ECLI:NL:RBMNE:2022:4261

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22 / 3279
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld bij de Rechtbank Midden-Nederland omdat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar, ingediend op 17 januari 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Minister uiterlijk op 14 april 2022 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. Eiseres heeft de Minister op 10 juni 2022 in gebreke gesteld, waarna de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Minister alsnog een besluit moet nemen binnen twee weken na de uitspraak. Tevens is bepaald dat de Minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de Minister opgedragen het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 379,50, die door de Minister moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3279

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Philippi-Gho),
en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 17 januari 2022.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 17 januari 2022. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. Verweerder heeft de termijn verlengd met zes weken.
4. Verweerder had dus uiterlijk op 14 april 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiseres heeft verweerder op 10 juni 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
5. Voor zover eiseres heeft gevraagd om de hoogte van de verbeurde dwangsom vast te stellen, is de rechtbank van oordeel dat geen dwangsom is verbeurd. Op grond van artikel 15 van de Wob (tegenwoordig artikel 8.2 van de Wet open overheid) is paragraaf 4.1.3.2 van de Awb, over de dwangsom bij niet tijdig beslissen, niet van toepassing op besluiten op grond van de Wob en op beslissingen op bezwaar tegen die besluiten.
6. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
7. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Het beroep is kennelijk gegrond.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1/2. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.