ECLI:NL:RBMNE:2022:4220

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22/1032
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering na Eerstejaars ZW-beoordeling en de beoordeling van medische en arbeidskundige rapporten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 september 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiseres. Eiseres, die als huishoudelijk medewerker werkte, had zich op 3 september 2019 ziek gemeld en ontving sindsdien een ZW-uitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Na een Eerstejaars ZW-beoordeling op 2 september 2020, concludeerde het Uwv dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen in geselecteerde functies, en beëindigde de uitkering per 2 maart 2021. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.

Tijdens de zitting op 19 september 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar echtgenoot aanwezig waren, en het Uwv vertegenwoordigd werd door een gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de ZW-uitkering terecht had stopgezet. De rechtbank beoordeelde of het Uwv de regels uit de wet correct had toegepast en of de medische rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld. Eiseres voerde aan dat haar klachten waren onderschat en dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank concludeerde echter dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen reden was om aan hun conclusies te twijfelen.

De rechtbank oordeelde dat de medische informatie die door eiseres was ingediend, niet voldoende was om de conclusie van het Uwv te weerleggen. De rechtbank stelde vast dat de verzekeringsartsen de klachten van eiseres adequaat hadden beoordeeld en dat de geselecteerde functies passend waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiseres geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. Eiseres werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1032
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (het Uwv)
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

Eiseres heeft gewerkt als huishoudelijk medewerker voor ongeveer 11,59 uur per week. Op 3 september 2019 heeft zij zich ziek gemeld vanwege lichamelijke klachten. Op 1 mei 2020 is eiseres ziek uit dienst gegaan. Het Uwv heeft aan eiseres vanaf 3 september 2019 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
Het Uwv heeft voor de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling beoordeeld hoe de medische situatie van eiseres is op de datum 2 september 2020, waarna de belastbaarheid van eiseres is vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 december 2020. Op basis van deze FML zijn er drie voorbeeldfuncties geselecteerd die eiseres volgens het Uwv zou kunnen verrichten. Volgens het Uwv kan eiseres in die functies meer dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. In het primaire besluit van 1 februari 2021 heeft het Uwv daarom beslist dat de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 2 maart 2021 stopt.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. In het besluit van 13 december 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2022 op zitting behandeld. Eiseres was daarbij samen met haar echtgenoot aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of het Uwv de ZW-uitkering van eiseres op 2 maart 2021 terecht heeft stopgezet. Eiseres vindt dat zij wel recht heeft op de ZW-uitkering. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit.
Hoe toetst de rechtbank?
2. De rechtbank moet bekijken of het Uwv de regels uit de wet goed heeft toegepast. Daarbij is het zo dat het Uwv dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten, en
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Is de medische beoordeling zorgvuldig en juist?
3. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar klachten zijn onderschat. Eiseres stelt dat zij vanaf september 2019 op krukken loopt en dat zij nog steeds onder begeleiding is om van de pijn af te komen. Eiseres krijgt ook hulp via fysiotherapie en de psycholoog hoe zij met de pijn moet omgaan. Volgens eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet de juiste conclusies getrokken uit de in de bezwaarfase overgelegde medische stukken. Eiseres heeft in beroep nog drie brieven van de Poli Pijnbestrijding van 24 december 2019, 1 oktober 2021 en 22 april 2021 ingebracht. Verder heeft eiseres op de zitting gesteld dat zij het gevoel heeft door de verzekeringsarts bezwaar en beroep afgedankt te zijn met een telefoontje waardoor zij het echte plaatje niet hebben gezien.
4. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een onzorgvuldig medisch onderzoek. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres alleen telefonisch heeft gesproken, betekent niet direct dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres wel op het spreekuur gezien en heeft haar lichamelijk onderzocht. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie van de behandelend sector verkregen en betrokken in de medische beoordeling. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een verkeerde voorstelling van het ziektebeloop heeft gehad of dat zij klachten van eiseres over het hoofd heeft gezien.
5. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsartsen in hun rapporten duidelijk hebben uitgelegd hoe zij tot hun beoordeling zijn gekomen en in hoeverre eiseres wel belast kan worden met werk. De beschikbare medische informatie biedt geen steun voor de stelling van eiseres dat de verzekeringsartsen de klachten en beperkingen niet goed hebben vastgesteld. Alle klachten van eiseres zijn benoemd. Zo is eiseres bekend met aanhoudende pijnklachten aan haar rechter enkel, langdurig overmatig vloeien met daarbij klachten van vermoeidheid en duizeligheid, klachten aan de linker schouder, rugklachten, knieklachten en met diabetes type II. De verzekeringsartsen hebben voldoende inzichtelijk gemaakt welke objectieve beperkingen hieruit voortvloeien die in de FML van 11 december 2020 zijn vastgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende toegelicht dat zij geen reden ziet om meer beperkingen aan te nemen. Uit de informatie van de orthopedisch chirurg blijkt niet dat er een medische indicatie voor eiseres is om krukken te gebruiken. Verder stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat uit de verkregen informatie geen functiebeperkingen zijn van de rug, voeten en enkels. De rechtbank kan deze toelichting volgen.
6. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed en inzichtelijk toegelicht waarom de naderhand ontvangen medische informatie van de chirurg, de huisarts en de Poli Pijnbestrijding, geen aanleiding geven om meer of andere beperkingen in de FML aan te nemen dan al zijn aangenomen. Daarbij stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat als de informatie van de chirurg op tijd was ontvangen, er ook geen beperkingen meer zouden zijn aangenomen voor reiken tijdens werk en werken boven schouderhoogte, omdat de schouderklachten door de chirurg bij herhaling niet zijn geobjectiveerd. Dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen, ziet de rechtbank dus niet. Uit de bewegingsadviezen van meerdere specialisten van eiseres blijkt niet dat zij haar enkel niet mag belasten. Hoewel de rechtbank beseft dat eiseres zich zieker voelt en dat dit een grote impact op haar leven heeft, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing dat het Uwv de weging van haar medische situatie op de datum in geding niet op een juiste manier heeft gedaan. Uit de aanwezige medische informatie kan de rechtbank dit niet opmaken.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
7. Eiseres vindt verder dat de geselecteerde functies niet passend zijn, maar heeft geen specifieke op de geselecteerde functies gerichte beroepsgronden aangevoerd. Zoals de rechtbank heeft geoordeeld is er geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dit betekent dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij het selecteren van de functies de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde beperkingen in die FML als uitgangspunt heeft mogen nemen. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep daarbij voldoende heeft gemotiveerd dat de functies passen bij de vastgestelde belastbaarheid van eiseres.
De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te oordelen dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt verder dat eiseres met deze functies 97,25% van haar maatmaninkomen per uur kan verdienen. Omdat dit meer is dan 65%, heeft eiseres geen recht meer op een ZW-uitkering.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank concludeert dat het Uwv de ZW-uitkering van eiseres terecht met ingang van 2 maart 2021 heeft stopgezet. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
9. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd
dit proces-verbaal te ondertekenen.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.