ECLI:NL:RBMNE:2022:429

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
C/16/530463 / HA ZA 21-750
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in civiele procedure over voorlopige voorziening inzake zorgverzekeringen en provisie-inkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 februari 2022 een tussenuitspraak gedaan in een incident dat is ingesteld door [procesdeelnemer I] B.V. tegen [procesdeelnemer II], [procesdeelnemer III] V.O.F., Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en Achmea Zorgverzekeringen N.V. De eiseres, [procesdeelnemer I], vorderde een voorlopige voorziening om te voorkomen dat verzekerden zonder schriftelijke toestemming van haar portefeuille naar de portefeuille van [procesdeelnemer III] zouden worden overgeboekt. De rechtbank heeft de vorderingen van [procesdeelnemer I] afgewezen, omdat deze niet voldeden aan de eisen voor een voorlopige voorziening zoals gesteld in artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende samenhang was tussen de hoofdvordering en de gevorderde voorlopige voorzieningen. De eiseres had geen termijn aangegeven voor de voorlopige voorziening en de vorderingen betroffen verschillende onderwerpen. De rechtbank heeft [procesdeelnemer I] veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 563 aan de zijde van [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III], en € 563 aan de zijde van Zilveren Kruis Achmea. De hoofdzaak zal op 16 maart 2022 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/530463 / HA ZA 21-750
Vonnis in incident van 2 februari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[procesdeelnemer I] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.H.P. Claassen in Rotterdam,
tegen

1.[procesdeelnemer II] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. S. Besli te Ede Gld,
2. de vennootschap onder firma
[procesdeelnemer III] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. S. Besli te Ede Gld,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[procesdeelnemer IV] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. S. Besli te Ede Gld,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[procesdeelnemer V] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. S. Besli te Ede Gld,
5. de naamloze vennootschap
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leiden,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. C.W.M. Lieverse te Amsterdam,
6. de naamloze vennootschap
ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leiden,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. C.W.M. Lieverse te Amsterdam.
De eisende partij zal hierna [procesdeelnemer I] genoemd worden. De gedaagde partij 1 zal hierna [procesdeelnemer II] genoemd worden. De gedaagde partij 2 zal hierna [procesdeelnemer III] genoemd worden en de gedaagde partijen 5 en 6 zullen hierna Zilveren Kruis Achmea genoemd worden. De gedaagde partijen 3 en 4 zijn de vennoten van [procesdeelnemer III] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met, voor zover hier van belang, de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, met als bijlagen producties 1 tot en met 19;
  • een akte overlegging productie van [procesdeelnemer I] met als bijlage productie 20;
  • de conclusie van antwoord in incident van [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] , met als bijlagen producties 1 tot en met 18;
  • de conclusie van antwoord in incident van Zilveren Kruis Achmea, met als bijlagen producties 1 tot en met 14;
  • de antwoordakte in incident van [procesdeelnemer I] , met als bijlage productie 21;
  • de antwoordakte houdende uitlating productie van [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] ;
  • de akte houdende uitlating producties van Zilveren Kruis Achmea.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Waar gaat de hoofdzaak over?

2.1.
Zilveren Kruis Achmea is in Nederland actief als aanbieder van zorgverzekeringen. Zij biedt deze verzekeringen rechtstreeks aan en accepteert ook verzekerden die worden aangebracht via bemiddelaars. Twee van deze bemiddelaars zijn [procesdeelnemer I] en [procesdeelnemer III] . Zij hebben beiden een vergunning van de AFM voor het adviseren en bemiddelen in zorgverzekeringen. [procesdeelnemer I] treedt op als bemiddelaar voor de collectiviteiten [collectiviteit 1] en [collectiviteit 2] en [procesdeelnemer III] treedt op als bemiddelaar voor de collectiviteit [collectiviteit 3] . [procesdeelnemer I] en [procesdeelnemer III] ontvangen per verzekerde een bedrag per maand waarin die verzekeringen bij Zilveren Kruis Achmea lopen. [procesdeelnemer II] heeft van 1 juni 2015 tot en met 1 juni 2016 gewerkt bij [procesdeelnemer I] . Vanaf 3 februari 2020 is [procesdeelnemer II] werkzaam bij [procesdeelnemer III] .
2.2.
[procesdeelnemer I] is de onderhavige procedure gestart tegen [procesdeelnemer III] , [procesdeelnemer II] en Zilveren Kruis Achmea. Zij stelt dat [procesdeelnemer III] eind 2020 een deel van haar verzekerden heeft overgenomen zonder dat de verzekerden daar toestemming voor hadden gegeven. Zij stelt dat [procesdeelnemer II] daar een rol in heeft gespeeld. Zilveren Kruis Achmea had er op toe moeten zien dat dit alleen met toestemming van de verzekerden gebeurde, maar dat is niet gebeurd. Zilveren Kruis Achmea heeft inmiddels de samenwerking tussen haar en [procesdeelnemer I] ( [collectiviteit 2] en [collectiviteit 1] ) beëindigd per 1 januari 2022. [procesdeelnemer I] vordert in de hoofdprocedure dat gedaagden een vergoeding betalen voor het verlies van provisie-inkomsten over 2021 van € 59.700, dat zij een vergoeding betalen voor het verlies van provisie-inkomsten na 1 januari 2022 van primair € 1.177.650 dan wel, subsidiair, € 298.500, en - subsidiair - dat Zilveren Kruis Achmea ook na 1 januari 2022 en na de beëindiging van de collectiviteitsovereenkomsten van [collectiviteit 2] en [collectiviteit 1] , provisie blijft betalen aan [procesdeelnemer I] over alle verzekerden die [procesdeelnemer I] heeft aangebracht.

3.Het incident en de beoordeling daarvan

3.1.
In de dagvaarding heeft [procesdeelnemer I] een incidentele vordering ex artikel 223 Rv ingesteld. [procesdeelnemer I] vordert:
I. [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] te verbieden verzekerden uit de portefeuille van [procesdeelnemer I] zonder hun schriftelijke toestemming over te boeken naar de portefeuille van [procesdeelnemer III] , op straffe van een dwangsom van € 1.500 per overgeboekte verzekerde;
II. Zilveren Kruis Achmea te verbieden verzekerden uit de portefeuille van [procesdeelnemer I] over te boeken naar de portefeuille van [procesdeelnemer III] zonder uitdrukkelijk schriftelijk verzoek daartoe van de verzekerde, op straffe van een dwangsom van € 1.500 per overgeboekte verzekerde;
III. Zilveren Kruis Achmea te gebieden 1) inzage te geven in de uitstroom van verzekerden uit de portefeuille van [procesdeelnemer I] naar de portefeuille van [procesdeelnemer III] en 2) aan [procesdeelnemer I] afschriften te verstrekken van de getekende overboekformulieren van de betreffende verzekerden, op straffe van een dwangsom van € 1.500 per overgeboekte verzekerde waarvan geen overboekformulier wordt verstrekt.
3.2.
Gedaagde partijen voeren verweer.
3.3.
Artikel 223 Rv biedt voor partijen de mogelijkheid om tijdens het aanhangige geding een voorlopige voorziening te vorderen, dat wil zeggen een voorlopige maatregel. Daarbij geldt dat iedere voorziening kan worden gevorderd, mits deze samenhangt met de hoofdzaak en zich ervoor leent om als voorlopige voorziening te worden gegeven.
vordering I en II
3.4.
De rechtbank zal de incidentele vorderingen I en II van [procesdeelnemer I] afwijzen en zal hierna uitleggen waarom. De vorderingen voldoen namelijk niet aan de eisen die de wet stelt aan een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv. Allereerst kan een voorlopige voorziening alleen getroffen worden voor de duur van het geding. [procesdeelnemer I] heeft in de vordering niets opgenomen over de termijn waarop deze voorziening zou moeten gelden. Daarnaast is toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening alleen mogelijk wanneer die voorziening voldoende samenhang vertoont met de hoofdvordering, bijvoorbeeld doordat zij een onderdeel van de hoofdvordering als inhoud heeft of gericht is op een conservatoire maatregel die met de hoofdvordering in verband staat. In dit geval vraagt [procesdeelnemer I] in de hoofdzaak om betaling van verschillende (schade)vergoedingen. Het gaat daarbij om de schade, naar de rechtbank deze vorderingen verstaat, die [procesdeelnemer I] zegt te hebben geleden doordat in het verleden sprake was van de vorenomschreven ‘overboeking’ van verzekerden. De vorderingen in incident zien op iets heel anders, namelijk een verbod om verzekerden zonder schriftelijke toestemming van portefeuille te laten wisselen. Die vordering strekt er toe, blijkens de door [procesdeelnemer I] gegeven toelichting, dat in de toekomst niet (opnieuw) van de door [procesdeelnemer I] bestreden gang van zaken sprake zal zijn. Gelet op de aldus uiteenlopende onderwerpen van de hoofdvordering en de gevorderde voorlopige voorziening bestaat er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende samenhang tussen beiden en dienen de provisionele vordering I en II reeds daarom te worden afgewezen.
vordering III
3.5.
Wat hiervoor onder 3.4. is overwogen en beslist, geldt eveneens ten aanzien van vordering III. Die vordering strekt ertoe, wederom blijkens de daarop door [procesdeelnemer I] gegeven toelichting, dat aan [procesdeelnemer I] schriftelijke stukken worden verstrekt van ‘overboekingen’ van verzekerden naar [procesdeelnemer III] die in de toekomst mochten gaan plaatsvinden. Ook hier is daarom sprake van onvoldoende samenhang in de onder 3.4. bedoelde zin, op grond waarvan ook deze vordering moet worden afgewezen.
proceskosten
3.6.
[procesdeelnemer I] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van dit incident te dragen, aan de zijde van [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] tot op heden begroot op € 563 (1 punt voor salaris advocaat van de toepasselijke liquidatietariefgroep II) en aan de zijde van Zilveren Kruis Achmea op dezelfde voet eveneens begroot op € 563.
in de hoofdzaak
3.7.
De rechtbank zet de hoofzaak voort in de stand waarin deze zich bevindt.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af;
4.2.
veroordeelt [procesdeelnemer I] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [procesdeelnemer II] en [procesdeelnemer III] tot op heden begroot op € 563 en aan de zijde van Zilveren Kruis tot op heden begroot op € 563;
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 16 maart 2022 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: