ECLI:NL:RBMNE:2022:4258
Rechtbank Midden-Nederland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure tegen gemeente Almere
In deze zaak heeft verzoeker op 26 januari 2022 beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag van 20 oktober 2021. Verweerder heeft op 3 februari 2022 alsnog een besluit genomen en op 16 februari 2022 een dwangsom van € 947,- toegekend aan verzoeker wegens het niet tijdig nemen van een beslissing. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, maar verweerder heeft hier niet op gereageerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Aangezien verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder erop gewezen dat deze op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2022.