ECLI:NL:RBMNE:2022:4268

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
C/16/545110 / KG ZA 22-452
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming woonwagencentrum en standplaatsen Gemeente de Ronde Venen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, hebben eisers, een vader en zoon, een vordering ingediend tegen de Gemeente de Ronde Venen. De eisers wonen samen met mevrouw A in een woonwagen op een standplaats op het woonwagencentrum. De gemeente heeft plannen voor revitaliseringswerkzaamheden, waarbij een deel van de bewoners naar een nieuw terrein moet verhuizen. Eisers zijn van mening dat er onvoldoende rekening is gehouden met hun behoefte aan extra standplaatsen, aangezien vader al gescheiden is van mevrouw A en zoon zelfstandig wil wonen. Ze willen voorkomen dat hun huidige standplaats ontruimd wordt, gebaseerd op een eerder vonnis van 27 oktober 2021.

De voorzieningenrechter heeft op 14 oktober 2022 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij de eisers bijgestaan werden door hun advocaat. De gemeente was vertegenwoordigd door twee advocaten. De rechter heeft vastgesteld dat eisers geen partij zijn bij het vonnis waarvan zij schorsing vragen, en dat zij daarom niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen. De primaire vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis is afgewezen, omdat de belangen van de geëxecuteerden zwaarder wegen dan die van de gemeente.

De subsidiaire vordering tot verbod op ontruiming van de standplaats is eveneens afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente niet onrechtmatig handelt door de woonwagen van mevrouw A te verplaatsen, aangezien zij de hoofdbewoner is en verplicht is mee te werken aan de verhuizing. De rechter concludeert dat de behoefte aan standplaatsen groter is dan het aanbod, maar dat dit kort geding daar geen oplossing voor kan bieden. De proceskosten worden aan eisers opgelegd, die in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/545110 / KG ZA 22-452
Vonnis in kort geding van 28 oktober 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. F.A. Broersma te Ter Apel,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DE RONDE VENEN,
zetelend te Mijdrecht,
gedaagde,
advocaat mr. P.M.L. Van der Schot-Schröder en mr. J.M. van Essen te Mijdrecht.
Partijen zullen hierna [eisers] en Gemeente de Ronde Venen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 9,
  • producties 1 t/m 14 van Gemeente de Ronde Venen
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van Gemeente de Ronde Venen.
1.2.
Op 14 oktober 2022 heeft mr. V. van Dam, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij waren aanwezig de heer [eiser sub 1] en de heer [eiser sub 2] , bijgestaan door hun advocaat mr. F.A. Broersma. Namens Gemeente de Ronde Venen waren aanwezig mr. P.M.L. van der Schot en mr. J.M. van Essen.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over

2.1.
[eisers] (vader en zoon) wonen samen met mevrouw [A] in een woonwagen op standplaats nummer [nummer] op het woonwagencentrum aan de [straat] in [plaats] . Gemeente de Ronde Venen wil revitaliseringswerkzaamheden starten op dit woonwagencentrum. Het is de bedoeling dat een deel van de bewoners dan verhuizen naar het naastgelegen terrein dat daarvoor door Gemeente de Ronde Venen is aangekocht. Op dat nieuwe terrein is ruimte voor zes standplaatsen. Daarbij is volgens [eisers] ten onrechte geen rekening gehouden met extra standplaatsen. Vader [eiser sub 2] is namelijk al enige tijd geleden gescheiden van mevrouw [A] en wil een eigen standplaats. Zoon [eiser sub 1] is inmiddels op een leeftijd dat hij zelfstandig wil gaan wonen. Gemeente de Ronde Venen is volgens [eisers] op de hoogte van deze behoefte aan extra standplaatsen, maar handelt daar niet naar.
2.2.
Wanneer de revitaliseringswerkzaamheden starten zal de standplaats op nummer [nummer] verdwijnen en op het nieuwe terrein zal voor vader en zoon geen eigen plaats zijn. Daarom willen [eisers] via dit kort geding verhinderen dat het vonnis van deze rechtbank van 27 oktober 2021 met nummer 8402060 UC EXPL 20-2127 ten uitvoer wordt gelegd en dat standplaats [nummer] wordt ontruimd.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid

3.1.
Gemeente de Ronde Venen stelt zich op het standpunt dat [eisers] op grond van artikel 438 lid 5 Rv niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Een situatie als bedoeld in dit artikel doet zich hier echter niet voor. Daarom wordt dit verweer verworpen. [eisers] zijn dus ontvankelijk in hun vorderingen.
De primaire vordering
3.2.
[eisers] vorderen schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 27 oktober 2021. Daarin zijn de bij die procedure betrokken gedaagden, waaronder de ex-partner/moeder van [eisers] , veroordeeld om:
a. a) de werkzaamheden op het bestaande en het nieuwe terrein niet te verhinderen,
b) mee te werken aan tijdelijke verhuizing en opslag van eigendommen,
c) mee te werken aan verplaatsing van de woonwagens naar het nieuwe terrein.
3.3.
De voorzieningenrechter constateert dat de vordering van [eisers] een executiegeschil is en dat [eisers] geen partij zijn bij het vonnis waarvan zij schorsing van de executie vragen.
3.4.
Uitgangspunt is dat degene ten behoeve van wie een executoriale titel is verstrekt, in dit geval Gemeente de Ronde Venen, bevoegd is om van die executoriale titel gebruik te maken. De voorzieningenrechter kan - kort gezegd - de executie van het vonnis van 27 oktober 2021 alleen schorsen als zij van oordeel is dat de belangen van de geëxecuteerden (de ex-partner, kinderen en andere familieleden van [eisers] ) die door de executie zullen worden geschaad zwaarder wegen dan de belangen van de executant (Gemeente de Ronde Venen).
3.5.
Omdat [eisers] geen partij waren bij de procedure die tot het vonnis van 27 oktober 2021 heeft geleid, kunnen zij geen schorsing van dat vonnis vragen. Zij zijn niet de geëxecuteerden en Gemeente de Ronde Venen kan dat vonnis dan ook niet ten opzichte van hen tenuitvoerleggen. In deze procedure kan de voorzieningenrechter daarom niet de belangen afwegen van [eisers] ten opzichte van de belangen van Gemeente de Ronde Venen bij executie van het vonnis van 27 oktober 2021. Het starten van dit executiegeschil is dan ook niet de juiste weg voor [eisers] om hun rechtspositie en belangen door de rechter te laten toetsen. Dat betekent dat de primaire vordering van [eisers] zal worden afgewezen.
De subsidiaire vordering
3.6.
[eisers] vorderen een verbod tot ontruiming van standplaats nummer [nummer] . Dit is een voorwaardelijke vordering voor het geval Gemeente de Ronde Venen overgaat tot ontruiming, of zoals Gemeente de Ronde Venen het noemt, verplaatsing van standplaats [nummer] . De grondslag van deze vordering is dat Gemeente de Ronde Venen onrechtmatig handelt als zij de woonwagen van [A] verplaatst naar het nieuwe terrein. Daarmee maakt zij (zo begrijpt de voorzieningenrechter) inbreuk op het woonrecht van [eisers] .
3.7.
De voorzieningenrechter gaat niet mee in deze redenering van [eisers] . Op basis van het vonnis van 27 oktober 2021 zijn de hoofdbewoners van de standplaatsen op het terrein [straat] in [plaats] gehouden mee te werken aan verplaatsing van de woonwagens naar het nieuwe terrein. Ten tijde van dat vonnis was mevrouw [A] hoofdbewoner van standplaats [nummer] . [eiser sub 2] is na de scheiding op enig moment gaan inwonen bij mevrouw [A] . Hij heeft echter niet aangetoond dat hij (ook) hoofdbewoner is (geworden). De omstandigheid dat hij getrouwd is geweest met mevrouw [A] en uit dien hoofde automatisch medehuurder zou zijn van de standplaats, gaat niet op. Hij is immers gescheiden van mevrouw [A] en heeft de woonwagen verlaten. Zijn terugkeer naar de woonwagen en het door hem betalen van de huur betekenen niet dat hij (weer) medehuurder van de standplaats is geworden. Dat er in het huwelijksconvenant afspraken zouden zijn gemaakt over het verblijf in de woonwagen op standplaats [nummer] , betekent niet dat [eiser sub 2] daardoor (mede)huurder is geworden of gebleven. Dit is immers een convenant tussen de twee ex-echtelieden; Gemeente de Ronde Venen als verhuurder van de standplaats is daarbij geen partij. [eiser sub 1] is altijd inwonend kind geweest. Als hoofdbewoner is het mevrouw [A] die moet meewerken aan verplaatsing van de woonwagen op standplaats [nummer] naar het nieuwe terrein. Het is haar verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat alles en iedereen die bij haar standplaats hoort meeverhuist. Omdat het een verplichting betreft van mevrouw [A] , uitgesproken in een vonnis, kan verplaatsing van de woonwagen naar het nieuwe terrein en daarmee dus ontruiming van standplaats [nummer] geen onrechtmatig handelen opleveren van Gemeente de Ronde Venen. Als inwoners kunnen [eisers] wat Gemeente de Ronde Venen betreft met mevrouw [A] meeverhuizen naar het nieuwe terrein. Zij kunnen dus woonruimte behouden. Of [eisers] hun inwoning bij [A] willen blijven voortzetten is een beslissing die bij henzelf en bij mevrouw [A] ligt.
3.8.
Overigens, komt deze subsidiaire vordering strikt genomen op hetzelfde neer als de primaire vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 27 oktober 2021. Onderdeel van de verplichting van mevrouw [A] om mee te werken aan verplaatsing van de woonwagen naar de nieuwe standplaats houdt immers ook ontruiming van de oude standplaats in. Omdat [eisers] geen partij zijn bij dat vonnis kunnen ze ook geen verbod op executie van dat onderdeel van het vonnis vragen.
3.9.
De voorwaardelijke vordering tot verbod op ontruiming van standplaats [nummer] wordt dan ook afgewezen.
3.10.
De voorzieningenrechter begrijpt dat het eigenlijke probleem van [eisers] is dat de behoefte aan standplaatsen groter is dan het aanbod. Gemeente de Ronde Venen heeft lange tijd geen of weinig stappen ondernomen om dat aanbod uit te breiden, terwijl de behoefte aan meer standplaatsen bij haar bekend was en dat ook te voorzien was, omdat bevolkingsgroei nou eenmaal een groeiende behoefte aan woonruimte meebrengt. Tijdens de zitting heeft Gemeente de Ronde Venen meegedeeld dat zij hier mee aan de slag is gegaan en dat een nieuw behoeftenonderzoek inmiddels is afgerond. Nieuwe standplaatsen zijn op korte termijn echter niet te verwachten. Dat is een lastige situatie, maar dit kort geding kan daar geen oplossing voor bieden.
De proceskosten
3.11.
Omdat [eisers] ongelijk krijgen moeten zij de proceskosten van Gemeente de Ronde Venen vergoeden. Die kosten worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris gemachtigde €
1.016,00(tarief gemiddelde zaak)
Totaal € 1.692,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eisers] tot betaling van de proceskosten en begroot deze kosten aan de kant van Gemeente de Ronde Venen tot op heden op € 1.692,-,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022 door mr. J.F. Haeck.