ECLI:NL:RBMNE:2022:4284

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
16/099644-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot moord en veroordeling poging tot doodslag met bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 20 april 2022 in Almere heeft geprobeerd zijn echtgenote, het slachtoffer, te doden door haar met een mes in de hals te steken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot moord, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij met voorbedachten rade heeft gehandeld. Wel is de verdachte veroordeeld voor poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend, gezien zijn psychische stoornis, en legde een gevangenisstraf op van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod met betrekking tot het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die zowel materiële als immateriële schade heeft geleden door de aanval.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/099644-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats] (Suriname),
verblijvende in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.A.F. Visser, advocaat te Wormerveer, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door haar advocaat, mr. C.J. Tiemessen, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 20 april 2022 in Almere heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden (moord dan wel doodslag) door haar een- of meermalen met een mes in de halsstreek en/of nek te snijden, steken en/of prikken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord. De officier van justitie acht de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte ten aanzien van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord vrij te spreken. De raadsman heeft daartoe onder andere gesteld dat niet is voldaan aan de vereisten voor voorbedachten rade. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen besluit en de betekenis en gevolgen van de voorgenomen daad. Daarnaast kan op basis van het dossier geconcludeerd worden dat verdachte heeft gehandeld vanuit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling die werd versterkt door zijn psychische problematiek. De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak poging tot moord
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat hij zal worden vrijgesproken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord.
Bewijsmiddelen poging tot doodslag [1]
1. Uit het
proces-verbaal van verhoor aangevervan 26 april 2022 volgt dat [slachtoffer] het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik doe aangifte van poging tot moord/doodslag. 20 april 2022 pakte ik de sla en de dressing uit de keuken. Ik liep terug en ik zette het neer op tafel en toen gebeurde het. Het laatste wat ik weet is dat [verdachte] in de serre stond. Maar ik boog dus voorover om de sla op tafel te zetten en toen viel [verdachte] mij van achter aan. Het enige wat ik van die momenten weet is dat er bloed uit mijn nek spoot. Het voelde warm aan. In mijn hoofd dacht ik dat ik mijn hand op mijn hals moest houden. Ik pakte toen met beide handen mijn hals vast omdat ik het gevoel had dat het helemaal doorgesneden was. Ik hoorde mijn schoondochter [schoonmoeder] gillen, ik weet nog dat ik naar buiten ben gegaan richting mijn overbuurvrouw. Ik voelde veel pijn op de wond in mijn hals. [2]
2) Uit de “
medische indicatie aanvraag geneeskundige” van 7 juni 2022 blijkt dat de traumachirurg onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, met betrekking tot [slachtoffer] heeft verklaard:
Omschrijving van het letsel: steekwond hals (Li) en sleutelbeenbreuk (Re).
Uitwendig waargenomen letsel: wond hals.
Is er sprake van uitwendig bloedverlies? Ja.
Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Ja: sleutelbeenbreuk. [3]
3) Uit de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 14 oktober 2022 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik heb [slachtoffer] op 20 april 2022 in Almere eenmaal in de hals gestoken met een stanleymes. Ik sneed haar met het stanleymes. Ik voelde dat ik haar sneed. Ik voelde dat ik ergens doorheen ging met het mes in haar hals.
Bewijsoverweging poging tot doodslag
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat van voorbedachte rade sprake is geweest.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 20 april 2022 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, eenmaal met een mes in de halsstreek van die [slachtoffer] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf, naast de algemene voorwaarden, de door de reclassering in het advies van 14 september 2022 geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. Deze bijzondere voorwaarden betreffen een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met benadeelde partij c.q. slachtoffer [slachtoffer] (geboren op [1968] te [geboorteplaats] ) en een locatieverbod (rondom de woning van [slachtoffer] aan de [adres] [woonplaats] ).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de na te noemen omstandigheden. Het tenlastegelegde kan, conform het advies in de Pro Justitia rapportage van 1 juli 2022, in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend. Daarnaast vallen de verwondingen van het slachtoffer relatief mee en heeft verdachte nu zes maanden in voorarrest verbleven. Hij heeft geen contact meer met zijn zoon en is zijn werk kwijtgeraakt. Ten slotte zal verdachte zich in moeten zetten om gedragsverandering te bewerkstelligen. Gelet op het voorgaande heeft de raadsman bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van twee jaren, waarvan een gedeelte van één jaar voorwaardelijk. De raadsman heeft verder verzocht aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf de door de reclassering in de rapportage van 14 september 2022 geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft zijn echtgenote [slachtoffer] , na een echtelijke ruzie en in het bijzijn van hun zoon, schoondochter en een vriend, in de gezamenlijke woning onverhoeds aangevallen en met een mes in haar hals gesneden. Door dit handelen heeft het slachtoffer onder andere een steekwond in de hals opgelopen en had zij het leven kunnen verliezen. De hals, waarin zich onder andere de halsslagader bevindt, is een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Dat het slachtoffer niet dodelijk gewond is geraakt, is te danken aan hun zoon, die heeft kunnen voorkomen dat verdachte kon doorgaan met zijn aanval.
Deze gebeurtenis is voor het slachtoffer een uiterst beangstigende ervaring geweest. Slachtoffers van dit soort strafbare feiten kunnen lange tijd psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Dat het handelen van verdachte nog altijd grote impact heeft op het slachtoffer, blijkt uit de toelichting bij het verzoek tot schadevergoeding en de slachtofferverklaring die zij op 14 oktober 2022 ter terechtzitting heeft afgelegd. Het slachtoffer heeft sinds de gebeurtenis slaapproblemen en kampt tot op de dag van vandaag met angstgevoelens. Om die reden heeft zij hulp gezocht in de geestelijke gezondheidszorg. Daarnaast ervaart het slachtoffer nog steeds pijn en wordt ze door het litteken in haar hals dagelijks geconfronteerd met de gebeurtenis.
De rechtbank neemt voorts in overweging dat een dergelijk levensdelict gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengt. Dit geldt in het bijzonder ook voor de zoon en schoondochter van verdachte, die ten tijde van de aanval in de woning aanwezig waren. Het moet voor hen een traumatische ervaring zijn geweest om getuige te zijn van dergelijk excessief geweld, waarbij nota bene een (schoon)ouder met een mes in de hals is gesneden.
Doodslag behoort tot de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. De wetgever heeft deze ernst tot uitdrukking gebracht door een tijdelijke gevangenisstraf van 15 jaren als strafmaximum te stellen. In dit geval is sprake van een poging tot doodslag, hetgeen betekent dat het strafmaximum een derde lager is.
De persoon van verdachte
Over verdachte is een Pro Justitia rapportage van 1 juli 2022 opgemaakt door klinisch psycholoog M.G.H. van Willigenburg. Hieruit blijkt onder meer het volgende. Verdachte lijdt aan een psychische stoornis, te weten een persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. Deze psychische stoornis was volgens de deskundige aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde toen de gedragskeuzes en -gedragingen van verdachte. De persoonlijkheidspathologie doet zich met name voor bij toenemende emotionele druk, zoals bij dreigende verlating. De emotieregulatie van verdachte schiet onder deze omstandigheden in toenemende mate tekort en er is sprake van kinderlijk-regressief aanklampend gedrag en impulsiviteit, met zowel naar zichzelf als naar naasten gerichte (openlijke en toegedekte) agressie. Verdachte heeft geen zicht op zijn eigen aandeel in een ontstane conflictsituatie en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn emoties en gedrag. De impulsiviteit kan zo verder toenemen. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van voornoemde deskundige over, op de in de rapportage genoemde gronden. De rechtbank concludeert dat het hiervoor bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Met betrekking tot het risico op recidive wordt door de deskundige overwogen dat de kans dat verdachte in de komende periode tot gewelddadig handelen zal komen als matig wordt ingeschat, gezien de indicatoren binnen het historische domein, de zorgelijke risicohantering en de niet-optimale aanwezigheid van beschermende factoren. Bij bewezenverklaring wordt geadviseerd verdachte begeleiding en coaching te geven, zodat hij zijn leven op het gebied van wonen, werk en relaties weer op kan bouwen. In het verlengde daarvan wordt een psychologische behandeling gericht op het verbeteren van de emotieregulatie aanbevolen, waarbij tevens voortschrijdende diagnostiek kan plaatsvinden op het gebied van de persoonlijkheid en eventuele verslavingsproblematiek.
De reclassering sluit in haar advies van 14 september 2022 voor wat betreft de strafoplegging en behandeling van verdachte aan bij het advies in de Pro Justitia rapportage Psychologisch onderzoek van 1 juli 2022. Indien een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd, dan adviseert de reclassering oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden:
• een meldplicht bij de reclassering;
• een ambulante behandeling;
• een contactverbod met [slachtoffer] (geboren op [1968] te [geboorteplaats] );
• een locatieverbod.
De reclassering adviseert de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te bevelen, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
De rechtbank houdt rekening met het voorgaande, evenals met de verminderde toerekenbaarheid aan verdachte van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van 10 juni 2022, waaruit volgt dat hij eerder voor een zwaar geweldsmisdrijf is veroordeeld.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit door verdachte is begaan. De rechtbank let daarnaast op de straffen die in soortgelijke strafzaken zijn opgelegd en houdt ten slotte rekening met de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zoals hiervoor omschreven.
Gelet op de beduidend ernstiger gevolgen die het handelen van verdachte had kunnen hebben, en de omstandigheden waaronder dit is gebeurd, kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of minder zware straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een (dergelijk) strafbaar feit te plegen en anderzijds om verdachte begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te kunnen leggen.
De rechtbank acht het aangewezen om de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op de leggen, zodat verdachte gedurende de proeftijd kan worden begeleid en behandeld. Deze begeleiding en behandeling dienen ertoe bij te dragen dat hij zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte bereid is hieraan mee te werken en dat hij gemotiveerd is voor behandeling. Ten aanzien van het eveneens als bijzondere voorwaarde op te leggen (directe en indirecte) contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] overweegt de rechtbank dat hierop de uitzondering geldt dat indirect contact met [slachtoffer] , door tussenkomst van een derde partij, is toegestaan, indien dit contact noodzakelijk is voor de echtscheidingsprocedure.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf een proeftijd verbinden voor de duur van drie jaren. Gelet op de eerder aangehaalde adviezen in de Pro Justitia rapportage en het reclasseringsadvies, waarin is vermeld dat verdachte psychologische behandeling en begeleiding nodig heeft op meerderere probleemgebieden, acht de rechtbank een proeftijd van drie jaren geïndiceerd.
Alles overwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en acht zij een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk, alsmede oplegging van algemene voorwaarden en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden. De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de op te leggen gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
De vordering
[slachtoffer] , bijgestaan door haar advocaat C.J. Tiemessen, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 12.810, -. Dit bedrag bestaat uit € 310,- aan materiële schade en € 12.500, - aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde. De gestelde materiële schade van € 310,- bestaat uit daggeldvergoeding voor de periode waarin zij in het ziekenhuis opgenomen is geweest.
De benadeelde partij heeft verzocht voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de materiele schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft, gelet op het letsel en hetgeen is voorgevallen, ten aanzien van de immateriële schade verzocht dit bedrag te matigen tot € 7.500, -. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de feiten en omstandigheden in de aangehaalde jurisprudentie niet vergelijkbaar zijn met onderhavige casus.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de gestelde materiële schade, te weten daggeldvergoeding voor de periode waarin de benadeelde partij [slachtoffer] in het ziekenhuis opgenomen is geweest, overweegt de rechtbank dat deze post voor vergoeding in aanmerking komt. De schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd en de verdediging heeft de schade niet weersproken. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 310,- zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 april 2022, tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, zodat zij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een causaal verband tussen de bewezen verklaarde gedraging van verdachte en de gestelde immateriële schade. De rechtbank stelt, gelet op de aard en de ernst van het letsel en hetgeen in vergelijkbare zaken wordt toegekend, de immateriële schade naar de maatstaf van billijkheid vast op een bedrag van € 10.000, -. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2022, tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft ter zake immateriële schade meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank wijst de vordering voor het meerdere af.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het (als vergoeding voor immateriële en materiële schade samen toe te wijzen) bedrag van € 10.310, -, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 april 2022, tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 86 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het impliciet primair tenlastegelegde (poging tot moord) niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het impliciet subsidiair tenlastegelegde (poging tot doodslag) bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 48 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van acht maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van drie jarenvast;
- als
voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich binnen twee werkdagen na invrijheidsstelling zal melden bij Reclassering Nederland op een nader te bepalen adres (te bepalen op basis van zijn verblijfplaats. Zie [website] .nl voor de locaties) en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo frequent en zolang de reclassering dat nodig acht;
* zich onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [1968] te [geboorteplaats] ), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hierop geldt de uitzondering dat indirect contact met [slachtoffer] , door tussenkomst van een derde partij, is toegestaan, indien dit contact noodzakelijk is voor de echtscheidingsprocedure;
* zich gedurende de proeftijd niet op of binnen een straal van 500 meter van het adres [adres] [woonplaats] bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. De politie zal toezicht houden op de naleving van het contact- en locatieverbod;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 10.310,- (€ 310,- voor materiële schade en € 10.000, - voor immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2022 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 10.310, - te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 86 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mrs. A.M. Loots en V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.B. Postma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2022.
Mr. Groeneveld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 april 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade, van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de halsstreek en/of in de nek van die [slachtoffer] heeft gesneden en/of gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 21 april 2022, 23 april 2022 en 15 juni 2022, genummerd PL0900-2022110182 en MD2R022053, opgemaakt door politie-eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 152. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 68, 69 en 70.
3.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, zijnde een verklaring van dr. T. Schepers, traumachirurg, van 7 juni 2022, pagina’s 112 en 113.