Op 25 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere was afgewezen op 10 september 2022. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de online zitting op 25 oktober 2022, waar zowel verzoeker als zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, omdat verzoeker in zijn basisbehoeften kon voorzien. Ondanks de claim van verzoeker dat hij in acute financiële nood verkeerde, toonde het bewijs aan dat hij huurtoeslag ontving en dat hij zijn huur tijdig betaalde. Bovendien had hij inkomsten uit gokken en ontving hij financiële steun van derden.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van verweerder niet evident onrechtmatig was, wat betekent dat het niet overduidelijk was dat het standpunt van verweerder niet klopte. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en benadrukte dat partijen erop gewezen zijn dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten.