4.3.1Bewijsmiddelen
Aangever heeft in zijn aangifte onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik had vandaag 7 mei 2021 contact met een jongen via de datingsite ' [sitenaam] '. Dit is een chatroom voor homoseksuelen. Ik regelde met de jongen een date, vandaag 7 mei 2021 om 22.30 uur. De date zou plaatsvinden op de [straat] in Zeist. Ik ging in mijn eigen auto richting de voetbalkooi op de [straat] te Zeist om mijn date op te halen.Ik parkeerde, die dag omstreeks 22.30 uur, op de [straat] te Zeist, bij de voetbalkooi. Ik zag dat een jongen mij tegemoet liep. Ik zag dat hij bij mij in mijn auto plaatsnam op de bijrijdersstoel. Ik reed ongeveer vijf minuten later met mijn date naar een rustigere plek op de [straat] te Zeist. Dit was bovenop het parkeerdek naast [bedrijf] '. Ik parkeerde mijn auto ongeveer in het midden van het parkeerdek, op de achterste rij parkeergelegenheden naast een wit busje.
Ik was in gesprek met mijn date toen ik een man, van linksvoor gezien vanuit mijn auto, aan zag komen lopen (man 2). Ik zag vervolgens dat deze man mijn portierdeur opentrok en een mes met de punt richting mij omhoog hield. Ik schrok heel erg en keek mijn date aan. Ik zag dat mijn date naar mij keek en ik hoorde dat hij zei; 'Als je meewerkt dan gebeurt er niks.' Ik zag dat mijn date het dashboardkastje van mijn auto opentrok en dit doorzocht. Ik hoorde dat man 2 tegen mij zei: 'Als je aangifte doet dan ben je de klos', of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat hij hierbij nog steeds het mes naar mij richtte. Ik moest mijn rijbewijs afgeven en daar werd een foto van gemaakt. Ik hoorde dat er gezegd werd dat ik mijn twee Buddha to buddha-ringen en mijn zilveren ketting af moest geven. Ik moest ook mijn Samsung note 20 Ultra telefoon en mijn pakje sigaretten afgeven. Ik heb dit afgegeven onder dreiging met het mes door persoon 2. Ik zag dat er nog een derde man bij mijn auto stond. Ik zag dat hij mijn kofferbak opendeed en deze vervolgens doorzocht. Ik herinner mij dat hij ook een mes liet zien. Ik kon niets anders dan mijn spullen afgeven omdat ik dit onder bedreiging met messen moest doen.
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] met betrekking tot de camerabeelden staat – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Twee personen lopen richting het parkeerdek vanaf portiek 1 [locatie 1]Ik zag op de camerabeelden van de linker luifel van portiek 1 van de [locatie 1] om 22.38 uur twee personen, komende vanaf het trottoir gelegen voor portiek 1, de weg oversteken en in de richting van het parkeerdek lopen. Ik zag dat zij het gras naast de [bedrijf] overliepen en daarna zie ik ze uit beeld verdwijnen.
Scooter wordt geparkeerd bij portiek 1 [locatie 2] door [verdachte]Om 22.18 uur zie ik hier een man op een scooter aan komen rijden. Ik zie dat hij de scooter parkeert en vervolgens wegloopt in de richting van de [locatie 1] .
De man welke op de scooter aan kwam rijden, herkende ik direct als de mij ambtshalve bekende [verdachte] , wonende te [adres 1] in [plaats] . Ik zag dat [verdachte] er als volgt uitzag:
-
gekleed in een zwarte trainingsbroek met opvallende dubbele witte bies en ter hoogte van zijn knie een rond logo
- een donkere gewatteerde jas met capuchon van het merk Parajumpers met geel koord aan de voorzijde en licht logo op de linkerbovenarm
- opvallende witte sportschoenen met als kenmerken enkele zwarte strepen op de schoenen
Ik herkende [verdachte] aan zijn postuur, zijn bos krullen, zijn ronde gezicht en vooral ook aan zijn kledingsignalement. Ik heb [verdachte] hier vaker in zien lopen en ken hem
vanuit mijn hoedanigheid als wijkagent.
Net geparkeerde scooter wordt meegenomen door een andere persoon
Nadat [verdachte] uit beeld verdwijnt na het parkeren van de scooter ter hoogte van de
genoemde fietsenstalling van de [locatie 2] , zie ik om 22.34 uur een andere man in beeld
verschijnen die op de scooter afloopt, deze pakt en erop wegrijdt in de richting van
de [locatie 1] .
Vermoedelijk [verdachte] stapt achterop bij persoon die de scooter meeneemt
Ik zag dat deze persoon de scooter, welke [verdachte] eerder geparkeerd had, meenam en
wegreed in de richting van de [locatie 1] . Voordat hij de hoek omrijdt, richting de
genoemde flat, zie ik hem stilstaan aan de overkant van de weg, voor portiek 1 van de
[locatie 2] , waar hij bij iemand stopt. Ik zie van deze persoon enkel de onderkleding,
namelijk een donkere broek met dubbele witte bies en daaronder opvallend witteschoenen. Ik zie dat deze persoon, van wie ik het vermoeden heb dat het [verdachte] is
gezien het signalement, achterop stapt. Vervolgens zie ik de scooter met de twee personen erop wegrijden richting de [locatie 1] .
Waar gaat de scooter heen
Teneinde erachter te komen waar de scooter heenrijdt, bekeek ik de beelden van de
luifel van portiek 1 van de [locatie 1] .
Daar zie ik om 22.35.56 uur een scooter in beeld komen, komende vanaf de kant van de hoger gelegen portieknummers en de [locatie 2] . Ik zie dat de scooter vlot doorrijdt, en
vanaf de weg, ter hoogte van [bedrijf] de stoep oprijdt. Ik zie niet goed wie erop de scooter zit, dan wel hoeveel personen erop zitten. Ik zie dat de scooter doorrijdt, over de stoep naar het eind van de [bedrijf] en daar links de hoek omgaat. Ik zie de remlichten oplichten en het lijkt erop dat aan de achterzijde van de [bedrijf] de scooter tot stilstand wordt gebracht. Waar de opzittende(n) daarna heengaan, kan ik niet zien. Dit is buiten beeld.
Na het zien van deze scooter, zijn twee personen vanaf portiek 1 van de [locatie 1] de weg overgestoken richting het parkeerdek. Dit is gelegen schuin tegenover de [bedrijf] (Zie
kopje "Twee personen lopen richting parkeerdek"). Dit was om 22.38 uur. Eén van die twee personen droeg een donkere broek met dubbele witte bies met daaronder witte schoenen.
Een scooter rijdt vanaf achterzijde [bedrijf] de straat weer in, richting portiek 2
Nadat de personen uit beeld verdwenen om 22.38 uur, al lopende richting het parkeerdek tegenover de [locatie 1] , alwaar de beroving volgens de aangever heeft plaatsgevonden, is om 22.55 uur op de camerabeelden van de luifel van portiek 1 van de [locatie 1] te zien dat er een scooter, vanaf de achterzijde van de [bedrijf] in beeld komt. Ik zie dat de scooter om 22.55.45 uur vanaf de achterzijde [bedrijf] de weg oprijdt, de [straat] op, in de richting van de oplopende portieken van de [locatie 1] . Ik zie dat de scooter portiek 1 passeert en doorrijdt in de richting van de hogere portieken, maar dan verdwijnt de scooter uit beeld. Ik kon niet zien wie er op de scooter zaten, maar het leek erop alsof er twee personen opzaten.
[medeverdachte] loopt achter de scooter met twee opzittenden aanOp het moment dat de scooter bijna uit beeld verdwijnt en ter hoogte van portiek 7 is, zie ik een man in beeld komen bij de luifel van portiek 6. Ik zie dat deze man er als volgt uitziet:
-
een donkere broek met witte bies aan de zijkanten
- een donkere jas met capuchon
- draagt een pet met witte opdruk
- draagt witte sneakers
Van deze man is later vastgesteld dat het [medeverdachte] van de [adres 2] is, degene welke dezelfde avond is aangehouden voor de diefstal met geweld nadat de aangever hem herkende. Ik zie dat [medeverdachte] loopt in de richting van de scooter met de twee opzittenden en ik zie op het beeld dat de scooter remt ter hoogte van portiek 7 van de [locatie 1] .
De scooter wordt geparkeerd in de fietsenstalling van portiek 7 van de [locatie 1]
Op de camerabeelden van de luifel van portiek 7 zie ik vervolgens dat de scooter met
de twee opzittenden om 22.56.50 uur geparkeerd wordt. De bijrijder, welke ik herken alszijnde degene die in eerste instantie de scooter meepakte vanaf de [locatie 2] nadat [verdachte] hem daar neergezet had, stapt als eerste af. Ik zie dat deze man kort blijft staan ter hoogte van het muurtje bij de fietsenstalling. De andere persoon zet de scooter vervolgens verder in de fietsenstalling neer. Op het moment dat de scooter is neergezet en de bestuurder naar de andere persoon toeloopt, zie ik duidelijk dat de bestuurder [verdachte] betreft. Ik herken hem wederom aan zijn kleding, postuur en ronde gezicht. Het lijkt erop alsof [verdachte] nu een donkere muts over zijn krullen draagt. Ik zie dat [verdachte] en de andere man contact lijken te maken met iemand die komt aanlopen en dan zie ik [medeverdachte] in beeld komen. Ik zie dat [verdachte] vervolgens samen met [medeverdachte] en de andere onbekend gebleven man in de richting van portiek 8 van de [locatie 1] loopt.
In het proces-verbaal van relaas van verbalisant [verbalisant 2] staat – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Bij het eerste onderzoek aan de in beslag genomen gsm van de verdachte [medeverdachte] bleek onder andere dat er een chat werd aangetroffen. Chat van vrijdag 7 mei tussen 22.24 en 22.38 uur tussen de gebruiker van de in beslag genomen gsm en het contact “ [contactnaam 1] ”:
[
de berichten van het contact “ [contactnaam 1] ” zijn door de rechtbank dikgedrukt weergegeven]
[contactnaam 2] zegt beter in de auto
Met
[contactnaam 3] wacht nog ff
[contactnaam 3]
Gaat lukken denkje
[contactnaam 4] of niet
??
Hij zegt wel schulden
Enso
Dus kijk maar
Probeer info uit te halen
Denkje jaa
[contactnaam 3]
Zo niet laat hij jou neuken
Zeg k ken die jongens in de kooi ze mogen niet weten
Breng m na [locatie 3]
Zien je daar
Zoek mooie plek
Bij sporthal
???
[contactnaam 3]
Ga nu dan
K ga nuuu
Kom achter [bedrijf]
Nuuu
[contactnaam 3]
Parkeerdek portiek 1
Naast die grote busj
Als jullie vanaf bestuurders kant mt komen
Zijn jullie gelijk bij zijn deur
Snelll tempo
De gsm van verdachte [verdachte] werd bij zijn aanhouding in beslag genomen en na overleg en in opdracht van de officier van justitie E. van der Zee uitgelezen. Op de telefoon staat een chatgesprek (Whatsapp) met een persoon die in de contacten staat als [medeverdachte] . Dit betreft hetzelfde gesprek wat werd aangetroffen op de gsm van verdachte [medeverdachte] .
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] over het onderzoek aan de telefoon van [verdachte] staat – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In onderzoek 3RT21DEK werd de telefoon van de verdachte [verdachte] inbeslaggenomen en onderzocht. Uit onderstaande informatie afkomstig uit de onderzochte telefoon blijkt dat er aan deze telefoon van het merk en type Apple IPhone X en voorzien van IMEI nummer [IMEI nummer] een Apple ID is gekoppeld met de naam: [ID naam] . In de telefoon staat als owner name: [verdachte] Beiden lijken te refereren aan verdachte [verdachte] onder wie ook de betreffende telefoon in beslag is genomen.
Uit de aangifte van de aangever blijkt dat de beroving heeft plaatsgevonden op een parkeerdek aan de [straat] te Zeist. Dit parkeerdek bevindt zich achter de aldaar gevestigde [bedrijf] . De auto van de aangever stond geparkeerd naast een wit busjes op dit parkeerdek. De twee verdachten, die aan kwamen toen [medeverdachte] al enige tijd naast de aangever in de auto zat op het parkeerdek, benaderden de bestuurder vanaf bestuurderszijde van de auto. Ze trokken de deur van de auto aan de bestuurderszijde open en bedreigden de aangever met een mes.Aangever verklaart in zijn aangifte dat er gesproken is over de [locatie 3] . Dit komt allemaal overeen met het hierboven weergegeven what’s app gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte] .
[medeverdachte] heeft in zijn verhoor bij de politie onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
‘ [bijnaam] ’ is mijn neefje. Hij heet [verdachte] . Zijn achternaam is [verdachte] .
Er was afspraak met het slachtoffer gemaakt voor seks. Toen het slachtoffer er was, ben ik bij hem in zijn auto gestapt en heb ik met hem gepraat. We zijn naar het parkeerdek gereden. Ik moest wachten op de andere twee personen.Zij kwamen vanaf de bestuurderskant.Zij hadden beiden een mes. Er zijn twee ringen, een ketting, een telefoon en sigaretten meegenomen.
[verdachte] heeft in zijn verhoor bij de politie onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik leen mijn telefoon nooit uit.
4.3.2Bewijsmotivering
De rechtbank is op basis van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan de afpersing van [slachtoffer] . De rechtbank licht haar oordeel hieronder toe en zal daartoe eerst ingaan op de door de verdediging gevoerde verweren.
De rechtbank zal daarbij echter niet ingaan op de onrechtmatigheidsverweren voor zover die betrekking hebben op de (delen van de) processen-verbaal met betrekking tot het op locatie (live) uitkijken van de camerabeelden en het vorderen van de camerabeelden van 8 en 9 mei 2021, aangezien de rechtbank die (delen van de) processen-verbaal niet voor het bewijs heeft gebezigd.
De herkenning van [verdachte] op de camerabeelden van 7 mei 2021
De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of uit het dossier kan worden afgeleid dat [verdachte] is te zien op de camerabeelden. Alleen als dat zo is, heeft [verdachte] namelijk belang erbij dat de rechtbank beoordeelt in hoeverre die camerabeelden rechtmatig zijn verkregen.
Uit het dossier blijkt dat [verdachte] is herkend op de camerabeelden. De rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van die herkenning te twijfelen. De betrokken opsporingsambtenaar heeft gedetailleerd beschreven aan welke lichamelijke kenmerken en typerende kleding zij [verdachte] heeft herkend. De betrokken opsporingsambtenaar heeft bovendien benoemd hoe het kan dat zij [verdachte] heeft herkend, namelijk omdat zij wijkagent is en [verdachte] vaker heeft gezien. De rechtbank oordeelt dat sprake is van een betrouwbare herkenning.
De (on)rechtmatigheid van (het verkrijgen van) de camerabeelden van 7 mei 2021
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen in hoeverre de politie de camerabeelden van 7 mei 2021 rechtmatig heeft verkregen.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat de camerabeelden van 7 mei 2021 zijn gemaakt met door de woningbouwvereniging geplaatste camera’s waarop (ook) de openbare weg te zien is. Los van de vraag in hoeverre dat in strijd is met de (door de raadsman niet nader gespecificeerde) privacywetgeving, leidt de rechtbank daaruit af dat het maken van de camerabeelden niet heeft plaatsgehad door of onder de regie van een opsporingsambtenaar. De omstandigheid dat tussen (onder meer) de politie en de woningbouwvereniging de aan het dossier gevoegde overeenkomst is gesloten over hoe zij persoonsgegevens aan elkaar verstrekken, wil ook niet zeggen dat de politie betrokken is geweest bij de (wijze van) vergaring van die persoonsgegevens. De door de raadsman gestelde onrechtmatigheid van die camerabeelden kan reeds daarom niet tot bewijsuitsluiting leiden. De rechter kan echter op grond van bijzondere omstandigheden alsnog tot het oordeel komen dat de (wijze van) filmen door een particulier zo zeer in strijd is met het recht dat het resultaat daarvan niet kan meewerken tot het bewijs. Van dergelijke omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Het onrechtmatigheidsverweer, voor zover dat betrekking heeft op de wijze waarop de camerabeelden van 7 mei 2021 zijn gemaakt, wordt dan ook verworpen.
De rechtbank leidt verder uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] af dat, en waarom, op 10 mei 2021 een mondelinge vordering is gedaan tot het verstrekken van de in dat proces-verbaal vermelde camerabeelden. Naar het oordeel van de rechtbank is de mondelinge vordering op grond van de in dat proces-verbaal beschreven omstandigheden rechtmatig geweest. Daarmee is tevens voldaan aan het vereiste om daarover proces-verbaal op te maken, zoals dat volgt uit artikel 126nda, vierde lid, Sv. De rechtbank heeft in het dossier echter niet teruggevonden dat de mondelinge vordering binnen drie dagen op schrift is gezet. De door verbalisant [verbalisant 4] ondertekende vordering van 24 mei 2021 heeft blijkens haar inhoud betrekking op andere camerabeelden.
Het niet op schrift stellen van de mondelinge vordering is in strijd met artikel 126nda, derde lid, Sv. Dat is een vormverzuim dat niet meer kan worden hersteld. Bij de beoordeling van de vraag welke gevolgen daaraan verbonden moeten worden, neemt de rechtbank in aanmerking dat de bepaling van artikel 126nda, derde lid, Sv ertoe strekt om aan de rechthebbende of houder van de camerabeelden een bewijs te geven dat verstrekking van die camerabeelden op juiste gronden heeft plaatsgevonden (vgl.
Kamerstukken II2017/18, 34 720, nr. 6, p. 7). De rechtbank betrekt verder dat de verdediging niet heeft geconcretiseerd in welk belang [verdachte] is geschaad door het achterwege blijven van het verstrekken van een dergelijk bewijs. De rechtbank zal daarom volstaan met het constateren van het vormverzuim en daaraan geen rechtsgevolg verbinden.
De conclusie is dat het proces-verbaal over de camerabeelden van 7 mei 2021 bruikbaar is voor het bewijs.
De (on)rechtmatigheid van de doorzoeking
De rechtbank leidt, anders dan de raadsman, uit het dossier niet af dat het (live) uitkijken van de camerabeelden op 7 mei 2021 (hoofdzakelijk) de aanleiding heeft gevormd voor het doorzoeken van de woning van [verdachte] op 10 mei 2021.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat [medeverdachte] op 7 mei 2021 door de wijkagent en door aangever is herkend als één van de daders, dat op 8 mei 2021 op de telefoon van [medeverdachte] een chatgesprek is gevonden tussen hem en een persoon met de bijnaam “ [bijnaam] ”, dat de inhoud van dat chatgesprek de indruk wekt dat [medeverdachte] de andere deelnemer aan dat gesprek naar [slachtoffer] leidt en dat [medeverdachte] op 8 mei 2021 heeft verklaard dat zijn neef [verdachte] “ [verdachte] ” de persoon is met de hiervoor genoemde bijnaam.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft op basis van die omstandigheden, in samenhang bezien met de aangifte van [slachtoffer] , een redelijk vermoeden van schuld bestaan op grond waarvan tot een doorzoeking van de woning van [verdachte] overgegaan mocht worden. De doorzoeking is daarmee rechtmatig geweest. Het verweer wordt daarom verworpen.
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af dat [verdachte] betrokken was bij de afpersing van [slachtoffer] .
Uit het chatgesprek dat is aangetroffen op de telefoons van [medeverdachte] en [verdachte] leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] zijn mededaders leidt naar de plek waar de afpersing vervolgens heeft plaatsgehad. De rechtbank heeft, anders dan door de raadsman is betoogd, uit de bewijsmiddelen de overtuiging verkregen dat dit chatgesprek met [medeverdachte] is gevoerd door [verdachte] . Hiertoe overweegt de rechtbank dat het betreffende gesprek is gevonden op een telefoon die bij de aanhouding van [verdachte] in beslag is genomen, dat aan de betreffende telefoon een Apple ID is gekoppeld met de naam ‘ [ID naam] ’ en dat de telefoon de naam ‘ [verdachte] ’ heeft. De rechtbank is er daarom van overtuigd dat de betreffende telefoon van [verdachte] is. [medeverdachte] heeft ook verklaard dat het betreffende chatgesprek is gevoerd met het telefoonnummer van [verdachte] . [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij zijn telefoon nooit uitleent.
Uit de camerabeelden leidt de rechtbank verder af dat [verdachte] rondom het tijdstip van het betreffende chatgesprek buiten was en in de richting van het parkeerdek liep, waar [medeverdachte] en [slachtoffer] op dat moment waren en waar de afpersing vervolgens heeft plaatsgehad.
Gelet op deze bewijsmiddelen in samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] een van de twee personen is geweest, die met een mes bij de auto van [slachtoffer] is verschenen en samen met [medeverdachte] [slachtoffer] onder bedreiging van messen heeft afgeperst.