dan het bedrag dat aan eiseres als voorschot was verleend. Eiseres moet daarom het teveel van het aan haar betaalde voorschot terugbetalen. Dit komt neer op € 16.530,--. Bij besluit van 23 november 2021 (de terugvordering) heeft verweerder dit bedrag van eiseres teruggevorderd.
1.5
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen zowel de subsidievaststelling als de terugvordering. Bij besluit van 23 februari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de subsidievaststelling ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen geen beroep ingesteld. Bij besluit van eveneens 23 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de terugvordering ongegrond verklaard. Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.6
Het beroep is op 8 augustus 2022 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Daarbij is [eiseres] namens eiseres verschenen, vergezeld door [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak gesloten.

Overwegingen

2. De rechtbank stelt voorop dat deze zaak alleen gaat over de terugvordering. Tegen het besluit op bezwaar over de subsidievaststelling heeft eiseres namelijk géén beroep ingesteld. Omdat de beroepstermijn tegen dat besluit op bezwaar inmiddels ongebruikt is verstreken, staat de subsidievaststelling in rechte vast. De rechtbank moet bij haar beoordeling daarom uitgaan van de juistheid van dat besluit. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank niet kan ingaan op de stellingen van eiseres dat ten onrechte niet 100% van het omzetverlies is gecompenseerd en dat maatwerk had moeten worden geleverd door uit te gaan van het daadwerkelijke omzetverlies. Concreet komt dit erop neer dat de rechtbank ervan uitgaat dat de subsidie van eiseres terecht is vastgesteld op € 17.784,--, zodat eiseres een bedrag van € 16.530,-- aan voorschot te veel heeft ontvangen. De rechtbank kan in deze zaak alleen nog beoordelen of verweerder in redelijkheid is overgegaan tot terugvordering van dit bedrag.
3. Eiseres vindt het onbegrijpelijk dat zij niet volledig gecompenseerd wordt voor het omzetverlies dat zij heeft geleden als gevolg van de coronacrisis. Uit solidariteit zouden die financiële gevolgen moeten worden verdeeld over álle ondernemers, inclusief overheidsinstellingen en niet enkel over ondernemers die door de maatregelen zijn geraakt. Ook mensen in loondienst en ambtenaren zouden een financieel offer moeten brengen. Dat de NOW 1 toentertijd snel moest worden opgesteld en daardoor een grofmazig karakter heeft is begrijpelijk in de context van die tijd, maar inmiddels zou er weer genoeg ‘lucht’ moeten zijn om de regeling zo te wijzigen dat alle (financiële) verliezen worden gecompenseerd. Wat dat betreft loopt Nederland volgens eiseres ver achter op bijvoorbeeld België en Duitsland waar ondernemers volledige compensatie krijgen. Eiseres heeft haar eigen pensioen moeten inzetten om zelf het hoofd boven water te houden, en om haar werknemers in dienst te kunnen houden. Dit terwijl de meeste kappers tijdens de coronacrisis veelal (illegaal) thuis kapten, en daardoor dubbel verdienden. Verweerder had in deze omstandigheden aanleiding moeten zien om van terugvordering af te zien, aldus eiseres.
4.1
De rechtbank geeft eiseres hierin geen gelijk. Zoals gezegd moet ervan uit worden gegaan dat de subsidie van eiseres terecht is vastgesteld op € 17.784,--, zodat eiseres een bedrag van € 16.530,-- aan voorschot te veel heeft ontvangen. Artikel 15 van de NOW 1 bepaalt dat verweerder een voorschot dat ten onrechte of voor een te hoog bedrag is verstrekt kan terugvorderen. Titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) over subsidies is hierbij ook van toepassing. Artikel 4:95, vierde lid van de Awb bepaalt eveneens dat verweerder onverschuldigd betaalde voorschotten kan terugvorderen.
4.2
Deze bevoegdheden van verweerder zijn discretionair. Dat betekent dat verweerder het bedrag van € 16.530,-- kán terugvorderen van eiseres, maar daartoe niet verplicht is. Het is aan verweerder of hij van zijn bevoegdheid tot terugvordering gebruik maakt of niet. Verweerder moet daarbij wel een volgbare afweging maken tussen het belang van een juiste subsidieverdeling enerzijds en de individuele gevolgen voor eiseres anderzijds. Op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb moet verweerder ook beoordelen of de nadelige gevolgen van de terugvordering voor eiseres niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met de terugvordering worden gediend.
4.3
Verweerder heeft in dit geval meer gewicht toegekend aan het algemene belang bij een juiste verdeling en uitbetaling van de subsidiegelden. De rechtbank kan verweerder daarin volgen. Het algemene belang bij een juiste subsidieverdeling is dat publieke middelen zorgvuldig worden besteed. Dat is een legitiem doel waaraan belangrijke betekenis toekomt. Als verweerder in geval van eiseres (geheel of gedeeltelijk) had afgezien van terugvordering had eiseres immers subsidie ontvangen waarop zij op basis van de NOW 1 geen recht had gehad.
4.4
Verder heeft verweerder de nadelige gevolgen van de terugvordering voor eiseres niet onevenredig gevonden. De terugvordering heeft tot gevolg dat eiseres het aan haar onverschuldigd betaalde bedrag van € 16.530,-- moet terugbetalen. Eiseres heeft erop gewezen dat zij daartoe nauwelijks in staat is, maar heeft geen (financiële) gegevens overgelegd waaruit dat blijkt. Bovendien kan eiseres een betalingsregeling treffen en verzoeken om uitstel van betaling met maximaal een jaar. De rechtbank is daarom niet gebleken dat de terugvordering zodanig ingrijpend is voor eiseres dat verweerder daar, ten koste van de juiste verdeling van subsidiegelden, geheel of gedeeltelijk van af had moeten zien.
4.5
Het betoog van eiseres dat van de overheid (de rechtbank begrijpt ‘de wetgever’) mag worden verwacht dat er inmiddels een regeling in het leven is geroepen die voorziet in volledige compensatie van de financiële verliezen door de coronacrisis, slaagt tot slot evenmin. Het is aan de wetgever om algemeen verbindende voorschriften, zoals de NOW 1, vorm te geven en vast te stellen. De belangenafweging en evenredigheidstoets die verweerder in het kader van zijn bevoegdheid tot terugvordering op grond van de NOW 1 moet doen strekken niet zover dat verweerder daarmee op de stoel van de wetgever kan gaan zitten. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de terugvordering van het teveel aan eiseres betaalde bedrag van € 16.530,-- aan voorschot, in bezwaar terecht in stand gelaten. De beroepsgronden van eiseres slagen niet.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.K. de Bruin, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.