ECLI:NL:RBMNE:2022:4255

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
16/073416-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en beschadiging van voertuigen door psychisch verwarde verdachte

Op 24 maart 2022 heeft een 52-jarige man in Hilversum vijf branden gesticht en drie voertuigen beschadigd. De verdachte, die psychisch in de war was, werd na de incidenten aangehouden en is sindsdien gedetineerd. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in deze strafzaak. Tijdens de zitting op 12 oktober 2022 heeft de officier van justitie, mr. E. Wiersma, de vordering en standpunten gepresenteerd, terwijl de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. N.M. van Wersch. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan acht feiten, waaronder brandstichting en het opzettelijk beschadigen van voertuigen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een ernstige psychische aandoening, en heeft besloten tot het opleggen van een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals opname in een zorginstelling en ambulante behandeling. Tevens is een zorgmachtiging verleend, zodat de verdachte de noodzakelijke hulp kan krijgen. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/073416-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de deels openbare terechtzitting van 12 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. N.M. van Wersch, advocaat te Huizen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 24 maart 2022 in [woonplaats] brand heeft gesticht in de woning aan de [adres] waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 2
op 24 maart 2022 in [woonplaats] brand heeft gesticht in een voertuig dat voor de woning aan de [adres] geparkeerd stond waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 3
op 24 maart 2022 in [woonplaats] brand heeft gesticht in een voertuig, toebehorende aan [slachtoffer 1] , dat bij de woning aan de [adres] geparkeerd stond waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 4
op 24 maart 2022 in Hilversum een voertuig, toebehorende aan [benadeelde 1] , heeft beschadigd;
feit 5
op 24 maart 2022 in Hilversum een voertuig, toebehorende aan [benadeelde 2] , heeft beschadigd;
feit 6
op 24 maart 2022 in [woonplaats] brand heeft gesticht bij de woning aan de [adres] waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 7
op 24 maart 2022 in [woonplaats] brand heeft gesticht in een schuur, behorende bij de woning aan de [adres] , waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was;
feit 8
op 24 maart 2022 in Hilversum een voertuig, toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [bedrijf] , heeft beschadigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 8 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 tot en met 8 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 24 maart 2022 te [woonplaats] opzettelijk in de woning gelegen aan de [adres] brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een krant en deze brandende krant vervolgens door de brievenbus van de voordeur van die woning te gooien, ten gevolge waarvan die voordeur van die woning gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor die woning en zich in die woning bevindende goederen en levensgevaar voor de bewoner van die woning, te weten [slachtoffer 2] , of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoner van die woning te duchten was;
feit 2
op 24 maart 2022 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een voertuig, te weten een personenauto gekentekend [kenteken] , welk voertuig vlak voor de woning gelegen aan de [adres] geparkeerd stond, ten gevolge waarvan
- dat voertuig en
- de gevel en ramen van die woning
geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor zich in dat voertuig bevindende goederen en die woning en zich in die woning bevindende goederen en levensgevaar voor de bewoners van die woning, te weten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoners van die woning te duchten was;
feit 3
op 24 maart 2022 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een voertuig, te weten een motor gekentekend [kenteken] toebehorende aan [slachtoffer 1] , dat vlak bij de woning gelegen aan de [adres] geparkeerd stond, ten gevolge waarvan
- dat voertuig en
- de gevel en tuinschutting en ramen en dakgoot en dakpannen van die woning
geheel of gedeeltelijk zijn verbrand
en daarvan gemeen gevaar voor
- een voertuig, te weten een personenauto gekentekend [kenteken] toebehorende aan [benadeelde 1] , dat voor eerdergenoemde [kenteken] geparkeerd stond en
- een voertuig, te weten een personenauto gekentekend [kenteken] toebehorende aan [benadeelde 2] , dat achter eerdergenoemde [kenteken] geparkeerd stond en
- die woning en zich in die woning bevindende goederen en levensgevaar voor de bewoner van die woning, te weten [slachtoffer 5] , of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoner van die woning te duchten was;
feit 4
op 24 maart 2022 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig, te weten een personenauto gekentekend [kenteken] , dat aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft beschadigd;
feit 5
op 24 maart 2022 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig, te weten een personenauto gekentekend [kenteken] , dat aan [benadeelde 2] toebehoorde heeft beschadigd;
feit 6
op 24 maart 2022 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een schutting, waarboven een boomhut was bevestigd, behorende bij de woning gelegen aan de [adres] , ten gevolge waarvan die schutting en boomhut geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
feit 7
op 24 maart 2022 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een schuur behorende bij de woning gelegen aan de [adres] , ten gevolge waarvan die schuur gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor die woning en zich in die woning bevindende goederen te duchten was;
feit 8
op 24 maart 2022 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig, te weten een personenauto gekentekend [kenteken] , dat aan [benadeelde 3] en/of [bedrijf] toebehoorde heeft beschadigd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 8 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1, 2 en 3, telkens:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 4, 5 en 8, telkens:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 6 en 7, telkens:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd het door haar ingediende verzoekschrift zorgmachtiging af te wijzen en verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezengeachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als
(bijzondere) voorwaarden:
* meldplicht bij reclassering;
* opname in een zorginstelling;
* ambulante behandeling;
* begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
* alcohol- en drugsverbod.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren, verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en het verzoekschrift zorgmachtiging toe te wijzen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en het verzoekschrift zorgmachtiging toe te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter hoogte van de tijd die verdachte ten tijde van de uitspraak reeds in voorlopige hechtenis zal hebben doorgebracht, een voorwaardelijke gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en toewijzing van het verzoekschrift zorgmachtiging. Ten aanzien van de hoogte van de subsidiair verzochte voorwaardelijke gevangenisstraf en proeftijd heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stichten van vijf branden en het beschadigen van drie auto’s in de nacht van 24 maart 2022, onder meer door via de brievenbus een brandende krant in een woning te gooien. Hierdoor zijn meerdere woningen en voertuigen beschadigd geraakt. In drie gevallen was er ook levensgevaar te duchten. De bewoners van twee van de woningen waar brand is gesticht zijn door de rookontwikkeling wakker geworden hetgeen een beangstigende gewaarwording moet zijn geweest. Brandstichting is een zeer ernstig feit. Met zijn handelen heeft verdachte onaanvaardbaar grote risico’s in het leven geroepen. Dat dit niet heeft geleid tot een dodelijke afloop of ernstig letsel is een gelukkige omstandigheid die niet aan verdachte te danken is. Brandstichtingen zorgen daarnaast voor grote gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 19 mei 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek van 27 juli 2022, opgemaakt door J.C. Lahei, psychiater;
- een Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 28 juli 2022, opgemaakt door M. van der Burgh, GZ-psycholoog, onder supervisie van E.J. Muller, klinisch psycholoog;
- een rapport van Novadic-Kentron van 11 juli 2022, opgemaakt door P. Gubbels, reclasseringswerker.
Uit het rapport van de psychiater volgt dat er bij verdachte een psychotisch toestandsbeeld wordt gezien waarbij de onderliggende oorzaak niet eenduidig te stellen is. Gedacht kan worden aan psychotische overschrijdingen bij een autismespectrumstoornis, een schizotypische persoonlijkheidsstoornis en een psychotische decompensatie in het kader van schizofrenie en/of ten gevolge van middelengebruik. Het meest waarschijnlijk lijkt daarbij dat er meer aan een chronisch psychotisch beeld gedacht moet worden dat wisselend op de voorgrond treedt dan ‘slechts’ aan een verstoorde coping, aangezien het verdachte al decennialang niet lukt zijn leven vorm te geven en hij terugkerend in beeld komt met psychotische symptomatologie. Het middelengebruik kan als zelfmedicatie, een vorm van inadequate coping worden gezien. Een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis, een stoornis in alcohol (ongespecificeerde ernst, in vroege remissie, in een gereguleerde omgeving) en een stoornis in het gebruik van een stimulantium (ongespecificeerde ernst; in vroege remissie, in een gereguleerde omgeving) kan worden vastgesteld. Dit was ook ten tijde van het tenlastegelegde het geval.
Gezien de ernst van het psychiatrisch beeld met wanen en hallucinaties is het waarschijnlijk dat het verdachte verregaand heeft beïnvloed in zijn keuzevrijheid om te handelen. Omdat er ten tijde van het persoonlijkheidsonderzoek nog steeds sprake is van een psychotisch toestandsbeeld en verdachte zich een groot deel van de aanloop voor en na het tenlastegelegde alleen in flarden kan herinneren, kon het precieze delictscenario niet worden achterhaald. Uitgaande van de informatie vanuit de medische dienst kort na aanhouding is het aannemelijk dat er ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een ernstig psychotisch beeld met wanen, hallucinaties, kritiek- en oordeelstoornissen, dat de keuzevrijheid en handelen van verdachte verregaand beïnvloed heeft. De psychiater adviseert dan ook om het tenlastegelegde (sterk) verminderd tot niet aan verdachte toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt door de psychiater ingeschat als hoog. Er zijn nauwelijks beschermende factoren aanwezig. Verdachte is een kwetsbare alleenstaande man zonder sociaal netwerk die langdurig op allerlei sociaal maatschappelijke gebieden disfunctioneert en zich tot op heden niet goed staande heeft weten te houden in de maatschappij. Om het risico op recidive te kunnen beperken is het noodzakelijk dat er voldoende en langdurige steun en begeleiding wordt geboden. Verdachte is bekend met eerder zorgmijdend gedrag in ambulante setting en GGZ-trajecten die eerder verzand zijn vanwege het gebrek aan inzicht en aan lijdensdruk. Het ontbreekt verdachte momenteel aan ziektebesef en vanuit zijn kritiek- en oordeelstoornissen is een gedwongen kader noodzakelijk om te komen tot een klinische behandeling zodat het risico op recidive kan worden verminderd. Gezien de pathologie is een klinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden echter niet haalbaar. Er kan wel gedacht worden aan een combinatie van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en een zorgmachtiging. Langdurige steun en begeleiding zijn voor verdachte namelijk dringend adviseerbaar en in dat opzicht kan de reclassering (na de klinische behandeling en stabilisatie) toezicht houden en begeleiding bieden bij de ambulante behandeling, dagbesteding, begeleid wonen en controle op het middelengebruik. De psychiater adviseert dan ook om te onderzoeken of kan worden volstaan met een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) in het kader van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (hierna: Wfz), ten uitvoer gelegd binnen een FPA.
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat verdachte lijdt aan een psychose met paranoïde en betrekkingswanen, mogelijk hallucinaties en problemen in het executief functioneren. Welke pathologie er precies aan deze psychose ten grondslag ligt, is in het onderzoek van de psycholoog niet duidelijk geworden. De psycholoog acht het mogelijk dat er sprake is van een autismespectrumstoornis, een schizoïde- of schizotypische persoonlijkheidsstoornis of van schizofrenie. Daarnaast is er sprake van een stoornis in alcoholgebruik, in vroege remissie in een gereguleerde omgeving, en van een stoornis in het gebruik van een stimulantium (van onbekende ernst, in vroege remissie in een gereguleerde omgeving). Voorts zijn er problemen op verschillende levensgebieden, te weten werk, financiën, wonen en sociale contacten. Ten tijde van het tenlastegelegde was er ook sprake van een psychose, waarbij de ontregeling groter lijkt te zijn dan op het moment van het onderzoek van de psycholoog.
Gedragskundig is het niet aannemelijk dat de verwarde, psychotische en gedesorganiseerde toestand waarin verdachte zich ten tijde van het tenlastegelegde in bevond, zijn handelen niet heeft beïnvloed. Het feit dat verdachte vertelt midden in de nacht rond te lopen, angstig voor inbrekers, op zoek naar een kraakpand, met als plan fietsen te repareren, wijst er sterk op dat hij in een toestand van ontregeling verkeerde. Ook na zijn aanhouding werd een psychotisch toestandsbeeld waargenomen. Gebruik van middelen heeft zijn gedrag mogelijk verder ontremd en/of ontregeld, maar verdachte heeft deze effecten tijdens het moment van inname vanwege zijn psychotisch toestandsbeeld niet kunnen overzien. Een volledig delictscenario ontbreekt omdat verdachte zegt nauwelijks herinneringen aan het tenlastegelegde te hebben. De psycholoog adviseert dan ook om het tenlastegelegde ten minste in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Door het ontbreken van een (volledig) delictscenario is het niet mogelijk om een verdere mate van vermindering te onderbouwen of deze vermindering te specificeren.
Het risico op psychotische ontregeling wordt door de psycholoog ingeschat als hoog indien er geen behandeling plaatsvindt. Er zijn weinig beschermende factoren. De psychose en het middelengebruik zijn risicofactoren die het recidiverisico aanzienlijk verhogen maar ook zorgen voor maatschappelijk teloorgang op allerlei andere gebieden. De psycholoog adviseert dan ook om passende hulpverlening op te zetten die zich dient te richten op het consequent innemen van antipsychotica, het opstellen van een goede vroegsignalering, abstinentie van middelen en eventueel laagdrempelige psychotherapie. Daarnaast kan verdachte ondersteuning worden geboden bij het werken aan beschermende factoren, waarbij het passend is om dit met een (korte) klinische opname in gang te zetten, bij voorkeur bij een FPA in de regio van verdachte, zodat geleidelijke terugkeer naar zijn woning mogelijk is. Vervolgens zal (outreachende) ambulante hulpverlening betrokken moeten blijven om de continuïteit van de zorg te bewaken. Dit alles kan plaatsvinden in het kader van een combinatie van bijzondere voorwaarden binnen een voorwaardelijk strafdeel en een zorgmachtiging Wvggz in het kader van artikel 2.3 Wfz.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte reeds jarenlang diverse soorten drugs en alcohol gebruikt en tot vijf jaar geleden een periode problematisch alcohol heeft gebruikt. Verdachte leeft voornamelijk geïsoleerd en gebruikt een aantal nog niet heel bekende designerdrugs, naast cannabis. De frequentie van het gebruik van alle middelen is niet duidelijk geworden. Verdachte heeft in het verleden behandeling door een FACT-team gehad maar het is onduidelijk waarom dit twee jaar geleden is gestopt. Het middelengebruik en afwezig medicatiegebruik kan leiden tot verdere psychotische ontregeling, waarvan ten tijde van het tenlastegelegde sprake was. Ook ten tijde van het opstellen van het reclasseringsrapport was er sprake van psychotische belevingen, ondanks de structuur in het PPC en de medicatie.
De kans op recidive wordt door de reclassering als hoog ingeschat, indien verdachte onbehandeld en onbegeleid terugkeert in de samenleving. Door de reclassering wordt primair gerefereerd aan het advies van de psychiater en de psycholoog tot oplegging van een zorgmachtiging. Subsidiair wordt geadviseerd om, indiende de rechtbank overgaat tot
oplegging van een voorwaardelijke straf, als bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • alcohol- en drugsverbod,
welke bijzondere voorwaarden pas ingaan nadat de reclassering Indicatiestelling Forensische Zorg heeft verzocht om een indicatieadvies en akkoord voor klinische opname.
Conclusie
De rechtbank is gelet op de conclusies van de psychiater en de psycholoog van oordeel dat alle hiervoor bewezen verklaarde feiten in zeer sterke mate verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. De rechtbank ziet, gelet op de conclusies van de deskundigen en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, in verdachte echter een kwetsbare man die snel hulp nodig heeft en acht het dan ook van groot belang dat verdachte behandeld wordt. Bovendien is uit de hiervoor genoemde rapportages gebleken dat verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten, in ernstige mate psychisch ontregeld was. Niet alleen verdachte, maar ook de samenleving is er dan ook bij gebaat dat verdachte zo snel mogelijk wordt behandeld. De rechtbank is van oordeel dat aan de criteria voor het afgeven van een zorgmachtiging is voldaan en zal het verzoekschrift zorgmachtiging toewijzen. De termijn voor tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging is twee weken, te rekenen vanaf het tijdstip van afgifte van de zorgmachtiging (artikel 8:1 lid 1 Wvggz). Dit – en het oordeel dat de bewezen verklaarde feiten in sterk verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend – maakt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur in dit geval niet passend is.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en toewijzing van het verzoekschrift zorgmachtiging passend en geboden is.
Om de continuïteit van de zorg te waarborgen zal de rechtbank bepalen dat de voorlopige hechtenis wordt opgeheven op het tijdstip waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging kan worden geplaatst in een kliniek.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de teruggave aan verdachte te gelasten van de in beslag genomen Apple telefoon en de overige in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren aangezien het tenlastegelegde met die voorwerpen is begaan.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten de Apple telefoon (goednummer PL0900-2022082087-G2966347).
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 4 STK Brander (goednummer PL0900-2022082087-G2966545);
- 1 FLS Fles terpentine (goednummer PL0900-2022082087-2966538);
- 1 STK Aansteker (goednummer PL0900-2022082087-2966344),
verbeurd verklaren.
Met behulp van deze voorwerpen zijn de onder 1 tot en met 7 bewezen verklaarde feiten begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 4]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.397,55. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 7 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 5]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 700,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 6]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.696,21. Dit bedrag bestaat uit materiële schade en ten gevolge van het aan verdachte onder 6 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
[benadeelde 4]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [benadeelde 4] tot het op het schadeformulier ingevulde bedrag, te weten € 1.396,34, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 5]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van [slachtoffer 5] , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 6]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [slachtoffer 6] in de vordering omdat het gevorderde bedrag reeds is vergoed door de verzekering.
10.2
Het standpunt van de verdediging
[benadeelde 4]
De raadsman heeft verzocht de duur van de toepasbare gijzeling te bepalen op 1 dag en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 5]
De raadsman heeft verzocht de duur van de toepasbare gijzeling te bepalen op 1 dag en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 6]
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet toe te wijzen omdat de gevorderde schade reeds is vergoed door de verzekering.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 4]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 4] als gevolg van het hiervoor onder 7 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat het gaat om de herstelkosten van de brand bij de [adres] te [woonplaats] . Na het indienen van de vordering tot schadevergoeding heeft de benadeelde partij de factuur ingediend, waaruit blijkt dat de schade € 1,21 (€ 1,00 plus 21 % BTW over dat bedrag) hoger is dan was aangegeven bij de met het formulier ingediende vordering, die was gebaseerd op een daarbij gevoegde begroting van de herstelkosten. De rechtbank verstaat het indienen van de factuur als vermeerdering van de vordering en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 maart 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal daarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen maar zal daarbij, gelet op de persoon van verdachte, bepalen dat gijzeling achterwege zal blijven.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering ingediend tot vergoeding van immateriële schade, ter hoogte van een bedrag van € 700,-. Ter onderbouwing hiervan heeft zij zich op het standpunt gesteld dat zij ‘op andere wijze in haar persoon is aangetast’ ex artikel 6:106 sub 2 van het Wetboek van Burgerlijk Recht. Mevrouw [slachtoffer 5] is vanwege haar hoge leeftijd kwetsbaar en voelt zich als gevolg van de brandstichting onveilig in haar eigen woning, ze ervaart veel stress en slaapt slecht.
Degene die stelt dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze, dient deze aantasting met voldoende concrete gegevens te onderbouwen, tenzij op grond van de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, de conclusie gerechtvaardigd is dat de benadeelde partij in diens persoon is aangetast. De rechtbank is van oordeel dat van dat laatste sprake is. De brandstichting betreft een ernstige normschending, waardoor de gezondheid en veiligheid van de benadeelde partij in gevaar is gekomen. Omdat zij ook voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de impact hiervan op haar groot is geweest, zal de rechtbank de vordering ter zake van immateriële schade toewijzen. De rechtbank waardeert de immateriële schade op € 700,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 maart 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal daarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen maar zal daarbij, gelet op de persoon van verdachte, bepalen dat gijzeling achterwege zal blijven.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 6]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] afwijzen. Reden daarvoor is dat het gevorderde bedrag reeds is vergoed door de verzekering.
Nu de vordering van de benadeelde wordt afgewezen, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 8 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 8 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 8 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
360 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
140 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich bij de reclasseringsorganisatie in de regio waar verdachte klinisch geplaatst zal worden, zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal laten opnemen in een forensisch klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instanties die verantwoordelijk zijn voor plaatsing, te weten IFZ en DIZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling aan verdachte zullen worden gegeven. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de leiding van de zorginstelling in overleg met de reclassering dit wenselijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering, welke behandeling start in aansluiting op de klinische behandeling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* zal verblijven in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering, welk verblijf start in aansluiting op de klinische behandeling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest) zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging geplaatst kan worden in een kliniek van Fivoor of een andere GGZ-instelling;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
1 STK Telefoontoestel (goednummer PL0900-2022082087-G2966347);
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 4 STK Brander (goednummer PL0900-2022082087-G2966545);
  • 1 FLS Fles terpentine (goednummer PL0900-2022082087-2966538);
  • 1 STK Aansteker (goednummer PL0900-2022082087-2966344);
Benadeelde partij [benadeelde 4]
- Wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 1.397,55;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat
€ 1.397,55 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2022 tot de dag van volledige betaling, waarbij gijzeling achterwege zal blijven;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 700,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat
€ 700,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2022 tot de dag van volledige betaling, waarbij gijzeling achterwege zal blijven;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
- wijst de vordering van [slachtoffer 6] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De beschikking tot verlening van een zorgmachtiging zal separaat worden opgemaakt en aan het vonnis worden gehecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en
R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 oktober 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
ZAAK 1
hij op of omstreeks 24 maart 2022 te [woonplaats] opzettelijk in/aan de woning gelegen aan de [adres] brand heeft gesticht door een brandende aansteker en/ of een drukspuit en/of een (verf)spuitbus en/of een gasbrander en/of een (brandend) waxinelichtje, althans open vuur in aanraking te brengen met een krant, althans met een brandbare stof en/of deze brandende krant vervolgens in/door de brievenbus van de voordeur van die woning te gooien, ten gevolge waarvan die voordeur van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of zich in die woning bevindende goederen en/of belendende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoner(s) van die woning (te weten [slachtoffer 2] ) en/of van belendende panden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoners van die woning en/of van belendende panden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel;
2
ZAAK 2
hij op of omstreeks 24 maart 2022 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht door een brandende aansteker en/of een drukspuit en/of een (verf)spuitbus en/of een gasbrander en/of een (brandend) waxinelichtje, althans open vuur in aanraking te brengen met een voertuig (te weten een personenauto gekentekend [kenteken] ) welk voertuig (vlak) voor de woning gelegen aan de [adres] geparkeerd stond, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan
- dat voertuig en/of
- de gevel en/of ramen van die woning
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor dat voertuig en/of en/of zich in dat voertuig bevindende goederen en/of die woning en/of zich in die woning bevindende goederen en/of belendende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners van die woning (te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) en/of van belendende panden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoners van die woning en/of van belendende panden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel;
3
ZAAK 3
hij op of omstreeks 24 maart 2022 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht door een brandende aansteker en/of een drukspuit en/of een (verf)spuitbus en/of een gasbrander en/of een (brandend) waxinelichtje, althans open vuur in aanraking te brengen met een voertuig (te weten een motor gekentekend [kenteken] toebehorende aan [slachtoffer 1] ), dat (vlak) bij de woning gelegen aan de [adres] geparkeerd stond, althans met een brandbare
stof ten gevolge waarvan
- dat voertuig en/of
- de gevel en/of tuinschutting en/of ramen en/of dakgoot en/of dakpannen van die woning
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor
- dat voertuig en/of zich in dat voertuig bevindende goederen en/of
- een voertuig(en) (te weten een personenauto gekentekend [kenteken] toebehorende aan [benadeelde 1] ) dat voor eerdergenoemde [kenteken] geparkeerd stond en/of zich in dat voertuig bevindende goederen en/of
- een voertuig (te weten een personenauto gekentekend [kenteken] toebehorende aan [benadeelde 2] ) dat achter eerdergenoemde [kenteken] geparkeerd stond zich in dat voertuig bevindende goederen en/of
- die woning en/of zich in die woning bevindende goederen en/of belendende panden,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoner(s) van die woning (te weten [slachtoffer 5] ) en/of van belendende panden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoners van die woning en/of van belendende panden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel;
4
ZAAK 3
hij op of omstreeks 24 maart 2022 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig (te weten een personenauto gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5
ZAAK 3
hij op of omstreeks 24 maart 2022 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig (te weten een personenauto gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
6
ZAAK 4
hij op of omstreeks 24 maart 2022 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht door een brandende aansteker en/of een drukspuit en/of een (verf)spuitbus en/of een gasbrander en/of een (brandend) waxinelichtje, althans open vuur in aanraking te brengen met een schutting (waarboven een boomhut was bevestigd) behorende bij de woning gelegen aan de [adres] , althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die schutting en/of boomhut geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of zich in die woning bevindende goederen en/of belendende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoner(s) van die woning (te weten [slachtoffer 6] ) en/of van belendende panden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoners van die woning en/of van belendende panden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel;
7
ZAAK 5
hij op of omstreeks 24 maart 2022 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht door een brandende aansteker en/of een drukspuit en/of een (verf)spuitbus en/of een gasbrander en/of een (brandend) waxinelichtje, althans open vuur in aanraking te brengen met een schuur behorende bij de woning gelegen aan de [adres] , althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of en/of zich in die woning bevindende goederen en/of belendende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners van belendende panden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoners van belendende panden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel;
8
ZAAK 5
hij op of omstreeks 24 maart 2022 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig (te weten een personenauto gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.