ECLI:NL:RBMNE:2022:422
Rechtbank Midden-Nederland
- Verschoning
- Rechtspraak.nl
Verschoningsverzoek in bestuursrechtelijke handhavingszaak
Op 4 februari 2022 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zittende in Lelystad, uitspraak gedaan op een verzoek tot verschoning van verzoekster, mr. J.H. Lange. Dit verzoek werd ingediend in het kader van een handhavingszaak die eerder was aangespannen. De verschoningskamer ontving het verzoek op 26 januari 2022, waarbij verzoekster aanvoerde dat haar broer werkzaam is bij de instantie die betrokken is bij de handhavingsverzoeken. Dit leidde tot de vrees dat haar onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen, gezien de nauwe banden met de betrokken medewerkers en de afdeling waar haar broer werkzaam is.
De verschoningskamer heeft in haar beoordeling de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in acht genomen, met name artikel 8:19 en artikel 8:15, die de mogelijkheid van verschoning en wraking van rechters regelen. De kamer oordeelde dat de omstandigheden zoals beschreven door verzoekster voldoende aanleiding gaven om te twijfelen aan haar onpartijdigheid. De schijn van partijdigheid kan immers ook ontstaan door de objectieve omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de rechter.
Uiteindelijk heeft de verschoningskamer het verzoek tot verschoning gegrond verklaard, wat betekent dat verzoekster zich niet meer vrij voelde om in de hoofdzaak op te treden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.