8.3Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft zijn echtgenote [slachtoffer] , na een echtelijke ruzie en in het bijzijn van hun zoon, schoondochter en een vriend, in de gezamenlijke woning onverhoeds aangevallen en met een mes in haar hals gesneden. Door dit handelen heeft het slachtoffer onder andere een steekwond in de hals opgelopen en had zij het leven kunnen verliezen. De hals, waarin zich onder andere de halsslagader bevindt, is een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Dat het slachtoffer niet dodelijk gewond is geraakt, is te danken aan hun zoon, die heeft kunnen voorkomen dat verdachte kon doorgaan met zijn aanval.
Deze gebeurtenis is voor het slachtoffer een uiterst beangstigende ervaring geweest. Slachtoffers van dit soort strafbare feiten kunnen lange tijd psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Dat het handelen van verdachte nog altijd grote impact heeft op het slachtoffer, blijkt uit de toelichting bij het verzoek tot schadevergoeding en de slachtofferverklaring die zij op 14 oktober 2022 ter terechtzitting heeft afgelegd. Het slachtoffer heeft sinds de gebeurtenis slaapproblemen en kampt tot op de dag van vandaag met angstgevoelens. Om die reden heeft zij hulp gezocht in de geestelijke gezondheidszorg. Daarnaast ervaart het slachtoffer nog steeds pijn en wordt ze door het litteken in haar hals dagelijks geconfronteerd met de gebeurtenis.
De rechtbank neemt voorts in overweging dat een dergelijk levensdelict gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengt. Dit geldt in het bijzonder ook voor de zoon en schoondochter van verdachte, die ten tijde van de aanval in de woning aanwezig waren. Het moet voor hen een traumatische ervaring zijn geweest om getuige te zijn van dergelijk excessief geweld, waarbij nota bene een (schoon)ouder met een mes in de hals is gesneden.
Doodslag behoort tot de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. De wetgever heeft deze ernst tot uitdrukking gebracht door een tijdelijke gevangenisstraf van 15 jaren als strafmaximum te stellen. In dit geval is sprake van een poging tot doodslag, hetgeen betekent dat het strafmaximum een derde lager is.
De persoon van verdachte
Over verdachte is een Pro Justitia rapportage van 1 juli 2022 opgemaakt door klinisch psycholoog M.G.H. van Willigenburg. Hieruit blijkt onder meer het volgende. Verdachte lijdt aan een psychische stoornis, te weten een persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. Deze psychische stoornis was volgens de deskundige aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde toen de gedragskeuzes en -gedragingen van verdachte. De persoonlijkheidspathologie doet zich met name voor bij toenemende emotionele druk, zoals bij dreigende verlating. De emotieregulatie van verdachte schiet onder deze omstandigheden in toenemende mate tekort en er is sprake van kinderlijk-regressief aanklampend gedrag en impulsiviteit, met zowel naar zichzelf als naar naasten gerichte (openlijke en toegedekte) agressie. Verdachte heeft geen zicht op zijn eigen aandeel in een ontstane conflictsituatie en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn emoties en gedrag. De impulsiviteit kan zo verder toenemen. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van voornoemde deskundige over, op de in de rapportage genoemde gronden. De rechtbank concludeert dat het hiervoor bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Met betrekking tot het risico op recidive wordt door de deskundige overwogen dat de kans dat verdachte in de komende periode tot gewelddadig handelen zal komen als matig wordt ingeschat, gezien de indicatoren binnen het historische domein, de zorgelijke risicohantering en de niet-optimale aanwezigheid van beschermende factoren. Bij bewezenverklaring wordt geadviseerd verdachte begeleiding en coaching te geven, zodat hij zijn leven op het gebied van wonen, werk en relaties weer op kan bouwen. In het verlengde daarvan wordt een psychologische behandeling gericht op het verbeteren van de emotieregulatie aanbevolen, waarbij tevens voortschrijdende diagnostiek kan plaatsvinden op het gebied van de persoonlijkheid en eventuele verslavingsproblematiek.
De reclassering sluit in haar advies van 14 september 2022 voor wat betreft de strafoplegging en behandeling van verdachte aan bij het advies in de Pro Justitia rapportage Psychologisch onderzoek van 1 juli 2022. Indien een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd, dan adviseert de reclassering oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden:
• een meldplicht bij de reclassering;
• een ambulante behandeling;
• een contactverbod met [slachtoffer] (geboren op [1968] te [geboorteplaats] );
• een locatieverbod.
De reclassering adviseert de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te bevelen, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
De rechtbank houdt rekening met het voorgaande, evenals met de verminderde toerekenbaarheid aan verdachte van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van 10 juni 2022, waaruit volgt dat hij eerder voor een zwaar geweldsmisdrijf is veroordeeld.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit door verdachte is begaan. De rechtbank let daarnaast op de straffen die in soortgelijke strafzaken zijn opgelegd en houdt ten slotte rekening met de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zoals hiervoor omschreven.
Gelet op de beduidend ernstiger gevolgen die het handelen van verdachte had kunnen hebben, en de omstandigheden waaronder dit is gebeurd, kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of minder zware straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een (dergelijk) strafbaar feit te plegen en anderzijds om verdachte begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te kunnen leggen.
De rechtbank acht het aangewezen om de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op de leggen, zodat verdachte gedurende de proeftijd kan worden begeleid en behandeld. Deze begeleiding en behandeling dienen ertoe bij te dragen dat hij zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte bereid is hieraan mee te werken en dat hij gemotiveerd is voor behandeling. Ten aanzien van het eveneens als bijzondere voorwaarde op te leggen (directe en indirecte) contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] overweegt de rechtbank dat hierop de uitzondering geldt dat indirect contact met [slachtoffer] , door tussenkomst van een derde partij, is toegestaan, indien dit contact noodzakelijk is voor de echtscheidingsprocedure.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf een proeftijd verbinden voor de duur van drie jaren. Gelet op de eerder aangehaalde adviezen in de Pro Justitia rapportage en het reclasseringsadvies, waarin is vermeld dat verdachte psychologische behandeling en begeleiding nodig heeft op meerderere probleemgebieden, acht de rechtbank een proeftijd van drie jaren geïndiceerd.
Alles overwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en acht zij een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk, alsmede oplegging van algemene voorwaarden en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden. De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de op te leggen gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.