ECLI:NL:RBMNE:2022:4293

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
545346 / HA RK 22-203
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. A.A.T. van Rens, de behandelend rechter in een civiele procedure. Verzoekster, een besloten vennootschap, heeft het wrakingsverzoek ingediend omdat zij van mening was dat de rechter niet onafhankelijk was. Dit zou blijken uit het feit dat de rechter niet voorafgaand aan de zitting een beslissing wilde nemen over het toestaan van een akte wijziging van eis, die door de wederpartij was ingediend. Verzoekster stelde dat zij hierdoor onvoldoende gelegenheid had om op de wijziging te reageren en dat de rechter bevooroordeeld was.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat een rechter gewraakt kan worden op grond van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechter om niet aan het begin van de zitting een standpunt in te nemen, een procesbeslissing was en niet getuigde van vooringenomenheid. Ook het opmaken van een proces-verbaal buiten aanwezigheid van partijen werd niet als grond voor wraking geaccepteerd, aangezien dit een gebruikelijke praktijk is bij de rechtbank Midden-Nederland.

Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 545346 / HA RK 22-203
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 25 oktober 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
(verder te noemen verzoekster),
advocaat mr. D.H.J. Hooreman, te Utrecht,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de hoofdzaak van 27 september 2022;
  • de reactie van de rechter, mr. A.A.T. van Rens, van 30 september 2022;
  • de e-mail van mr. Hooreman van 6 oktober 2022;
  • de e-mail van de griffier in de hoofdzaak van 10 oktober 2022, waarbij het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is aangepast;
  • de bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door verzoekster ingediende pleitnota.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 11 oktober 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn namens verzoekster verschenen [A] en haar gemachtigde. Tevens is de rechter, mr. A.A.T. van Rens, verschenen. Namens de wederpartij in de hoofdzaak zijn verschenen [B] en mr. E.F.E. van Essen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. A.A.T. van Rens als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer
C/16/520963 / HA ZA 21-306.
2.2.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. De wederpartij in de hoofdzaak heeft twaalf dagen voor de mondelinge behandeling van de hoofdzaak een akte wijziging van eis met producties toegezonden. Dit is een lijvig processtuk. Verzoekster heeft binnen het kader van de mondelinge behandeling te weinig ruimte en gelegenheid om daarop te reageren. Daarvoor is een nadere akte nodig. Omdat de rechter niet aan het begin van de zitting een beslissing wilde nemen over het toestaan van deze akte is de rechter bevooroordeeld en niet onafhankelijk. Daar komt bij dat een proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij rechtbank Midden-Nederland buiten aanwezigheid van partijen wordt opgemaakt. Daardoor bestaat de kans dat daarin onjuistheden worden vermeld waarop partijen kunnen worden afgerekend. Verzoekster wil op dat vlak niet achter de feiten aanlopen.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie stelt hij zich op het standpunt dat hij in de hoofdzaak een incidenteel tussenvonnis heeft gewezen, waarbij verzoekster is veroordeeld om de wederpartij informatie te verschaffen. Twaalf dagen voor de zitting heeft de wederpartij een akte overlegging van stukken ingediend en heeft zij ook haar eis vermeerderd. Verzoekster heeft daarop direct verzocht om aanhouding van de zitting of de beslissing om na de zitting de gelegenheid te krijgen voor het nemen van een akte. Beide verzoeken zijn door de rechter afgewezen, omdat hij de akte van de wederpartij geen reden vond voor uitstel van de zitting. Verder heeft hij laten weten dat hij op zitting een beslissing zou nemen op het verzoek om een akte te mogen nemen. Verzoekster heeft daarna een nieuw verzoek gedaan om een akte toe te staan of op dat verzoek in ieder geval aan het begin van de zitting een beslissing te nemen. Hierop heeft de rechter een reactie opgesteld, waarin concluderend staat dat op dat moment niet onvoldoende kon worden bepaald of en zo ja op welk punt verzoekster de gelegenheid moet krijgen om een akte te nemen. Dat zal ook zo zijn aan het begin van de zitting. Gebleken is dat deze reactie niet naar partijen gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft de rechter aangegeven dat hij aan het einde van de behandeling een beslissing zou nemen op verzoeksters verzoek om nog een akte te mogen nemen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer stelt vast dat de beslissing om niet aan het begin van de zitting een standpunt in te nemen of verzoekster na de zitting de mogelijkheid krijgt om een akte in te dienen een procesbeslissing is. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek uitgelegd dat de zitting is bedoeld om alle schriftelijke stukken en verdere standpunten van partijen te bespreken aan de hand van vragen van de rechter. Vervolgens zal de rechter vonnis wijzen. Als blijkt dat met de mondelinge behandeling op een onderdeel niet is voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor, dan is aanleiding om een partij op dat punt ruimte te geven voor een akte. Dan is de zaak dus nog niet klaar voor vonniswijzing.
3.4.
Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden.
3.5.
Naar het oordeel van de wrakingskamer geeft de motivering van de rechter om niet aan het begin, maar aan het einde van de zitting in de hoofdzaak te beslissen op het verzoek om nog een akte te mogen indienen geen blijk van vooringenomenheid. Ook in de communicatie van de rechter in aanloop naar de zitting ziet de wrakingskamer geen vooringenomen standpunt. De rechter heeft juist alle mogelijkheden opengehouden om dit ter zitting te bespreken en op basis van de daar gekregen informatie een beslissing te nemen. Deze wrakingsgrond slaagt daarom niet.
3.6.
De wrakingskamer begrijpt dat verzoekster met haar stelling dat bij rechtbank Midden-Nederland een proces-verbaal van de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen wordt opgemaakt, haar wens wil onderbouwen om een schriftelijk akte te mogen nemen. Dit is echter geen grond voor wraking. Het is immers algemene praktijk bij de rechtbank Midden-Nederland om een proces-verbaal op die wijze op te maken. Hieruit blijkt dan ook niet van bevooroordeeldheid van de rechter. Ook deze wrakingsgrond faalt.
3.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team civiel, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer C/16/520963 / HA ZA 21-306 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, en mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. P.J.M. Mol, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.S. Smits, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.