ECLI:NL:RBMNE:2022:4252

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22/3043
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 30 september 2022, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had op 10 juli 2020 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, maar verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, had niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn van zes maanden was overschreden, aangezien verweerder uiterlijk op 10 januari 2021 had moeten beslissen. Eiseres had verweerder op 7 april 2022 in gebreke gesteld, waarna zij op 21 juli 2022 beroep instelde tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank overwoog dat de termijn van twee weken voor verweerder om een besluit te nemen te kort was, gezien het aantal aanvragen en de complexiteit van de herbeoordelingen. De rechtbank besloot om een vaste termijn van twaalf weken te stellen voor verweerder om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om hiervan af te wijken in bijzondere gevallen. Tevens werd bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die op € 379,50 zijn vastgesteld, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3043

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [A] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 10 juli 2020 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 25 augustus 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
3. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 10 juli 2020. Verweerder moet binnen zes maanden beslissen op de aanvraag. Verweerder heeft deze termijn niet verlengd. Verweerder had dus uiterlijk op 10 januari 2021 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moest beslissen is daarom voorbij. Verweerder stelt dat hij geen ingebrekestelling van eiseres heeft ontvangen en het beroep daarom niet-ontvankelijk is. De rechtbank gaat hieraan voorbij nu uit het dwangsombesluit van 20 juli 2022 dat eiseres heeft overgelegd blijkt dat zij verweerder op 7 april 2022 in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 21 juli 2022, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit bekend heeft gemaakt, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan dient dit in principe te doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] Verweerder heeft gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk dertien weken. [5] Er is volgens verweerder sprake van een bijzonder geval. Verweerder heeft uiteengezet dat de procedure die hij volgt bij de herbeoordelingen zoveel tijd kost.
6. De rechtbank is van oordeel dat de beslistermijn van twee weken voor verweerder te kort is, gezien het grote aantal aanvragen en de complexiteit van de herbeoordelingen en verweerders uitleg over het besluitvormingsproces. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd is er volgens de rechtbank sprake van een bijzonder geval.
7. Omdat de rechtbank ziet dat verweerder om verschillende termijnen heeft verzocht in voorgaande soortgelijke zaken zonder dat de onderbouwing een voldoende verklaring geeft voor dit verschil, heeft de rechtbank besloten om zelf een vaste termijn te bepalen in reactie op verweerders verzoeken in dergelijke zaken. De rechtbank verleent verweerder in principe een termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om daarvan af te wijken in voorliggende gevallen.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van de termijn van twaalf weken af te wijken. Verweerder moet daarom uiterlijk
17 november 2022een beslissing bekendmaken. Om te voorkomen dat verweerder een rechtelijke dwangsom verbeurt zonder dat hij daaraan iets kan doen, bepaalt de rechtbank dat de termijn van twaalf weken wordt verlengd met de periode die eiseres de termijn van zes weken voor het indienen van een zienswijze bij verweerder overschrijdt.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [6] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Bestuurlijke dwangsom
10. Voor zover eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen, overweegt de rechtbank het volgende.
11. Verweerder stelt dat hij geen ingebrekestelling van eiseres heeft ontvangen en hij daarom geen dwangsom verbeurt.
12. Uit het besluit van 20 juli 20022 dat eisers heeft overgelegd blijkt dat verweerder de maximale dwangsom van € 1.442,- aan eiseres toegekend. De rechtbank zal zich hier dan ook verder niet over uitlaten.
Griffierecht en proceskostenvergoeding
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 379,50.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk
17 november 2022alsnog een besluit bekend te maken met dien verstande dat deze termijn wordt geacht verlengd te zijn met de periode die eiseres de zes weken voor het indienen van een zienswijze bij verweerder overschrijdt;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
4.artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb
5.artikel 8:55d, derde lid, van de Awb
6.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb