ECLI:NL:RBMNE:2022:4185

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
UTR - 21/4069
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor mantelzorgwoning in strijd met bestemmingsplan en beleidsregels

Op 14 oktober 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 6 oktober 2020 is verleend aan mevrouw [vergunninghouder] voor het bouwen van een mantelzorgwoning in afwijking van het bestemmingsplan. Eisers, die schuin achter het perceel wonen, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van 25 augustus 2021, waarin hun bezwaren ongegrond zijn verklaard. Tijdens de zitting op 14 oktober 2022 waren beide partijen aanwezig, evenals hun gemachtigden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de locatie van de mantelzorgwoning, die dicht bij de erfgrens is geplaatst, niet leidt tot een belangrijke beperking van het uitzicht van derden. De rechtbank benadrukt dat de zaak niet gaat over de vraag of er sprake is van mantelzorg, maar of de vergunning voor de mantelzorgwoning als bijgebouw verleend kon worden. De rechtbank oordeelt dat het college bevoegd was om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, ondanks dat de mantelzorgwoning in strijd was met de bouwregeling en de beleidsregels.

De rechtbank concludeert dat het college de afweging om de vergunning te verlenen redelijkerwijs heeft mogen maken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Een afschrift van het proces-verbaal is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4069
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en

[eiser 2], beiden uit [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. T.R. Dicke)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren

(gemachtigde: A. Debie).
Verder neemt als partij aan de zaak deel:
[vergunninghouder]uit [woonplaats] ( [vergunninghouder] ).

Procesverloop

Met het besluit van 6 oktober 2020 heeft het college aan mevrouw [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan bouwen van een mantelzorgwoning voor de duur van tien jaar.
Met de besluiten van 25 augustus 2021 heeft het college de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van 25 augustus 2021. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 14 oktober 2022. [eiser 1] was aanwezig, samen met de gemachtigde van eisers. Mevrouw [vergunninghouder] was samen met haar zoon aanwezig. Het college werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over de omgevingsvergunning voor de mantelzorgwoning van mevrouw [vergunninghouder] , op het perceel achter haar voormalige woning in [woonplaats] waarin haar zoon inmiddels woont. Eisers wonen schuin achter het perceel. Zij zijn het vooral niet eens met de locatie op het perceel waar de mantelzorgwoning is geplaatst: tegen de erfgrens, het dichtst bij hun woningen.
2. Eisers hebben wel enig zicht op de mantelzorgwoning, maar de rechtbank oordeelt dat het college tot de conclusie heeft kunnen komen dat de situatie niet zodanig is dat gezegd moet worden dat er sprake is van een belangrijke beperking van het uitzicht van derden. Ook anderszins is niet gebleken van onevenredig nadeel voor derden.
3. De rechtbank wijst erop dat de zaak niet gaat over de vraag of er wel of niet sprake is van mantelzorg, omdat dat niet is waar de omgevingsvergunning voor is verleend. Een mantelzorgwoning in een bijgebouw is toegestaan: dat is vergunningsvrij. [1] Zo’n mantelzorgwoning in een bijgebouw hoeft daarom niet aan het bestemmingsplan getoetst te worden. De mantelzorgregeling in het bestemmingsplan is in het licht van deze algemene regeling niet meer relevant.
4. Waar de zaak wél over gaat is de vraag of de mantelzorgwoning als extra bijgebouw vergund kon worden. Het staat vast dat de mantelzorgwoning in strijd was met de bouwregeling uit artikel 22.2.2, onderdeel o, van de bestemmingsplanregels: op grond daarvan mag 30% van het perceel bebouwd worden tot een maximum van – in dit geval – 190 m2, en met de mantelzorgwoning werd dat overschreden.
5. Het college is bevoegd om in afwijking van het bestemmingsplan toch een omgevingsvergunning te verlenen voor een bijgebouw. [2] Het college heeft beleidsregels die hij gebruikt bij de invulling van die bevoegdheid. Het staat vast dat de mantelzorgwoning ook daarmee in strijd was, omdat niet werd voldaan aan de maximale bebouwingsregels uit artikel 3 van de beleidsregels.
6. De beleidsregels bepalen vervolgens in artikel 20 dat het beleid niet van toepassing is als “verlening daarvan” (de rechtbank begrijpt: de verlening van een omgevingsvergunning) zal leiden tot onder meer een belangrijke beperking van het uitzicht van derden of tot een ander onevenredig nadeel voor derden.
7. De rechtbank leest artikel 20 van de beleidsregels anders dan het college, namelijk als een
beperkingop de toepassingsmogelijkheden van het beleid. Met andere woorden: zelfs als een geval zou voldoen aan de andere bepalingen uit de beleidsregels, dan wordt volgens het beleid toch niet meegewerkt aan een initiatief als een van de situaties uit artikel 20 zich voordoet. Artikel 20 biedt dus geen mogelijkheden om in
aanvullingop de overige bepalingen alsnog binnen het beleid mee te werken aan initiatieven.
8. De conclusie is dat de omgevingsvergunning is verleend in afwijking van de beleidsregels. De rechtbank oordeelt dat het college de afweging om desondanks mee te werken aan het vergunnen van de mantelzorgwoning redelijkerwijs heeft mogen maken en dat het college voor de invulling van die afweging aansluiting heeft kunnen zoeken bij de criteria uit artikel 20 van de beleidsregels. Voor hoe de rechtbank daarnaar kijkt verwijst zij naar waar zij deze uitspraak mee begon, in overweging 2.
9. Dat er ook andere plekken op het perceel mogelijk zijn waar de mantelzorgwoning zou kunnen worden geplaatst is waar, maar dat is geen reden om niet aan deze vergunning mee te werken. Daarbij is van belang dat de afwijking van het bestemmingsplan ziet op het overschrijden van de maximale bebouwingsmogelijkheden, maar niet op een specifieke locatie. Het klopt dat de gemeente in overleg zou kunnen gaan met een initiatiefnemer over een specifieke locatie op iemands perceel, maar dat is geen wettelijke verplichting waar eisers zich op kunnen beroepen.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2022 door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang met artikel 2.3, tweede lid van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en artikel 2, onderdeel 22, van bijlage II bij het Bor.
2.Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2, van de Wabo, in samenhang met artikel 2.7 van het Bor en artikel 4, onderdeel 1, van bijlage II bij het Bor.