ECLI:NL:RBMNE:2022:4245

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
16-000593-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, bedreiging en vernieling tijdens oud en nieuw 2021-2022 in Breukelen

Op 1 januari 2022 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling en wederspannigheid tegen agenten tijdens de viering van oud en nieuw in Breukelen. De verdachte heeft ook diverse goederen vernield bij het busstation in Breukelen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van openlijke geweldpleging, maar heeft hem wel veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 5 juli 2022 en 11 oktober 2022, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich tijdens de incidenten heeft verzet tegen zijn aanhouding en daarbij geweld heeft gebruikt tegen de verbalisanten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gemeente Stichtse Vecht en andere benadeelden schadevergoeding hebben gevorderd. De rechtbank heeft de vordering van de gemeente Stichtse Vecht tot € 1.436,20 toegewezen, evenals de vordering van [benadeelde 1] tot € 400,00 en de vordering van [benadeelde 3] tot € 2.089,90. De vorderingen van [benadeelde 2] en [benadeelde 4] zijn afgewezen omdat de rechtbank de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen achtte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-000593-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juli 2022 en 11 oktober 2022. De rechtbank heeft op laatstgenoemde datum de zaak tegen verdachte inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en hun gemachtigde Van Doorn naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: op 1 januari 2022 in Breukelen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] , [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] ;
feit 1 subsidiair: op 1 januari 2022 in Breukelen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] heeft mishandeld;
feit 2: op 1 januari 2022 in Leidsche Rijn [benadeelde 2] , [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] heeft bedreigd;
feit 3: op 1 januari 2022 in Breukelen afvalbakken, verkeersborden en een bushokje heeft vernield;
feit 4: op 1 januari 2022 in Breukelen en/of Leidsche Rijn zich tegen zijn aanhouding heeft verzet.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de stukken in het dossier en de verklaring van verdachte bij de politie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat verdachte geen opzet had op het uitgeoefende geweld nu de geweldshandelingen van de medeverdachten buiten de wil en het weten van verdachte om gebeurden. Verdachte heeft daarnaast een onvoldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor het onder feit 2 ten laste gelegde, maar verzoekt partiële vrijspraak voor de bedreiging tegen [benadeelde 4] , omdat hij geen aangifte heeft gedaan.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor het onder feit 3 ten laste gelegde, maar verzoekt partiële vrijspraak voor de vernieling van het bushokje, omdat hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor het onder feit 4 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
De rechtbank gaat op basis van de hieronder weergegeven bewijsmiddelen uit van het volgende feitencomplex.
In de nacht van vrijdag 31 december 2021 op zaterdag 1 januari 2022 zien verbalisanten tijdens de surveillance dat er zwaar vuurwerk wordt afgestoken bij het busstation in Breukelen. Zij zien dat er diverse verkeersborden en prullenbakken vernield zijn en dat één persoon vuurwerk aan het afsteken is. De verbalisanten proberen deze persoon aan te houden. Op het moment dat de verbalisanten komen aanrijden, rent verdachte weg. Verbalisant [benadeelde 3] rijdt hem daarom klem. Daarbij komt verdachte tegen de politiebus aan. Verdachte probeert te ontkomen, maar verbalisant [benadeelde 1] voorkomt dit door op hem te gaan zitten. Omdat verdachte zich hiertegen verzet, sluit verbalisant [benadeelde 2] aan om verdachte onder controle te krijgen. Op dat moment komt de vader van verdachte (hierna: vader) aangerend. Vader trapt verbalisant [benadeelde 2] tegen haar hoofd en geeft [benadeelde 1] een bodycheck. Verdachte ziet daarop kans om weg te rennen. Verbalisant [benadeelde 3] gaat achter verdachte aan terwijl verbalisanten [benadeelde 4] en [benadeelde 2] vader proberen aan te houden. Vader verzet zich hiertegen. Om vader onder controle te krijgen, gaat verbalisant [benadeelde 4] op hem zitten. Omdat hij zich blijft verzetten, neemt verbalisant [benadeelde 2] vervolgens plaats op de benen van vader. Vader blijft zich verzetten tegen zijn aanhouding en beledigt daarbij een van de verbalisanten, terwijl omstanders toekijken. Op dat moment komt de broer van verdachte (hierna: [medeverdachte] ) aangerend. [medeverdachte] slaat verbalisant [benadeelde 2] meermaals in het gezicht. Verbalisant [benadeelde 1] werkt [medeverdachte] naar de grond en zijn aanhouding wordt in gang gezet. Terwijl dit alles gebeurt, vindt niet veel verderop een confrontatie plaats tussen verbalisant [benadeelde 3] en verdachte. Daarbij slaat verdachte verbalisant [benadeelde 3] tegen het hoofd. Verbalisant [benadeelde 3] slaat verdachte daarop met de vuist in het gezicht. Omdat verdachte op [benadeelde 3] blijft afkomen, slaat [benadeelde 3] hem nogmaals in het gezicht. Na de tweede vuistslag onttrekt verdachte zich wederom aan zijn aanhouding. Vader en [medeverdachte] worden overgebracht naar het politiebureau. Omdat verbalisanten [benadeelde 2] en [benadeelde 3] gewond waren geraakt, gaan verbalisanten [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] daarna naar het ziekenhuis. Daar treffen ze verdachte aan, die eveneens gewond was geraakt. De verbalisanten willen verdachte alsnog aanhouden. Verdachte verzet zich wederom en bedreigt de verbalisanten. Uiteindelijk wordt ook verdachte aangehouden en overgebracht naar het politiebureau.
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van openlijk geweld, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, onder meer vereist is dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachte(n). Daarvan is sprake als verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het openlijk en in vereniging gepleegd geweld. Daarin ligt besloten dat verdachte dubbel opzet moet hebben: verdachte moet opzet hebben op de onderlinge samenwerking en opzet op de openlijke geweldpleging.
Uit het hiervoor weergegeven feitencomplex leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn twee medeverdachten geweld hebben gebruikt tegen verbalisanten. Voor de rechtbank is echter niet vast komen te staan dat dit een gezamenlijk optreden was van de drie verdachten. Er is bijvoorbeeld geen moment geweest waarop zij gelijktijdig (een) verbalisant(en) hebben aangevallen. Integendeel, de geweldshandelingen van de drie verdachten volgen elkaar juist op in tijd en spelen zich daarmee na elkaar af. Uit het dossier is verder niet gebleken dat de verdachten de bedoeling hadden om bij te dragen aan de geweldplegingen van de andere verdachte(n). Uit het dossier komt juist naar voren dat elke verdachte een ander doel had: verdachte wilde ontkomen aan zijn aanhouding, vader wilde verdachte ontzetten en [medeverdachte] wilde vader ontzetten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de drie verdachten opzet hadden op de onderlinge samenwerking.
Gelet op bovenstaande komt de rechtbank tot een vrijspraak van de onder feit 1 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging door verdachte.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair
De aangifte van verbalisant [benadeelde 3]
Toen richtte deze jongen met de donkere haren zich op mij en begon hij mij te slaan. [2]
Het proces-verbaal van het verhoor van aangever/verbalisant [benadeelde 3]
Op 1 januari 2022 in Breukelen was ik op een gegeven moment met de verdachte [verdachte] aan het duwen en trekken. Ik voelde ook pijn in mijn hoofd, want daar was ik ook op geslagen. Zodoende kan ik dus zeker zeggen dat [verdachte] mij aangevallen had. lk kreeg na die klap op mijn hoofd gelijk een warm gevoel op die plek. Dit gevoel kan ik het beste omschrijven schaaf/branderig gevoel. Voor mijn gevoel was hij degene die mij ook geslagen had en hij wilde weg. [3]
Bewijsoverweging feit 1 subsidiair
Gelet op bovenstaand bewijsmiddel acht de rechtbank de mishandeling van verbalisant [benadeelde 3] zoals ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen. Vaststaat dat verdachte verbalisant [benadeelde 3] tegen het hoofd heeft geslagen. De rechtbank spreekt verdachte echter vrij van de mishandeling van verbalisant [benadeelde 1] , omdat uit het dossier niet volgt dat verbalisant [benadeelde 1] door verdachte is geslagen of gestompt.
Bewezenverklaring feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 2 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen algehele vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 oktober 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 1] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000575-2, doorgenummerde pagina’s 377-380;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 2] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000706-2, doorgenummerde pagina’s 389-390;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 3] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000120-14, doorgenummerde pagina’s 357-360;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangever van 10 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 4] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000706-43, doorgenummerde pagina’s 384-388;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 januari 2022, opgemaakt door [benadeelde 1] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000120-8, doorgenummerde pagina’s 391-395.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de bedreiging van verbalisant [benadeelde 4] , omdat uit het dossier niet gebleken is dat hij aanwezig was bij of anderszins kennis heeft genomen van de ten laste gelegde bedreigingen.
Bewezenverklaring feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 3 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen algehele vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 1 januari 2022, genummerd PL0900-2022001085-4, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina’s 63-69;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 2 januari 2022, genummerd PL0900-2022001085-10, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina’s 74-76;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 5] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000593-6, doorgenummerde pagina’s 409-410;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 3] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022009667-2, doorgenummerde pagina’s 414-415;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 januari 2022, opgemaakt door [benadeelde 4] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900- 2022000120-2, doorgenummerde pagina 125.
Bewijsoverweging feit 3
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de vernieling van de prullenbakken en verkeersborden zoals ten laste gelegd onder feit 3 wettig en overtuigend bewezen. In tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat eveneens wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het bushokje heeft vernield. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de verklaring van verdachte bij de politie en de waarnemingen van verbalisant [benadeelde 4] als hij aan komt rijden bij het busstation, namelijk dat verbalisant [benadeelde 4] bij het aanrijden een doffe knal hoorde op basis waarvan hij dacht dat iemand bezig was om de bushokjes op te blazen, waarna hij alleen verdachte aantrof midden op het busstation. De vernieling van het bushokje wordt dan ook bewezen verklaard.
Bewezenverklaring feit 4
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 4 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 oktober 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 1] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000575-2, doorgenummerde pagina’s 377-380;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 2] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000706-2, doorgenummerde pagina’s 389-390;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 3] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000120-14, doorgenummerde pagina’s 357-360;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangever van 10 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 4] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000706-43, doorgenummerde pagina’s 384-388;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 januari 2022, opgemaakt door [benadeelde 1] van de politie Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022000120-8, doorgenummerde pagina’s 391-395.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair
op 1 januari 2022 te Breukelen [benadeelde 3] heeft mishandeld door tegen het hoofd van [benadeelde 3] te slaan;
feit 2
op 1 januari 2022 te Leidsche Rijn [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door (dreigend) de woorden toe te voegen: "Ik ga jullie strot/keel doorsnijden", "Ik ga jullie kapot maken", "Ik sla jullie verrot" en "Ik maak jullie af", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
feit 3
op 1 januari 2022 te Breukelen opzettelijk en wederrechtelijk meerdere afvalbakken en verkeersborden, die geheel aan de gemeente Stichtse Vecht toebehoren en een bushokje, die geheel aan een ander toebehoort, heeft vernield;
feit 4
op 1 januari 2022 te Breukelen en Leidsche Rijn, zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaren [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door zich telkens met kracht proberen los te rukken en zijn armen en lichaam in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die opsporingsambtenaren verdachte trachtten te bewegen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair: mishandeling;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4: wederspannigheid, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat de rechtbank in de strafoplegging rekening houdt met de jonge leeftijd van verdachte en zijn blanco strafblad. Verdachte is vrachtwagenchauffeur en met die baan is een (grote) onvoorwaardelijke taakstraf niet verenigbaar. Ook is verzocht dat er geen bijzondere voorwaarden worden opgelegd, omdat verdachte vanaf het eerste politieverhoor open is geweest over de ten laste gelegde feiten en spijt heeft betuigd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft tijdens oud en nieuw 2021-2022 in dronken toestand, in strijd met het geldende vuurwerkverbod, met illegaal vuurwerk prullenbakken, verkeersborden en een bushokje opgeblazen. Met het plegen van de vernielingen heeft verdachte schade toegebracht aan andermans eigendommen. Daarbij heeft verdachte geen blijk gegeven respect te hebben voor spullen die aan anderen toebehoren.
Toen de politie hem daarvoor wilde aanhouden, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid, bedreiging en mishandeling van verbalisanten. Dit getuigt van een volstrekt gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Politieagenten die hun werk doen, moeten niet met dit soort gewelddadige handelingen en bewoordingen worden geconfronteerd. Door de verbalisanten te bedreigen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van deze verbalisanten. Gelet op de geuite bewoordingen is het begrijpelijk dat de verbalisanten zich bedreigd hebben gevoeld. Met de mishandeling heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van verbalisant [benadeelde 3] . Dit zijn vervelende feiten die gevoelens van onveiligheid bij de directe betrokkenen en bij de maatschappij opleveren. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij geen respect heeft voor het gezag van ambtenaren in functie. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 5 september 2022. Hieruit blijkt dat verdachte voor het laatst is veroordeeld in 2017 voor een strafbaar feit in het verkeer. De rechtbank weegt dit niet in het voordeel of nadeel van verdachte mee.
Adviezen van deskundigen
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 28 april 2022. Hieruit is gebleken dat verdachte mogelijk de consequenties van zijn gedrag onvoldoende overziet, onvoldoende probleembesef toont, beïnvloedbaar is en weinig zelfinzicht heeft. Het recidiverisico wordt op gemiddeld geschat. Verdachte zou gebaat zijn bij forensische behandeling waarbij onderzoek wordt gedaan naar het intelligentieniveau en de (persoonlijkheids-)problematiek. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling.
8.3.3
Conclusie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ergerlijke feiten die voorkomen hadden kunnen worden als verdachte vanaf het begin had meegewerkt met de verbalisanten. Door de dronken toestand van verdachte was hij niet in staat hier helder over na te denken en is de situatie enorm geëscaleerd. Dit alles tijdens oud en nieuw, een dag die voor iedereen, ook voor verbalisanten die op dat moment aan het werk zijn, een feestelijke dag moet zijn. Verbalisanten zijn er om de maatschappij te beschermen en niet om aangevallen te worden. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij bleef doorgaan met het plegen van strafbare feiten, niet alleen op het plaats delict, maar ook in het ziekenhuis. Gelet op het rapport van de reclassering acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte de nodige bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
De rechtbank legt verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren op. Hierdoor raakt verdachte niet opnieuw gedetineerd, maar heeft hij wel een stok achter de deur om ervoor te zorgen dat hij in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. Als bijzondere voorwaarden legt de rechtbank een meldplicht bij de reclassering op en ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling. Verder vindt de rechtbank dat verdachte de gevolgen moet ondervinden van de feiten. Daarom legt de rechtbank verdachte een taakstraf op voor de duur van 150 uren te vervangen door 75 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet (naar behoren) uitoefent, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd naar de maatstaf van 1 dag detentie gelijk aan 2 uren taakstraf.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
De gemeente Stichtse Vecht
De gemeente Stichtse Vecht heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.556,20. Dit bedrag bestaat uit € 1.436,20 materiële schade en € 120,00 aan proceskosten, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair verzoekt de raadsman de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat onderzoek naar de gestelde schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is in voldoende mate gebleken van rechtstreekse schade door het onder 3 bewezen verklaarde feit. De materiële schade ter hoogte van in totaal € 1.436,20 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.436,20 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij de gemeente Stichtse Vecht voor wat betreft de meer gevorderde proceskosten afwijzen. Reden daarvoor is dat de gevorderde schadepost voor de proceskosten niet is onderbouwd.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de gemeente Stichtse Vecht aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.436,20, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 24 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij de gemeente Stichtse Vecht in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 400,00 bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht dat het gevorderde bedrag wordt gematigd.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 400,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3
[benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.775,84. Dit bedrag bestaat uit € 275,84 materiële schade en een voorschat van € 2.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt dat de rechtbank benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering verklaart.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de rechtbank het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan (feit 1 primair) niet bewezen acht. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.4
[benadeelde 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.025,84. Dit bedrag bestaat uit € 275,84 materiële schade en € 750,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
9.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt dat de rechtbank de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering gelet op de bepleitte vrijspraak ten aanzien van feit 1 en feit 2. De andere ten laste gelegde feiten hebben geen rechtstreeks verband met de gevorderde schade.
9.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de rechtbank de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan (feit 1 primair en feit 2 ten aanzien van de benadeelde partij) niet bewezen acht. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.5
[benadeelde 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.089,90. Dit bedrag bestaat uit € 589,90 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1, feit 2 en feit 4 ten laste gelegde.
9.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt dat de rechtbank de vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaart gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van feit 1 dan wel af te wijzen, omdat de laste gelegde feiten geen rechtstreeks verband hebben met de gevorderde schade.
9.5.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1, feit 2 en feit 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 2.089,90 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank merkt hierbij op dat de gevorderde reiskosten zijn gemaakt om medische specialisten te bezoeken en daarom toewijsbaar zijn.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.089,90, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 180, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van één (1) maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen één werkdag na het ingaan van de proeftijd tijdens kantooruren bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Het alcoholgebruik is tijdens de gesprekken met de reclassering een terugkerend punt van aandacht;
* zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk en na aanmelding door de toezichthouder. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- waarbij de Reclassering Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij De gemeente Stichtse Vecht
  • wijst de vordering van de gemeente Stichtse Vecht toe tot een bedrag van € 1.436,20;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de gemeente Stichtse Vecht van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van de gemeente Stichtse Vecht voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de gemeente Stichtse Vecht aan de Staat € 1.436,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 24 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 400,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 400,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • verklaart [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 2.089,90;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 2.089,90 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2022.
Mr. Bij de Vaate is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de (gewijzigde) tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, openlijk, te weten op Broekdijk West, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en) te weten [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] door een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [benadeelde 2] te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en/of een of meerdere ma(a)l(en) tegen het lichaam van die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 1] te slaan/stompen en/of te duwen en/of zich op die [benadeelde 1] te werpen en/of die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 3] woordelijk te bedreigen door hem/hen de woorden toe te voegen: ‘ik maak je af’ en/of ‘ik maak je dood’ althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] heeft mishandeld door een of meerdere ma(a)l(en) op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] te slaan/stompen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Leidsche Rijn, althans in Nederland, [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (dreigend) de woorden toe te voegen: "Ik ga jullie strot/keel doorsnijden" en/of "Ik ga jullie kapot maken" en/of "Ik sla jullie verrot" en/of "Ik maak jullie af", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 3
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere afvalbak(ken) en/of verkeersbo(o)rd(en) en/of abri/bushokje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de gemeente Stichtse Vecht, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 4
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, en/of Leidsche Rijn, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door zich (telkens) (met kracht) (proberen) los te rukken en/of zijn arm(en) en/of lichaam in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die opsporingsambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te bewegen;
(art 180 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2022000120 van 30 mei 2022, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 242 tot en met 509. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door aangever/verbalisant [benadeelde 3] van 1 januari 2022, p. 378.
3.Het proces-verbaal van verhoor van aangever/verbalisant [benadeelde 3] van 10 januari 2022, p. 385.