ECLI:NL:RBMNE:2022:4310

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
C/16/544790 / KG ZA 22-437
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggeven van een hond in kort geding met betrekking tot adoptieovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding waarin eiseres, een vrouw die een hond genaamd [naam 1] had geadopteerd van de stichting [gedaagde], vordert dat de hond aan haar wordt teruggegeven. De hond was tijdelijk ondergebracht bij een gastgezin omdat eiseres niet in staat zou zijn om de hond goed te verzorgen. Eiseres stelt dat de adoptieovereenkomst, die op 8 juli 2022 is gesloten, niet rechtsgeldig is beëindigd door de stichting. De stichting daarentegen betwist dit en stelt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van de adoptieovereenkomst, waaronder de verplichting om een tweede hond in huis te nemen. De voorzieningenrechter heeft op 26 oktober 2022 geoordeeld dat er onvoldoende redenen zijn om de gevraagde voorziening toe te wijzen. De rechter heeft overwogen dat de belangen van de hond voorop staan en dat het in het belang van de hond is om de huidige situatie te handhaven totdat er een definitieve uitspraak in de bodemprocedure is gedaan. Eiseres is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten dragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/544790 / KG ZA 22-437
Vonnis in kort geding van 26 oktober 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.D.M. de Boer te Amsterdam,
tegen
de stichting
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.A. Kazzaz-de Hoog te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties (10),
  • de conclusie van antwoord met producties (A-G)
  • de mondelinge behandeling op 11 oktober 2022,
  • de pleitnota van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Inleiding

2.1.
In deze kortgedingprocedure gaat het om de vraag of er redenen zijn om - vooruitlopend op de uitspraak in de bodemprocedure - te beslissen dat [gedaagde] de hond [naam 1] moet teruggeven aan [eiseres] .
2.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en zal daarom de gevraagde voorziening weigeren. Deze beslissing wordt hierna toegelicht. Eerst komen de omstandigheden aan de orde waarover partijen het eens zijn. Daarna wordt weergegeven wat de partijen willen in deze procedure. Vervolgens wordt na een voorlopige beoordeling van de standpunten van partijen in de zaak en na een afweging van de wederzijdse belangen van partijen uitgelegd waarom geen spoedvoorziening wordt gegeven.
De feiten
2.3.
[gedaagde] is een vereniging die zich inzet voor het welzijn van dieren, meer in het bijzonder voor de dieren die door haar naar Nederland worden gehaald met het doel deze dieren een goed, veilig thuis te geven. Zij zoekt naar geschikte verzorgers in Nederland. Als er een match is sluiten de vereniging en de verzorger een overeenkomst (hierna ook ‘adoptie overeenkomst’ genoemd) waarna het dier aan de verzorger (hierna ook adoptant) wordt overgedragen.
2.4.
In mei 2022 heeft [eiseres] contact opgenomen met [gedaagde] met als doel een hond uit [.] te adopteren. Zij heeft via de website van [gedaagde] een formulier ingevuld voor [naam 1] . Er heeft vervolgens een telefonisch intakegesprek plaatsgevonden tussen een medewerker van [gedaagde] en [eiseres] .
2.5.
Op 13 mei 2022 is een werknemer van [gedaagde] bij [eiseres] op bezoek geweest om te beoordelen of de woonomgeving van [eiseres] voldeed aan de voorwaarden die [gedaagde] stelt. Dezelfde dag is aan [eiseres] bericht dat deze geschikt is bevonden en dat [naam 1] naar Nederland zal worden gebracht.
2.6.
[gedaagde] heeft [eiseres] op 24 juni 2022 het bericht gestuurd dat [naam 1] op 9 juli 2022 in Nederland zou aankomen.
2.7.
Op 8 juli 2022 hebben partijen de adoptie overeenkomst gesloten met betrekking tot [naam 1] . Deze luidt voor zover van belang als volgt:
‘ADOPTIE VOORWAARDEN
(…)
2. Indien de woonsituatie van de adoptant niet overeenkomt met wat tijdens de intakeprocedure is verteld, en dit ten nadele is voor de hond, wordt de hond niet bij de adoptant geplaatst.
(…)
11. Het adoptiebedrag voor de adoptiehond bedraagt € 295,00 samen het verplicht gestelde veiligheidstuigje €30,00 = totaal € 325,00 en dient per bank te worden voldaan (…) Het paspoort wordt u vervolgens per post toegezonden.
(…)
14. U dient de hond de eerste maanden dubbel aan te lijnen en gebruik te maken van het geleverde veiligheidstuigje. Voor veiligheidstuigjes zie ook [website]
15. [gedaagde] behoudt zich het recht de hond terug te vorderen als blijkt dat er niet aan deze adoptievoorwaarden wordt voldaan.
Ingangsdatum adoptie: 9 juli 2022
Hond is afkomstig en geadopteerd van vereniging [gedaagde] (…)’
2.8.
[naam 1] kwam meteen na aankomst in Nederland, op 9 juli 2022, bij [eiseres] in huis. [eiseres] werd lid van een whatsapp-groep bestaande uit verschillende mensen die met tussenkomst van [gedaagde] voor een hond zorgen. Via deze groep konden ervaringen worden uitgewisseld en adviezen worden gegeven.
2.9.
[naam 1] was angstig tijdens haar verblijf bij [eiseres] . Op 23 juli 2022 kwam de voorzitter van [gedaagde] met haar eigen hond langs bij [eiseres] om te bezien of [naam 1] in het gezelschap van een andere hond zich meer op haar gemak zou zijn. Tijdens dit bezoek is aan de orde geweest dat het in belang van [naam 1] zou kunnen zijn als [eiseres] (tijdelijk) een tweede hond zou nemen.
2.10.
[naam 1] is op 24 juli 2022 in een gastgezin geplaatst waar meer honden zijn. Op deze manier zou [naam 1] beter kunnen wennen aan mensen en het wandelen/uitlaten aan de lijn. De opvang zou tijdelijk zijn. [eiseres] heeft er mee ingestemd.
2.11.
[gedaagde] heeft niet aan [eiseres] laten weten op welk adres [naam 1] verbleef. Volgens haar was het in het belang van [naam 1] dat [eiseres] niet op bezoek zou komen.
2.12.
[eiseres] werd via whatsapp-berichten geïnformeerd over [naam 1] . Naar verloop van tijd werd minder informatie verstrekt. Bij brief van 29 juli 2022 heeft [eiseres] [gedaagde] verzocht om [naam 1] naar haar terug te brengen. Zij heeft voorgesteld om in gesprek te gaan.
2.13.
Bij brief van 1 augustus 2022 heeft de voorzitter van [gedaagde] aan [eiseres] laten weten dat zij niet van plan is om [naam 1] aan haar terug te geven. Als reden daarvoor geeft zij dat [naam 1] geen geschikte hond voor haar zou zijn. Zij baseert dat op eigen waarnemingen en interpretaties van het gedrag van [naam 1] , eerst tijdens het verblijf bij [eiseres] en daarna bij het gastgezin.
2.14.
[eiseres] is blijven aandringen op het teruggeven van [naam 1] .
2.15.
Namens [gedaagde] is bij brief van 12 augustus 2022 het volgende aan [eiseres] bericht:
“(…) Ter voorkoming van verdere discussies die niet in het belang zijn van [naam 1] , kiezen wij ervoor verder niet inhoudelijk in te gaan op de ontstane situatie. Wel hebben wij de conclusie moeten trekken dat u gedurende de adoptieprocedure voorafgaande aan de feitelijke adoptie van [naam 1] , een andere voorstelling van zaken heeft gegeven. Een voorstelling van zaken die behoorlijk afwijkt van de realiteit. U bent niet voornemens om binnen een korte termijn een tweede hond te adopteren, u blijkt nauwelijks kennis en kunde van de omgang met (angstige) honden te hebben, althans niet in de mate die u ons heeft geschetst, en het meest kwalijk in deze situatie met [naam 1] : u heeft geen geduld en begrip voor haar. Zoals gezegd en eerder in dit bericht al is benoemd, is met name het hebben van een flink portie geduld veruit de belangrijkste eigenschap die iemand nodig heeft om een angstige hond te kunnen begeleiden.
(…)
Door, met name het gebrek aan geduld, schaadt u het welzijn van [naam 1] . Wij hebben dit meerdere keren aangegeven. Helaas heeft u onze adviezen niet ter harte genomen. Ook tips en adviezen die integraal deel uitmaken van de adoptieovereenkomst werden vanaf het eerder moment niet opgevolgd.
Alle feiten in overweging nemend en handelend in het belang van [naam 1] , hebben wij besloten dat wij genoodzaakt zijn de adoptieovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 2 en artikel 15.
Indien u dat wenst kunnen wij u schadeloos stellen door de adoptiebijdrage aan u terug te storten. Dat horen wij graag van u.
Net als u hadden wij het verloop van de adoptie van [naam 1] graag anders gezien. Wij begrijpen dan ook dat dit bericht een enorme teleurstelling voor u is.
Wij gaan ervan uit dat u begrijpt dat wij dit besluit enkel hebben genomen in het belang van [naam 1] .”
2.16.
[eiseres] heeft op 17 augustus 2022 haar schriftelijke reactie gegeven. Zij betwist dat zij een verkeerde voorstelling van zaken zou hebben gegeven bij het aangaan van de overeenkomst, dat door haar niet aan de gestelde voorwaarden zou zijn voldaan en dat zij niet voldoende geduld zou hebben voor een angstige hond als [naam 1] . Zij noemt ook dat het hebben van een tweede hond nooit een voorwaarde is geweest en dat zij niet heeft toegezegd een tweede hond te zullen nemen.
2.17.
[eiseres] heeft een partijdeskundige ingeschakeld: drs. [A] , sociaal psycholoog, aangesloten bij [onderneming] (hierna: [A] ). [A] heeft op basis van de informatie van [eiseres] en videobeelden op 25 september 2022 schriftelijke advies gegeven voor [naam 1] (waarbij zij de naam gebruikt die [eiseres] haar heeft gegeven: [naam 2] ). Zij schrijft dat geconcludeerd kan worden dat [naam 2] de afgelopen periode vooruit is gegaan en hierdoor de volgende stap van plaatsing zou kunnen maken. En verder:
“(…)
Mijn advies voor [naam 2]
Wanneer de stichting wordt gehouden aan het nakomen van de afspraken die gemaakt zijn met adoptant [eiseres (voornaam)] , dan is voor [naam 2] de volgende aanpak volgens mijn deskundige mening het meest ideaal:
  • [eiseres (voornaam)] krijgt [naam 2] mee naar huis. [naam 2] wordt eerst als enige hond gehuisvest (conform de afspraak en dit in de enige mogelijkheid om te testen of het nodig is om een 2e hond in huis te nemen).
  • [eiseres (voornaam)] beschikt meteen vanaf de eerste week over sociale honden in de kennissenkring die langskomen en een rol kunnen spelen in de eerste wandelingen. (…)
  • [eiseres (voornaam)] is bereid om een 2e soortgenoot in huis te nemen wanneer na een periode van 2 maanden blijkt dat [naam 2] onvoldoende vooruitgaat (dat wil zeggen; het niveau van herstel die nu bereikt is bij de stichting moet ook bereikt worden in deze periode).
  • [eiseres (voornaam)] wordt begeleid door een deskundige trainer en een gedragstherapeut met ervaring met buitenlandse honden, beiden deskundigen hebben een rol in het adviseren in bovenstaand punt.
[eiseres (voornaam)] heeft aangegeven hiervoor gebruik te willen maken van ondergetekende als gedragstherapeut en haar trainer/coach [B] die haar eerder heeft geadviseerd en ervaring heeft met buitenlandse honden (…)”
Wat willen partijen?
2.18.
[eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te gebieden [naam 1] (inclusief paspoort en UBN-nummer) aan haar af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom en om haar te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding.
Zij baseert deze vordering op de adoptie-overeenkomst van 8 juli 2022. Volgens haar is dit een koopovereenkomst onder bepaalde voorwaarden en is deze overeenkomst in eerste instantie ook nagekomen door partijen: [eiseres] heeft de koopprijs betaald en [naam 1] is bij haar gebracht. Van een rechtsgeldige beëindiging van deze overeenkomst is geen sprake geweest, aldus [eiseres] . [eiseres] wijst er verder op dat de plaatsing in het gastgezin die vervolgens in overleg plaatsvond slechts tijdelijk zou zijn zodat [gedaagde] ook op grond van de aanvullende afspraak gehouden is om [naam 1] naar haar terug te brengen. Volgens [eiseres] heeft zij een spoedeisend belang bij haar vordering tot nakoming van de gemaakte (aanvullende) afspraken, omdat [naam 1] inmiddels drie maanden elders verblijft en een bodemprocedure zou betekenen dat zij [naam 1] mogelijk een jaar niet zal zien wat zeer ongewenst is en niet in het belang is van [naam 1] .
2.19.
[gedaagde] acht zich niet gehouden om [naam 1] aan [eiseres] af te geven. Zij stelt dat de adoptie-overeenkomst die is gesloten, moet worden aangemerkt als een bruikleenovereenkomst tussen haar en [eiseres] en dat deze overeenkomst is geëindigd. [gedaagde] stelt dat [eiseres] bij het aangaan van de overeenkomst een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Ook is het volgens [gedaagde] niet in het belang van [naam 1] dat zij terugkeert naar [eiseres] . Zij merkt daarbij op dat [naam 1] het goed maakt in het nieuwe adoptiegezin waar [naam 1] eind augustus is geplaatst.
Toetsingskader
2.20.
Het gaat hier om een in kort geding gevraagde voorlopige voorziening, inhoudende onmiddellijke afgifte van [naam 1] aan [eiseres] . Dit betekent dat de voorzieningenrechter moet beoordelen of [eiseres] , een dermate spoedeisend belang heeft bij deze afgifte dat van haar niet kan worden gevergd om een bodemprocedure daarover af te wachten. Of de voorziening wordt verleend is niet alleen afhankelijk van het oordeel van de voorzieningenrechter over de mogelijke uitkomst van de bodemzaak zaak (voorlopig oordeel), maar ook van de uitkomst van de afweging van de belangen van partijen op het moment van de uitspraak. Dit laatste kan betekenen dat ook als er nog niet veel valt te zeggen over de mogelijke uitkomst van de bodemzaak, een voorziening toch gerechtvaardigd kan zijn. Als uitgangspunt geldt bovendien dat, gelet op de aard van het kort geding, in deze procedure in het algemeen geen plaats is voor uitgebreide bewijslevering.
De door [eiseres] gevraagde voorziening wordt geweigerd.
2.21.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in deze zaak niet voldoende is gebleken dat een voorlopige maatregel op zijn plaats is. De voorzieningenrechter zal dit in het onderstaande uitleggen.
2.22.
Daargelaten het antwoord op de vraag of [eiseres] - zoals zij stelt - op grond van de adoptie-overeenkomst als eigenaar van [naam 1] moet worden aangemerkt, dan wel of zij bruiklener is - zoals [gedaagde] betoogt - heeft laatstgenoemde op grond van artikel 15 van de adoptie-overeenkomst het recht [naam 1] terug te vorderen. [gedaagde] stelt, zo begrijpt de voorzieningenrechter, dat op grond van dit artikel dat zij [naam 1] niet hoeft terug te geven aan [eiseres] , omdat [eiseres] niet (meer) voldoet aan de adoptievoorwaarden, meer specifiek dat [eiseres] haar mondelinge toezegging bij de intake om een tweede hond in huis te nemen niet is nagekomen, waartoe zij wel gehouden is. Nu [eiseres] heeft betwist dat deze voorwaarde is gesteld, ligt het op de weg van [gedaagde] om in de bodemprocedure te bewijzen dat zij deze voorwaarde bij het aangaan van de adoptie-overeenkomst heeft gesteld en dat [eiseres] daarmee heeft ingestemd. Zoals gezegd, is voor een dergelijke bewijsvoering in een kort geding procedure geen ruimte. Dit betekent dat de voorzieningenrechter zich zal onthouden van een prognose van de uitkomst van de bodemzaak.
2.23.
Vervolgens komt dan de vraag aan de orde of na afweging van de belangen van partijen er toch gronden aanwezig zijn die maken dat de gevraagde voorziening vereist is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat niet het geval is en licht dat toe. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat het goed zal gaan als [naam 1] op grond van de uitkomst in de bodemzaak weer terug zal moeten naar [eiseres] . Aan [eiseres] kan worden toegegeven dat het voor de hand lag dat [naam 1] bij aankomst in Nederland meer tijd nodig had om te wennen aan haar nieuwe situatie. [naam 1] kwam immers meteen na de overplaatsing van het asiel uit [.] bij haar. Aannemelijk is dat [eiseres] in de korte periode van twee weken niet de mogelijkheid heeft gehad om progressie te maken met [naam 1] . [eiseres] heeft er ook blijk van gegeven dat zij goede bedoelingen heeft met [naam 1] . Zij heeft adviezen ingewonnen bij deskundigen en is bereid om na terugkeer van [naam 1] deskundige begeleiding in te schakelen. Dit alles neemt echter niet weg dat het ook geheel anders kan uitpakken, zoals [gedaagde] gemotiveerd heeft gesteld. Zij wijst erop dat [naam 1] thans gewend is aan een leefomgeving met andere honden, welke [eiseres] niet kan bieden. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat ook in de aanbevelingen van de door [eiseres] zelf ingeschakelde deskundige [A] is opgenomen dat de aanwezigheid van een andere hond in huis bij [eiseres] van belang kan blijken te zijn. Niet duidelijk is geworden of [eiseres] in de gelegenheid is en/of bereid zal zijn om al dan niet tijdelijk een tweede hond in huis te nemen als blijkt dat [naam 1] niet voldoende vooruitgaat of terugvalt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] aangegeven dat er sociale honden in haar kennissenkring zijn om mee te gaan wandelen als [naam 1] weer bij haar is. De vraag is echter of dit voldoende is.
2.24.
Het bovenstaande brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter met zich dat terughoudendheid is geboden, zeker nu het hier niet gaat om een zaak [1] , maar om een levend wezen met gevoel. Partijen onderkennen dit kennelijk ook nu zij beiden het belang van [naam 1] voorop stellen. Dit betekent dat de uitkomst van de belangenafweging luidt dat de huidige situatie in afwachting van de bodemzaak moet worden gehandhaafd, zodat voor de gevraagde voorziening geen plaats is.
De kosten
2.25.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en zal daarom haar eigen proceskosten moeten dragen en die van [gedaagde] moeten vergoeden. De kosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.683,00

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.683,00,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022. [2]

Voetnoten

1.Vergelijk artikel 3:2a Burgerlijk Wetboek
2.type: HH (4182)