ECLI:NL:RBMNE:2022:425
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing Uwv over arbeidsongeschiktheid op basis van Wet WIA
In deze zaak heeft eiser, een verkoopmedewerker, zich op 3 april 2018 ziek gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 24 november 2020 besloten dat eiser per 22 april 2020 recht heeft op een WIA-uitkering, waarbij hij voor 48,97% arbeidsongeschikt is geacht. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv op 15 juli 2021 ongegrond is verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 1 februari 2022 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 27 januari 2022 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl het Uwv afwezig was. De rechtbank heeft beoordeeld of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht heeft vastgesteld. Eiser voerde aan dat het Uwv onvoldoende onderzoek heeft verricht en dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de vereisten voldoen en dat er geen tegenstrijdigheden zijn.
De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiser per 22 april 2020 recht heeft op een WIA-uitkering van 48,97% arbeidsongeschiktheid. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.