ECLI:NL:RBMNE:2022:4247

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
16-000629-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en belemmering van agenten tijdens oud en nieuw 2021-2022

Op 25 oktober 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en belemmering van de werkzaamheden van agenten tijdens de jaarwisseling van 2021 naar 2022. De verdachte werd vrijgesproken van openlijke geweldpleging en wederspannigheid. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een gezamenlijke geweldpleging, aangezien de geweldshandelingen van de verdachte en zijn medeverdachten elkaar opvolgden en niet gelijktijdig plaatsvonden. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast tot een taakstraf van 80 uren. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte onder invloed van alcohol handelde en dat zijn gedrag een inbreuk maakte op de lichamelijke integriteit van de verbalisanten. De rechtbank benadrukte dat geweld nooit de oplossing is en dat het niet aan burgers is om in te grijpen in de werkzaamheden van de politie. De vorderingen van de benadeelde partijen werden deels toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering, terwijl de vordering van [benadeelde 2] tot een bedrag van € 300,00 werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-000629-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juli 2022 en 11 oktober 2022. De rechtbank heeft op laatstgenoemde datum de zaak tegen verdachte inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. Kanhai, advocaat te Lelystad, alsmede de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en hun gemachtigde Van Doorn naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: op 1 januari 2022 in Breukelen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] , [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] ;
feit 1 subsidiair: op 1 januari 2022 in Breukelen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] heeft mishandeld;
feit 2: op 1 januari 2022 in Breukelen en/of Leidsche Rijn zich tegen zijn aanhouding heeft verzet;
feit 3: op 1 januari 2022 in Breukelen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] opzettelijk heeft belemmerd in de aanhouding van [medeverdachte 1] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de stukken in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde, omdat verdachte geen significante en actieve bijdrage heeft geleverd aan geweldpleging door een of meer anderen.
De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit voor het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde, omdat verdachte geen opzet had op het toebrengen van pijn of letsel aan de verbalisanten. Het opzet van verdachte was gericht op het ontzetten van zijn vader.
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor het onder feit 2 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit voor het onder feit 3 ten laste gelegde, omdat verdachte ontkent met zijn knie omhoog richting verbalisanten te zijn gerend en ontkent verbalisant [benadeelde 2] tegen haar hoofd te hebben geslagen en/of gestompt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
De rechtbank gaat op basis van de hieronder weergegeven bewijsmiddelen uit van het volgende feitencomplex.
In de nacht van vrijdag 31 december 2021 op zaterdag 1 januari 2022 zien verbalisanten tijdens de surveillance dat er zwaar vuurwerk wordt afgestoken bij het busstation in [plaats] . Zij zien dat er diverse verkeersborden en prullenbakken vernield zijn en dat één persoon vuurwerk aan het afsteken is. De verbalisanten proberen deze persoon aan te houden. Op het moment dat de verbalisanten komen aanrijden, rent deze persoon, de jongere broer van verdachte (hierna: [medeverdachte 2] ) weg. Verbalisant [benadeelde 3] rijdt [medeverdachte 2] daarom klem. Daarbij komt [medeverdachte 2] tegen de politiebus aan. [medeverdachte 2] probeert te ontkomen, maar verbalisant [benadeelde 1] voorkomt dit door op hem te gaan zitten. Omdat [medeverdachte 2] zich hiertegen verzet, sluit verbalisant [benadeelde 2] aan om hem onder controle te krijgen. Op dat moment komt er een man aangerend, de vader van verdachte en [medeverdachte 2] (hierna: vader). Vader trapt verbalisant [benadeelde 2] tegen haar hoofd en geeft [benadeelde 1] een bodycheck. [medeverdachte 2] ziet daarop kans om weg te rennen. Verbalisant [benadeelde 3] gaat achter [medeverdachte 2] aan, terwijl verbalisanten [benadeelde 4] en [benadeelde 2] vader proberen aan te houden. Vader verzet zich hiertegen. Om vader onder controle te krijgen, gaat verbalisant [benadeelde 4] op hem zitten. Omdat hij zich blijft verzetten, neemt verbalisant [benadeelde 2] vervolgens plaats op de benen van vader. Vader blijft zich verzetten tegen zijn aanhouding en beledigt daarbij een van de verbalisanten, terwijl omstanders toekijken. Op dat moment komt verdachte aangerend. Verdachte slaat verbalisant [benadeelde 2] meermaals in het gezicht. Verbalisant [benadeelde 1] werkt verdachte naar de grond en zijn aanhouding wordt in gang gezet. Terwijl dit alles gebeurt, vindt niet veel verderop een confrontatie plaats tussen verbalisant [benadeelde 3] en [medeverdachte 2] . Daarbij slaat [medeverdachte 2] verbalisant [benadeelde 3] tegen het hoofd. Verbalisant [benadeelde 3] slaat [medeverdachte 2] daarop met de vuist in het gezicht. Omdat [medeverdachte 2] op [benadeelde 3] blijft afkomen, slaat [benadeelde 3] hem nogmaals in het gezicht. Na de tweede vuistslag onttrekt [medeverdachte 2] zich wederom aan zijn aanhouding. Vader en verdachte worden overgebracht naar het politiebureau. Omdat verbalisanten [benadeelde 2] en [benadeelde 3] gewond waren geraakt, gaan verbalisanten [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] daarna naar het ziekenhuis. Daar treffen ze [medeverdachte 2] aan, die eveneens gewond was geraakt. De verbalisanten willen [medeverdachte 2] alsnog aanhouden. [medeverdachte 2] verzet zich wederom en bedreigt de verbalisanten. Uiteindelijk wordt ook [medeverdachte 2] aangehouden en overgebracht naar het politiebureau.
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van openlijk geweld, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, onder meer vereist is dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachte(n). Daarvan is sprake als verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het openlijk en in vereniging gepleegd geweld. Daarin ligt besloten dat verdachte dubbel opzet moet hebben: verdachte moet opzet hebben op de onderlinge samenwerking en opzet op de openlijke geweldpleging.
Uit het hiervoor weergegeven feitencomplex leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn twee medeverdachten geweld hebben gebruikt tegen verbalisanten. Voor de rechtbank is echter niet vast komen te staan dat dit een gezamenlijk optreden was van de drie verdachten. Er is bijvoorbeeld geen moment geweest waarop zij gelijktijdig (een) verbalisant(en) hebben aangevallen. Integendeel, de geweldshandelingen van de drie verdachten volgen elkaar juist op in tijd en spelen zich daarmee na elkaar af. Uit het dossier is verder niet gebleken dat de verdachten de bedoeling hadden om bij te dragen aan de geweldplegingen van de andere verdachte(n). Uit het dossier komt juist naar voren dat elke verdachte een ander doel had: [medeverdachte 2] wilde ontkomen aan zijn aanhouding, vader wilde [medeverdachte 2] ontzetten en verdachte wilde vader ontzetten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de drie verdachten opzet hadden op de onderlinge samenwerking.
Gelet op bovenstaande komt de rechtbank tot een vrijspraak van de onder feit 1 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging door verdachte.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde. Uit de beschrijving van de camerabeelden van stadstoezicht blijkt dat verdachte heeft meegewerkt aan zijn aanhouding [2] en zich dus niet heeft verzet.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair en feit 3
De aangifte van verbalisant [benadeelde 2]
Ik ben weer op de benen van die kale man gaan zitten, omdat deze man nog steeds verzet bood tegen de aanhouding. Nadat ik weer ergens op het lichaam van de kale man zat, vermoedelijk zijn benen, om mijn collega [benadeelde 4] (
de rechtbank begrijpt: verbalisant [benadeelde 4]) te helpen, zie ik dat er een andere jongen aan komt. Ineens staat deze jongen bij ons terwijl zijn vader nog op de grond lag. Hij zat nog niet in de handboeien, omdat dat vanwege zijn verzet niet kon. Ik zat op de kale man toen ik een klap kreeg van deze jongen. Later werd mij duidelijk dat de man op de grond zijn vader was. Ik kreeg een of twee klappen van hem op mijn voorhoofd, boven mijn linkeroog. Ik weet niet hoe hij mij sloeg, maar het deed meteen pijn. Ik had al pijnscheuten aan de achterkant van mijn hoofd, en had nu ook pijnscheuten aan de voorkant van mijn hoofd. Ik zag toen dat [benadeelde 1] (
de rechtbank begrijpt: verbalisant [benadeelde 1]) deze jongen pakte en hem bij mij weghaalde. [3]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 4]
Op zaterdag 1 januari 2022 was ik [benadeelde 4] samen met collega [benadeelde 2] in politie uniform gekleed en rijdend in een herkenbaar politie voertuig. Wij waren belast met de openbare orde dienst voor de Nieuwjaars nacht in de gemeente [gemeente] . Ik duwde [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: vader) op de grond. Ik ging daarop op [medeverdachte 1] zijn rug zitten. Ik wilde [medeverdachte 1] aanhouden voor de mishandeling van collega’s [benadeelde 2] en [benadeelde 1] . [4]
De aangifte van verbalisant [benadeelde 3]
Ik zag toen een andere jongen met donker haar, slank postuur, en blanke huidskleur, die zag ik naar [benadeelde 2] (
de rechtbank begrijpt: verbalisant [benadeelde 2]) toe rennen, [benadeelde 2] zat op dat moment op de grond
(de rechtbank begrijpt: op de vader van verdachte). Dit was voor mij duidelijk een andere jongen dan degene die tegen mijn bus aan was gerend. Ik zag dat de jongen met het donkere haar op [benadeelde 2] af kwam rennen in haar rug, en over haar heen stond en [benadeelde 2] twee harde klappen met rechts gaf. Daarna heeft hij [benadeelde 2] nog meerdere malen geslagen met beide handen. Ik heb gezien dat hij [benadeelde 2] op haar lichaam, schouders en hoofd heeft geraakt. [5]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 1]
Ik zag vervolgens dat [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: vader) op de grond lag, op zijn buik. Ik zag dat collega [benadeelde 4] op de rug zat van de man en tegen hem schreeuwde dat hij was aangehouden en dat hij moest meewerken. Op het moment dat ik probeer collega [benadeelde 4] te helpen komt er een persoon op ons afgerend. Later bleek deze persoon te zijn genaamd [verdachte] . [6]
De medische verklaring over verbalisant [benadeelde 2]
Lichamelijk onderzoek: Zwelling links frontaal en boven linker oog, achter linker oor en links temporaal in het haar.
Definitieve diagnoses: Contusie aangezicht. [7]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging feit 1 subsidiair en feit 3
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de mishandeling van verbalisant [benadeelde 2] zoals ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair en de belemmering van de aanhouding van zijn vader ten laste gelegd onder feit 3, wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de verdediging heeft gesteld, staat aan de bewezenverklaring van het opzet niet in de weg dat verdachte het doel had zijn vader te ontzetten. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de manier waarop verdachte heeft geslagen genoegzaam dat verdachte het toebrengen van pijn en letsel door [benadeelde 2] als middel heeft gebruikt om dat doel te willen bereiken. Daarmee is sprake van het voor mishandeling vereiste opzet.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de mishandeling van verbalisant [benadeelde 3] , omdat uit het dossier niet volgt dat verdachte degene is geweest die [benadeelde 3] heeft geslagen. De rechtbank leidt namelijk uit het dossier af dat verdachte na het slaan van [benadeelde 2] meteen naar de grond is gewerkt door verbalisant [benadeelde 1] , waarna het geweld vanuit verdachte is gestopt. Ook spreekt de rechtbank verdachte vrij van het met zijn knie omhoog afrennen op verbalisanten [benadeelde 2] en [benadeelde 4] . Verbalisant verklaart hierover maar niet duidelijk is of dit een handeling ter belemmering is geweest.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair
op 1 januari 2022 te [plaats] [benadeelde 2] heeft mishandeld door meerdere malen op het hoofd van die [benadeelde 2] te slaan;
feit 3
op 1 januari 2022 te [plaats] [benadeelde 2] en [benadeelde 4] , beiden [.] van politie Eenheid Midden-Nederland, belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, [medeverdachte 1] als verdachte van overtreding van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en assisteerden, deze door die opsporingsambtenaren ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handelingen opzettelijk heeft belemmerd, door
- op die opsporingsambtenaren af te rennen en
- vervolgens die [benadeelde 2] te slaan tegen haar hoofd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
In onderhavige zaak is sprake van één feitencomplex waarbij de feiten zodanig met elkaar zijn verweven en zozeer in elkaar opgaan dat moet worden geoordeeld dat daar één wilsbesluit aan ten grondslag ligt. De rechtbank constateert daarom dat sprake is van eendaadse samenloop.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
de eendaadse samenloop van
feit 1 subsidiair: mishandeling, en
feit 3: opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte
first offenderis, zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en spijt heeft van hetgeen is gebeurd. Verdachte werkt als vrachtwagenchauffeur, woont met zijn partner en heeft een omgangsregeling voor zijn zoon. Daarnaast volgt hij een opleiding om als zelfstandig ondernemer aan de slag te kunnen. De raadsvrouw merkt op dat uit het reclasseringsrapport is gebleken dat het recidiverisico op laag wordt geschat. De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met deze omstandigheden in de strafoplegging. Mocht de rechtbank tot een gevangenisstraf komen dan verzoekt de raadsvrouw deze gelijk te stellen aan het voorarrest met mogelijk daarnaast een geheel voorwaardelijke taakstraf. De raadsvrouw heeft tot slot bepleit dat er sprake is van eendaadse samenloop van feit 1 en feit 3 en heeft verzocht dat slechts één strafbepaling wordt toegepast.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol schuldig gemaakt aan mishandeling van een verbalisant en de belemmering van de werkzaamheden van twee verbalisanten tijdens oudjaarsnacht 2021/2022. Met de mishandeling heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van verbalisant [benadeelde 2] . In plaats van de politie hun werk te laten doen, heeft verdachte ervoor gekozen over te gaan tot het uitoefenen van geweld. Door zo te handelen heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan de belemmering van de werkzaamheden van de verbalisanten. Dit zijn vervelende feiten die gevoelens van onveiligheid bij de directe betrokkenen en bij de maatschappij opleveren. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij geen respect heeft voor het gezag van ambtenaren in functie. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco strafblad van verdachte van 5 september 2022. De rechtbank weegt dit niet in het voordeel of nadeel van verdachte mee.
Adviezen van deskundigen
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 14 april 2022. Door de ontkennende houding van verdachte kan de reclassering geen delictgerelateerde criminogene factoren aanwijzen. Het recidiverisico wordt laag geschat. De reclassering adviseert strafoplegging zonder bijzondere voorwaarden.
8.3.3
Conclusie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ergerlijke feiten. Verdachte is zich gaan bemoeien met de aanhouding van zijn vader, omdat, naar zijn zeggen, zijn vader een aandoening heeft waardoor hij geen druk op zijn hoofd kan hebben. Verdachte heeft daarom geprobeerd om met geweld zijn vader te ontzetten. De rechtbank merkt op dat geweld nooit de oplossing is en dat het niet aan de burger is om verbalisanten in hun werk te belemmeren. Verdachte had op andere manieren kunnen proberen aan de verbalisanten duidelijk te maken dat zijn vader een aandoening heeft door bijvoorbeeld met hen in gesprek te gaan. Doordat verdachte onder invloed was van een grote hoeveelheid alcohol, was hij niet in staat hier helder over na te denken en is de situatie geëscaleerd. Dit alles tijdens oud en nieuw, een dag die voor iedereen, ook voor verbalisanten die op dat moment aan het werk zijn, een feestelijke dag moet zijn. Verbalisanten zijn er om de maatschappij te beschermen en niet om aangevallen te worden. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte niet ongestraft kan blijven en neemt hierbij in aanmerking, zoals hiervoor overwogen, dat sprake is van eendaadse samenloop van de feiten in deze zaak.
De rechtbank legt verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren op. Hierdoor raakt verdachte niet opnieuw gedetineerd, maar heeft hij wel een stok achter de deur om ervoor te zorgen dat verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. Verder vindt de rechtbank dat verdachte de gevolgen moet ondervinden van de feiten. Daarom legt de rechtbank verdachte een taakstraf op voor de duur van 80 uren te vervangen door 40 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet (naar behoren) uitoefent, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd naar de maatstaf van 1 dag detentie gelijk aan 2 uren taakstraf.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 400,00 bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft primair verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in diens vordering gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank, met het verzoek dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.2
[benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.775,84. Dit bedrag bestaat uit € 275,84 materiële schade en een voorschot van € 2.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft primair verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in diens vordering gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank, met het verzoek dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 subsidiair en feit 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de materiële schade dat die overwegend het gevolg zijn van door medeverdachte [medeverdachte 1] gepleegde handelingen. In de zaak van laatstgenoemde verdachte heeft de rechtbank de vordering ten aanzien van de materiële schade toegewezen. In onderhavige zaak zal de rechtbank derhalve de vordering ten aanzien van de materiële schade afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade toewijzen ter hoogte van € 300,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling en deze post voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 6 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3
[benadeelde 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.025,84. Dit bedrag bestaat uit € 275,84 materiële schade en € 750,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft primair verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in diens vordering gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank, met het verzoek dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering, nu het rechtstreekse verband tussen de schade en de bewezenverklaring ontbreekt. De gevorderde schade ziet op letsel aan de hand van de benadeelde partij. Dit letsel is niet toegebracht door verdachte, maar naar het oordeel van de rechtbank door een medeverdachte.
De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.4
[benadeelde 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.089,90. Dit bedrag bestaat uit € 589,90 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1ten laste gelegde.
9.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft primair verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in diens vordering gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank, met het verzoek dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen.
9.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaren nu de rechtbank de verdachte van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan (feit 1 primair en feit 1 subsidiair ten aanzien van de benadeelde partij) heeft vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 184 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 subsidiair en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 subsidiair en feit 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van één (1) maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 300,00, bestaande uit € 300,00 aan immateriële schade;
  • verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering ten aanzien van de materiële schade van € 275,84 af;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 300,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 6 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van de immateriële schade van € 300,00 is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • verklaart [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • verklaart [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2022.
Mr. Bij de Vaate is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de (gewijzigde) tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, openlijk, te weten op [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en) te weten [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] door een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [benadeelde 2] te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of een of meerdere ma(a)l(en) tegen het lichaam van die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 1] te slaan/stampen en/of te duwen en/of zich op die [benadeelde 1] te werpen en/of die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 3] woordelijk te bedreigen door hem/hen de woorden toe te voegen: ‘ik maak je af’ en/of ‘ik maak je dood’ althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] heeft mishandeld door een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [benadeelde 2] te slaan/stompen en/of een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [benadeelde 3] te slaan/stompen en/of te duwen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door zich (telkens) (met kracht) (proberen) los te rukken en/of zijn arm(en) en/of lichaam in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die opsporingsambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te bewegen;
(art 180 Wetboek van Strafrecht)
feit 3
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, althans in Nederland, [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] , beiden [.] van politie Eenheid Midden-Nederland, belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, [medeverdachte 1] als verdachte van overtreding van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en assisteerden, althans vast had(den), deze door die opsporingsambtena(a)r(en) ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handeling(en) opzettelijk heeft belet en/of belemmerd en/of verijdeld, door
- op die opsporingsambten(a)r(en) af te rennen (met zijn knie omhoog) en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 2] te slaan/stompen tegen haar hoofd;
(art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2022000120 van 30 mei 2022, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 242 tot en met 509. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2022, p. 468-469.
3.Het proces-verbaal van aangifte door aangever/verbalisant [benadeelde 2] van 1 januari 2022, p. 357-358.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 4] van 1 januari 2022, p. 403.
5.Het proces-verbaal van aangifte door aangever/verbalisant [benadeelde 3] van 1 januari 2022, p. 378.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 1] van 1 januari 2022, p. 392.
7.Een geschrift, te weten een medische verklaring van 1 januari 2022 omtrent [benadeelde 2] met geboortedatum [1989] , p. 361.