8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stichten van vijf branden en het beschadigen van drie auto’s in de nacht van 24 maart 2022, onder meer door via de brievenbus een brandende krant in een woning te gooien. Hierdoor zijn meerdere woningen en voertuigen beschadigd geraakt. In drie gevallen was er ook levensgevaar te duchten. De bewoners van twee van de woningen waar brand is gesticht zijn door de rookontwikkeling wakker geworden hetgeen een beangstigende gewaarwording moet zijn geweest. Brandstichting is een zeer ernstig feit. Met zijn handelen heeft verdachte onaanvaardbaar grote risico’s in het leven geroepen. Dat dit niet heeft geleid tot een dodelijke afloop of ernstig letsel is een gelukkige omstandigheid die niet aan verdachte te danken is. Brandstichtingen zorgen daarnaast voor grote gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 19 mei 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek van 27 juli 2022, opgemaakt door J.C. Lahei, psychiater;
- een Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 28 juli 2022, opgemaakt door M. van der Burgh, GZ-psycholoog, onder supervisie van E.J. Muller, klinisch psycholoog;
- een rapport van Novadic-Kentron van 11 juli 2022, opgemaakt door P. Gubbels, reclasseringswerker.
Uit het rapport van de psychiater volgt dat er bij verdachte een psychotisch toestandsbeeld wordt gezien waarbij de onderliggende oorzaak niet eenduidig te stellen is. Gedacht kan worden aan psychotische overschrijdingen bij een autismespectrumstoornis, een schizotypische persoonlijkheidsstoornis en een psychotische decompensatie in het kader van schizofrenie en/of ten gevolge van middelengebruik. Het meest waarschijnlijk lijkt daarbij dat er meer aan een chronisch psychotisch beeld gedacht moet worden dat wisselend op de voorgrond treedt dan ‘slechts’ aan een verstoorde coping, aangezien het verdachte al decennialang niet lukt zijn leven vorm te geven en hij terugkerend in beeld komt met psychotische symptomatologie. Het middelengebruik kan als zelfmedicatie, een vorm van inadequate coping worden gezien. Een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis, een stoornis in alcohol (ongespecificeerde ernst, in vroege remissie, in een gereguleerde omgeving) en een stoornis in het gebruik van een stimulantium (ongespecificeerde ernst; in vroege remissie, in een gereguleerde omgeving) kan worden vastgesteld. Dit was ook ten tijde van het tenlastegelegde het geval.
Gezien de ernst van het psychiatrisch beeld met wanen en hallucinaties is het waarschijnlijk dat het verdachte verregaand heeft beïnvloed in zijn keuzevrijheid om te handelen. Omdat er ten tijde van het persoonlijkheidsonderzoek nog steeds sprake is van een psychotisch toestandsbeeld en verdachte zich een groot deel van de aanloop voor en na het tenlastegelegde alleen in flarden kan herinneren, kon het precieze delictscenario niet worden achterhaald. Uitgaande van de informatie vanuit de medische dienst kort na aanhouding is het aannemelijk dat er ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een ernstig psychotisch beeld met wanen, hallucinaties, kritiek- en oordeelstoornissen, dat de keuzevrijheid en handelen van verdachte verregaand beïnvloed heeft. De psychiater adviseert dan ook om het tenlastegelegde (sterk) verminderd tot niet aan verdachte toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt door de psychiater ingeschat als hoog. Er zijn nauwelijks beschermende factoren aanwezig. Verdachte is een kwetsbare alleenstaande man zonder sociaal netwerk die langdurig op allerlei sociaal maatschappelijke gebieden disfunctioneert en zich tot op heden niet goed staande heeft weten te houden in de maatschappij. Om het risico op recidive te kunnen beperken is het noodzakelijk dat er voldoende en langdurige steun en begeleiding wordt geboden. Verdachte is bekend met eerder zorgmijdend gedrag in ambulante setting en GGZ-trajecten die eerder verzand zijn vanwege het gebrek aan inzicht en aan lijdensdruk. Het ontbreekt verdachte momenteel aan ziektebesef en vanuit zijn kritiek- en oordeelstoornissen is een gedwongen kader noodzakelijk om te komen tot een klinische behandeling zodat het risico op recidive kan worden verminderd. Gezien de pathologie is een klinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden echter niet haalbaar. Er kan wel gedacht worden aan een combinatie van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en een zorgmachtiging. Langdurige steun en begeleiding zijn voor verdachte namelijk dringend adviseerbaar en in dat opzicht kan de reclassering (na de klinische behandeling en stabilisatie) toezicht houden en begeleiding bieden bij de ambulante behandeling, dagbesteding, begeleid wonen en controle op het middelengebruik. De psychiater adviseert dan ook om te onderzoeken of kan worden volstaan met een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) in het kader van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (hierna: Wfz), ten uitvoer gelegd binnen een FPA.
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat verdachte lijdt aan een psychose met paranoïde en betrekkingswanen, mogelijk hallucinaties en problemen in het executief functioneren. Welke pathologie er precies aan deze psychose ten grondslag ligt, is in het onderzoek van de psycholoog niet duidelijk geworden. De psycholoog acht het mogelijk dat er sprake is van een autismespectrumstoornis, een schizoïde- of schizotypische persoonlijkheidsstoornis of van schizofrenie. Daarnaast is er sprake van een stoornis in alcoholgebruik, in vroege remissie in een gereguleerde omgeving, en van een stoornis in het gebruik van een stimulantium (van onbekende ernst, in vroege remissie in een gereguleerde omgeving). Voorts zijn er problemen op verschillende levensgebieden, te weten werk, financiën, wonen en sociale contacten. Ten tijde van het tenlastegelegde was er ook sprake van een psychose, waarbij de ontregeling groter lijkt te zijn dan op het moment van het onderzoek van de psycholoog.
Gedragskundig is het niet aannemelijk dat de verwarde, psychotische en gedesorganiseerde toestand waarin verdachte zich ten tijde van het tenlastegelegde in bevond, zijn handelen niet heeft beïnvloed. Het feit dat verdachte vertelt midden in de nacht rond te lopen, angstig voor inbrekers, op zoek naar een kraakpand, met als plan fietsen te repareren, wijst er sterk op dat hij in een toestand van ontregeling verkeerde. Ook na zijn aanhouding werd een psychotisch toestandsbeeld waargenomen. Gebruik van middelen heeft zijn gedrag mogelijk verder ontremd en/of ontregeld, maar verdachte heeft deze effecten tijdens het moment van inname vanwege zijn psychotisch toestandsbeeld niet kunnen overzien. Een volledig delictscenario ontbreekt omdat verdachte zegt nauwelijks herinneringen aan het tenlastegelegde te hebben. De psycholoog adviseert dan ook om het tenlastegelegde ten minste in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Door het ontbreken van een (volledig) delictscenario is het niet mogelijk om een verdere mate van vermindering te onderbouwen of deze vermindering te specificeren.
Het risico op psychotische ontregeling wordt door de psycholoog ingeschat als hoog indien er geen behandeling plaatsvindt. Er zijn weinig beschermende factoren. De psychose en het middelengebruik zijn risicofactoren die het recidiverisico aanzienlijk verhogen maar ook zorgen voor maatschappelijk teloorgang op allerlei andere gebieden. De psycholoog adviseert dan ook om passende hulpverlening op te zetten die zich dient te richten op het consequent innemen van antipsychotica, het opstellen van een goede vroegsignalering, abstinentie van middelen en eventueel laagdrempelige psychotherapie. Daarnaast kan verdachte ondersteuning worden geboden bij het werken aan beschermende factoren, waarbij het passend is om dit met een (korte) klinische opname in gang te zetten, bij voorkeur bij een FPA in de regio van verdachte, zodat geleidelijke terugkeer naar zijn woning mogelijk is. Vervolgens zal (outreachende) ambulante hulpverlening betrokken moeten blijven om de continuïteit van de zorg te bewaken. Dit alles kan plaatsvinden in het kader van een combinatie van bijzondere voorwaarden binnen een voorwaardelijk strafdeel en een zorgmachtiging Wvggz in het kader van artikel 2.3 Wfz.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte reeds jarenlang diverse soorten drugs en alcohol gebruikt en tot vijf jaar geleden een periode problematisch alcohol heeft gebruikt. Verdachte leeft voornamelijk geïsoleerd en gebruikt een aantal nog niet heel bekende designerdrugs, naast cannabis. De frequentie van het gebruik van alle middelen is niet duidelijk geworden. Verdachte heeft in het verleden behandeling door een FACT-team gehad maar het is onduidelijk waarom dit twee jaar geleden is gestopt. Het middelengebruik en afwezig medicatiegebruik kan leiden tot verdere psychotische ontregeling, waarvan ten tijde van het tenlastegelegde sprake was. Ook ten tijde van het opstellen van het reclasseringsrapport was er sprake van psychotische belevingen, ondanks de structuur in het PPC en de medicatie.
De kans op recidive wordt door de reclassering als hoog ingeschat, indien verdachte onbehandeld en onbegeleid terugkeert in de samenleving. Door de reclassering wordt primair gerefereerd aan het advies van de psychiater en de psycholoog tot oplegging van een zorgmachtiging. Subsidiair wordt geadviseerd om, indiende de rechtbank overgaat tot
oplegging van een voorwaardelijke straf, als bijzondere voorwaarden op te leggen:
- meldplicht bij de reclassering;
- opname in een zorginstelling;
- ambulante behandeling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- alcohol- en drugsverbod,
welke bijzondere voorwaarden pas ingaan nadat de reclassering Indicatiestelling Forensische Zorg heeft verzocht om een indicatieadvies en akkoord voor klinische opname.
Conclusie
De rechtbank is gelet op de conclusies van de psychiater en de psycholoog van oordeel dat alle hiervoor bewezen verklaarde feiten in zeer sterke mate verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. De rechtbank ziet, gelet op de conclusies van de deskundigen en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, in verdachte echter een kwetsbare man die snel hulp nodig heeft en acht het dan ook van groot belang dat verdachte behandeld wordt. Bovendien is uit de hiervoor genoemde rapportages gebleken dat verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten, in ernstige mate psychisch ontregeld was. Niet alleen verdachte, maar ook de samenleving is er dan ook bij gebaat dat verdachte zo snel mogelijk wordt behandeld. De rechtbank is van oordeel dat aan de criteria voor het afgeven van een zorgmachtiging is voldaan en zal het verzoekschrift zorgmachtiging toewijzen. De termijn voor tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging is twee weken, te rekenen vanaf het tijdstip van afgifte van de zorgmachtiging (artikel 8:1 lid 1 Wvggz). Dit – en het oordeel dat de bewezen verklaarde feiten in sterk verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend – maakt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur in dit geval niet passend is.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en toewijzing van het verzoekschrift zorgmachtiging passend en geboden is.
Om de continuïteit van de zorg te waarborgen zal de rechtbank bepalen dat de voorlopige hechtenis wordt opgeheven op het tijdstip waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging kan worden geplaatst in een kliniek.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.