ECLI:NL:RBMNE:2022:426

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3320
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht buiten behandeling stellen van aanvraag omgevingsvergunning en afwijzing ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres op 21 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor de transformatie van een kantoorpand tot een appartementencomplex in Nieuwegein. Het college van burgemeester en wethouders heeft deze aanvraag op 2 februari 2021 buiten behandeling gesteld, omdat er essentiële gegevens ontbraken. Eiseres heeft vervolgens een ingebrekestelling ingediend, die door het college op 15 maart 2021 is afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft de bezwaren ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 2 februari 2022 geoordeeld dat het college terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank overweegt dat het college op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bevoegdheid heeft om een aanvraag buiten behandeling te stellen indien niet alle benodigde informatie is verstrekt. Eiseres had niet tijdig de gevraagde gegevens over de eigendomssituatie van het pand aangeleverd, wat noodzakelijk was voor zowel de Wabo- als de Bibob-beoordeling. De rechtbank concludeert dat er geen vergunning van rechtswege is ontstaan, omdat de beslistermijn niet opnieuw is gaan lopen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de ingebrekestelling. Eiseres heeft niet voldaan aan de eisen die het college heeft gesteld, en de rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3320

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.P.M. Schaap),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein(het college), verweerder
(gemachtigde: I. van Oort)

Inleiding

1.1.
Op 21 augustus 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor de transformatie van een kantoorpand tot een appartementencomplex aan de [adres] te Nieuwegein.
Met het besluit van 2 februari 2021 (het primaire besluit I) is deze aanvraag buiten behandeling gesteld, vanwege het ontbreken van gegevens.
1.2.
Op 1 maart 2021 is door eiseres naar het college een ingebrekestelling verstuurd, vanwege het niet publiceren van een van rechtswege verleende vergunning.
Met het besluit van 15 maart 2021 (het primaire besluit II) is de ingebrekestelling afgewezen, omdat er volgens het college geen sprake is van een van rechtswege verleende vergunning.
1.3.
Eiseres heeft tegen de primaire besluiten I en II bezwaar gemaakt.
1.4.
Met het besluit van 24 juni 2021 (het bestreden besluit) zijn de bezwaren ongegrond verklaard. Het college verwijst hierbij naar het advies van 21 juni 2021 van de Commissie bezwaarschriften.
1.5.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2021 door middel van een Skype-verbinding. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door D. Melman en N. Heil.

Het geschil

2. Tussen partijen is in geschil of de aanvraag voor een omgevingsvergunning terecht door het college buiten behandeling is gesteld en of de ingebrekestelling vanwege het niet publiceren van een van rechtswege verleende vergunning terecht is afgewezen. Daarbij speelt de vraag of verweerder informatie over de eigendomssituatie van het in geding zijnde pand mocht opvragen en of alle vereiste informatie tijdig is aangeleverd.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
3. Het beoordelingskader in deze zaak is artikel 4:5 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob) en het Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein houdende regels omtrent Bibob (Bibob beleid Gemeente Nieuwegein 2018).
Gegevens over eigendom van het pand terecht opgevraagd?
Wat vindt eiseres?
4. Eiseres voert aan dat zij voldoende informatie over de eigendomssituatie van het pand heeft verstrekt. In het Bibob-formulier is namelijk al aangegeven dat zij het kantoorpand in 2020 in beheer heeft gekocht, hetgeen impliceert dat tevens toestemming is van de (economisch) eigenaar. Deze informatie is voor eenieder beschikbaar bij het kadaster. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt dat een aanvrager van een omgevingsvergunning wordt geacht belanghebbende te zijn. Voor het beoordelen van belanghebbendheid in het kader van de Wabo had verweerder de informatie dan ook niet nodig, stelt eiseres. Zij is dan ook van mening dat verweerder ruim op tijd over al de benodigde informatie kon beschikken en een beslissing op de aanvraag had moeten nemen.
Wat vindt het college?
5. Het college geeft in de brief van 31 augustus 2020 aan dat de door eiseres op
21 augustus 2020 ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning onvolledig is. De volgende, cumulatief opgesomde, gegevens ontbreken:
1. Schriftelijke toestemming van de huidige eigenaar dat eiseres de aanvraag voor een omgevingsvergunning mag indienen dan wel een afschrift van de eigendomspapieren indien de verkoop inmiddels heeft plaatsgevonden,
2. Tekeningen van de bestaande toestand van de kantoorfunctie,
3. De namen van andere eigenaren, opdrachtgevers en architecten dienen verwijderd te worden van alle bijlagen,
4. Ondertekende anterieure overeenkomst en
5. Bibob-gegevens, inhoudende een volledig ingevuld Bibob-formulier. Dit formulier is als bijlage aan de brief opgenomen.
Het college stelt eiseres in de gelegenheid om deze ontbrekende gegevens alsnog in te dienen. Daartoe krijgt eiseres tot uiterlijk 29 december 2020 (later verlengd
tot 29 januari 2021) de tijd. Nu eiseres de gevraagde gegevens niet binnen de gegeven termijn (en de verlenging daarvan tot eind januari 2021) heeft ingediend, vindt verweerder dat hij terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. Daarbij merkt verweerder op dat de informatie over de eigendom van het pand zowel in het kader van de Wabo- als de Bibob-beoordeling nodig was.
Wat vindt de rechtbank?
6. De rechtbank overweegt dat toepassing van artikel 4:5 van de Awb een discretionaire bevoegdheid is. Hierbij is het aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. Op grond van artikel 3, eerste lid, sub f, van de Wet Bibob kan het college een onderzoek uitvoeren naar de financiële integriteit van de aanvrager. Het niet compleet of onjuist aanleveren van stukken kan leiden tot een buiten behandeling stelling of weigering van de aanvraag.
7. De rechtbank stelt vast dat uit de brief van 31 augustus 2020 van het college blijkt dat hij zowel in het kader van de aanvraag voor een omgevingsvergunning als in verband met de uitvoering van de Bibob-toets om eigendomspapieren heeft verzocht. Het gaat dus niet slechts om de vraag of eiseres belanghebbende is in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank oordeelt dat het college terecht mede ten behoeve van de Bibob-toets over deze informatie wilde beschikken en hierom in de brief van 31 augustus 2020 heeft verzocht. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat informatie over de eigendomssituatie in het kader van de Bibob-beoordeling noodzakelijk was.
De rechtbank bespreekt hierna of eiseres tijdig alle ontbrekende gegevens, zoals opgesomd in de brief van het college van 31 augustus 2020, waaronder informatie over de eigendomssituatie van het pand, heeft verstrekt.
Vergunning van rechtswege?
Wat vindt eiseres?
8. Eiseres voert aan dat de Bibob-formulieren op 29 september 2020 per post naar het college zijn verstuurd. Daarmee waren, aldus eiseres, alle gegevens aan verweerder aangeleverd. Volgens eiseres is de beslistermijn daarom vanaf 29 september 2020 weer aangevangen en op 16 november 2020 verstreken, waardoor van rechtswege een vergunning is ontstaan. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar een uitspraak van de ABRvS. [1]
Wat vindt het college?
9. Op 24 september 2020 bevestigt het college in een e-mail aan eiseres de ontvangst van de stukken die eiseres via het Omgevingsloket Online (OLO) heeft ingediend. Het gaat om de aanvullende tekeningen in de oorspronkelijke toestand, de aanbevelingen van de brandweer die zijn verwerkt en documenten die zonder naam van de voormalige opdrachtgever/eigenaar zijn voorzien. Aangezien de schriftelijke toestemming en de Bibob-formulieren ontbreken, is verweerder van mening dat niet alle gevraagde stukken zijn ingediend en meldt aan eiseres dat hij niet kan bevestigen dat de aanvraagtermijn weer gaat lopen.
10. Op 4 december 2020 stuurt het college aan eiseres een herinnering en meldt dat hij geen reactie meer heeft ontvangen. Het college wijst eiseres op de in de brief van
31 augustus 2020 gestelde termijn van 29 december 2020 om uiterlijk dan alle ontbrekende gegevens alsnog in te dienen.
11. Vervolgens bevestigt het college op 17 december 2020 in een e-mail aan eiseres de ontvangst van de Bibob-formulieren. Verder geeft het college aan dat het eigendomsbewijs nog ontbreekt en dat, zodra het college dit, binnen de daarvoor gegeven termijn, ontvangt, de beslistermijn voor de aanvraag weer gaat lopen.
Wat vindt de rechtbank?
12. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn van het college niet op
16 november 2020 is verlopen. Op 29 september 2020 ontbrak sowieso nog het eigendomsbewijs. Eiseres had op dat moment dus ook niet alle in de brief van
31 augustus 2020 opgesomde gegevens verstrekt. De beslistermijn is daarom op
29 september 2020 niet opnieuw gaan lopen en er is geen vergunning van rechtswege ontstaan.
13. De rechtbank overweegt dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 4:5 van de Awb volgt dat dit artikel met name in het leven is geroepen ten dienste van de aanvrager, in gevallen waar het voor betrokkene niet duidelijk is wat van hem wordt verwacht. Toegepast op deze zaak maakt de rechtbank uit de e-mail van eiseres van 17 december 2020 aan het college op dat eiseres zich ervan bewust was en heeft erkend dat de beslistermijn toen niet verder is gaan lopen. Eiseres geeft namelijk aan dat de opdrachtgever eigenaar is geworden van het pand en dat zij deze week de bewijzen hiervan toestuurt, zodat de aanvraag weer verder kan lopen. De rechtbank concludeert hieruit dat eiseres op dat moment begreep wat de bedoeling was en dat het haar niet onduidelijk was welke gegevens overgelegd moesten worden. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 4:5, vierde lid, van de Awb of het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank vindt hiervoor steun in een uitspraak van de ABRvS. [2]
De beroepsgrond slaagt niet.
Buiten behandelingstelling terecht?
Wat vindt eiseres?
14. Eiseres voert aan dat, aangezien op 16 november 2020 een vergunning van rechtswege is ontstaan, het college na die datum niet meer om nadere informatie kon verzoeken en evenmin de aanvraag buiten behandeling kon stellen.
Wat vindt het college?
15. Na ontvangst van het eigendomsbewijs op 20 december 2020 stuurt verweerder op diezelfde datum een brief aan eiseres waarin, naar aanleiding van de door eiseres ingediende Bibob-vragenlijst met daarbij een aantal documenten, wordt aangegeven dat de gegevens niet compleet zijn (punt 2) en nadere vragen (punt 1 en 3 t/m 9) oproepen. Deze brief is vóór 29 december 2020, het einde van de gestelde termijn, aan eiseres gestuurd. Het college schort de beslistermijn op als bedoeld in artikel 4:5 en 4:15 van de Awb en geeft eiseres de gelegenheid om uiterlijk op 29 januari 2021 de verzochte gegevens te verstrekken en de gestelde vragen te beantwoorden.
Wat vindt de rechtbank?
16. De rechtbank concludeert dat tot en met 20 december 2020 nog steeds een stuk ontbrak, namelijk het eigendomsbewijs. De rechtbank stelt vast dat op dezelfde dag dat eiseres het eigendomsbewijs aan het college heeft verstrekt, het college in reactie daarop in een brief aan eiseres meteen heeft aangegeven dat de door haar ingevulde Bibob-vragenlijst met bijgevoegde documenten niet compleet zijn en nadere vragen oproepen. De rechtbank oordeelt dat het college daartoe mocht overgaan, aangezien de brief meteen na ontvangst van het eigendomsbewijs en ruim binnen de gestelde termijn van 29 december 2020 is verzonden.
17. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om uiterlijk op 29 januari 2021 de ontbrekende gegevens te verstrekken en antwoord te geven op de nadere vragen. De rechtbank concludeert daarom dat het college
ingevolge artikel 4:5 van de Awb terecht de aanvraag voor een omgevingsvergunning buiten behandeling heeft gesteld, vanwege het ontbreken van gegevens (het primaire besluit I).
Gelet hierop is geen vergunning van rechtswege ontstaan. Dat betekent dat de ingebrekestelling terecht is afgewezen (primair besluit II).
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

18. Het college heeft terecht de aanvraag voor een omgevingsvergunning buiten behandeling gesteld. Eiseres heeft namelijk niet binnen de door het college gestelde termijn van 29 januari 2021 de ontbrekende gegevens verstrekt en antwoord gegeven op de nadere vragen. Dat betekent dat geen sprake is van een van rechtswege verleende vergunning. Het college heeft de ingebrekestelling daarom terecht afgewezen.
19. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Uitspraak van 14 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1986.
2.Uitspraak van 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:407.