ECLI:NL:RBMNE:2022:4266

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
C/16/527204 / HA ZA 21-597
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na kluisroof bij Rabobankfiliaal

In deze zaak vordert eiseres, een klant van de Rabobank, een verklaring voor recht dat de Rabobank tekort is geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de kluishuurovereenkomst, na een kluisroof die plaatsvond in het weekend van 2 en 3 maart 2018. Eiseres stelt dat er voorwerpen en contant geld ter waarde van € 236.380,20 in haar safeloket lagen, die tijdens de inbraak zijn gestolen. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 2 maart 2022 al geoordeeld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de inhoud van haar safeloket in een ander filiaal was verhuisd naar het filiaal waar de kluisroof plaatsvond.

Eiseres heeft getuigen gehoord om haar bewijsopdracht te vervullen, maar de rechtbank concludeert dat zij niet het vereiste bewijs heeft geleverd. De getuigen konden niet bevestigen welke voorwerpen in het safeloket lagen ten tijde van de kluisroof. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft aangetoond dat de gestolen sieraden en andere voorwerpen daadwerkelijk in het safeloket aanwezig waren op het moment van de inbraak. Eiseres heeft ook geen aanvullend bewijs kunnen leveren dat haar verklaringen ondersteunt.

De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af, omdat zij niet heeft voldaan aan haar bewijslast met betrekking tot de schade. Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van de Rabobank zijn begroot op € 11.673,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. D.J. van Maanen op 16 november 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/527204 / HA ZA 21-597
Vonnis van 16 november 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.G. Roethof te Arnhem,
tegen
de coöperatie
COOPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. T.M.D. van den Beld te Utrecht.
Partijen worden hierna [eiseres] en Rabobank genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 maart 2022,
  • proces-verbaal van het getuigenverhoor van 16 juni 2022,
  • de conclusie na enquête met producties aan de kant van [eiseres] ,
  • de conclusie na enquête aan de kant van Rabobank.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling van de vorderingen

2.1.
In deze procedure vordert [eiseres] een verklaring voor recht dat Rabobank tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen of haar zorgplicht voortvloeiend uit de kluishuurovereenkomst met [eiseres] heeft geschonden als gevolg van de inbraak die in het weekend van 2 en 3 maart 2018 heeft plaatsgevonden bij het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 1] ’ in [plaatsnaam 1] . Rabobank moet volgens [eiseres] worden veroordeeld tot betaling van € 236.380,20, vermeerderd met rente en kosten. [eiseres] stelt dat dat de waarde is van voorwerpen en een contant geldbedrag die op 2 maart 2018 in een door haar gehuurd safeloket in het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 1] ’ in [plaatsnaam 1] lagen en in dat weekend zijn gestolen.
2.2.
Volgens [eiseres] is een deel van de gestolen voorwerpen en het contante geldbedrag oorspronkelijk afkomstig uit een safeloket in het Rabobankfiliaal in [plaatsnaam 2] . In het tussenvonnis van 2 maart 2022 heeft de rechtbank al geoordeeld dat [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat de inhoud van het safeloket in [plaatsnaam 2] in 2017 is verhuisd naar het safeloket in [plaatsnaam 1] . Het deel van de vordering dat ziet op de vergoeding van die voorwerpen, zal in dit eindvonnis worden afgewezen.
2.3.
Wel heeft de rechtbank [eiseres] opgedragen te bewijzen wat de inhoud was van drie sealbags die op 22 augustus 2006 zijn verhuisd van het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 2] ’ in [plaatsnaam 1] naar het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 1] ’. Ook is aan [eiseres] opgedragen te bewijzen wat in het weekend van 2 maart 2018 de inhoud was van het safeloket in het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 1] ’ in [plaatsnaam 1] .
2.4.
[eiseres] heeft vier familieleden als getuigen laten horen om aan haar bewijsopdracht te voldoen. Zij is zelf als partijgetuige gehoord.
2.5.
[eiseres] heeft niet het haar opgedragen bewijs bijgebracht. Het is niet komen vast te staan welke voorwerpen in de sealbags zaten die in 2006 zijn verhuisd van het Rabobankfiliaal ‘aan de [straatnaam 2] ’ naar het filiaal ‘aan de [straatnaam 1] ’ en evenmin wat de inhoud van het laatstgenoemde safeloket was op de dag van de kluisroof op 2 maart 2018.
2.6.
[eiseres] heeft als partij-getuige niets verklaard over de inhoud van de sealbags op de twee genoemde tijdstippen. Wel heeft zij verklaard dat er sieraden in het safeloket hebben gelegen die zij van haar ouders had gekregen. Daarnaast heeft er een slavenketting van haar grootmoeder, het Rolexhorloge van haar echtgenoot en een broche in de vorm van een spin in het safeloket gelegen. Het gaat om in totaal ongeveer 100 stuks. Volgens [eiseres] heeft zij ongeveer 70 sieraden herkend op de foto’s die Rabobank heeft gemaakt van voorwerpen die na de kluisroof achter zijn gebleven. [eiseres] heeft niet verklaard welke sieraden dat betreffen. Wat betreft de verklaring van [eiseres] als partijgetuige geldt dat deze verklaring omtrent door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, indien geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijverklaring voldoende geloofwaardig maken.
2.7.
Er is in dit geval geen sprake van aanvullend bewijs, in bovenbedoelde zin. Geen van de overige getuigen, die in deze procedure zijn gehoord, weet wat er in het safeloket lag ten tijde van de kluisroof noch wat er in de sealbags is verhuisd. Wel hebben de zussen van [eiseres] - mevrouw [A] en mevrouw [B] -, en de nicht van [eiseres] , - mevrouw [C] - verklaard dat het in de familie gebruikelijk was dat [eiseres] en haar zussen dezelfde sieraden cadeau kregen. Deze getuigen hebben vervolgens verklaard enkele sieraden op de foto’s van Rabobank te hebben herkend, omdat de zussen van [eiseres] dezelfde sieraden hebben of omdat zij wisten dat [eiseres] deze sieraden heeft gedragen.
2.8.
Dit zou kunnen betekenen dat er na de kluisroof sieraden in het safeloket van Rabobank zijn achtergebleven die van [eiseres] zijn. Maar ook de getuigen hebben tijdens het verhoor niet duidelijk gemaakt welke sieraden zij precies herkenden. Ook hebben de getuigen niet verklaard wanneer [eiseres] welke sieraden heeft gedragen die zij op de foto’s hebben herkend. Op het moment dat [eiseres] de sieraden droeg, lagen ze niet in het safeloket. Het is ook niet komen vast te staan dat en wanneer die gedragen sieraden zijn teruggelegd in het safeloket. Dat kan in ieder geval niet meer gebeurd zijn na oktober 2010, omdat uit de bezoekersregistratie van Rabobank blijkt dat het safeloket vanaf dat moment niet meer is bezocht. [eiseres] heeft achteraf, bij conclusie na enquête, foto’s overgelegd van sieraden die mevrouw [C] en mevrouw [A] op de foto’s van Rabobank hebben herkend. Naar het oordeel van de rechtbank legt dit onvoldoende gewicht in de schaal om aan te nemen dat die sieraden eigendom van [eiseres] zijn en tijdens de kluisroof in het safeloket lagen.
Conclusie
2.9.
Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. Zij heeft geen belang bij een verklaring voor recht dat Rabobank toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen of haar zorgplicht heeft geschonden uit hoofde van de kluishuurovereenkomst. Rabobank heeft immers al erkend dat zij aansprakelijk is voor de (gevolgen van de) kluisroof. [eiseres] heeft niet voldaan aan haar bewijslast met betrekking tot het bestaan en de hoogte van de schade. Daarom zal Rabobank ook niet worden veroordeeld tot betaling van enig bedrag aan [eiseres] .
Proceskosten
2.10.
De rechtbank zal [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze procedure. De kosten aan de kant van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht € 4.200,00
- salaris advocaat
€ 7.473,00(3 punten x tarief VI)
totaal € 11.673,00
2.11.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum wordt vermeld.

3.3. De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de kant van Rabobank tot op heden begroot op € 11.673,00,
3.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen in 3.2. en 3.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 5427