Voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid
10. De voorzieningenrechter verwacht niet dat de stichting in de bezwaarprocedure gelijk zal krijgen. Zij heeft weinig twijfel over de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning. Zij legt hierna uit waarom, aan de hand van de argumenten die de stichting heeft aangevoerd.
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur
11. Volgens de stichting heeft het college de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden bij het verlenen van de omgevingsvergunning. Zij noemen de schending van het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het beginsel van fair-play en het verbod op détournement de pouvoir. De stichting geeft hiervoor een aantal redenen, die de voorzieningenrechter hierna zal bespreken.
12. De stichting voert in de eerste plaats aan dat het college de schenkingsvoorwaarden schendt die bij de schenking van het Maarschalksbos aan de gemeente Baarn in 1919 zijn gesteld.
13. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de schenkingsvoorwaarden privaatrechtelijke afspraken zijn. Dit kan in een procedure bij de bestuursrechter alleen een rol spelen als sprake is van evidente privaatrechtelijke belemmeringen. Daarvan is sprake als zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat voor het plaatsen en gebruiken van de units toestemming nodig is van een derde partij die de toestemming niet geeft en ook niet hoeft te geven. De voorzieningenrechter vindt het, zonder diepgravend onderzoek te doen naar de privaatrechtelijke rechtsverhouding tussen partijen, niet op voorhand evident dat daarvan hier sprake is. De stichting heeft gewezen op de schenkingsvoorwaarden in de statuten, maar hieruit blijkt niet dat toestemming is vereist voor het plaatsen en gebruiken van de mobiele units op de parkeerplaats van het ziekenhuis.
14. De stichting heeft er verder op gewezen dat de aanvraag om de omgevingsvergunning niet is gepubliceerd en dat het college al is begonnen met de werkzaamheden voordat de omgevingsvergunning is verleend. Deze omstandigheden leiden naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet tot de conclusie dat er algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden. Er is geen wettelijke verplichting om de aanvraag om een omgevingsvergunning te publiceren. Dat het college al was begonnen met de werkzaamheden voordat de vergunning was verleend maakt het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning niet onrechtmatig. Het verlenen van de omgevingsvergunning heeft immers tot gevolg dat de units legaal kunnen worden geplaatst en in gebruik worden genomen.
15. De stichting stelt zich verder op het standpunt dat het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning onvoldoende mededingingsruimte heeft geboden. Ter onderbouwing van haar standpunt wijst de stichting op het Didam-arrest van de Hoge Raad en naar de Vlaardingen-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).Volgens de stichting is onduidelijk hoe de gemeente Baarn op objectieve, toetsbare criteria tot gronduitgifte aan zichzelf is gekomen.
16. De voorzieningenrechter volgt de stichting daarin niet, omdat met het bestreden besluit geen sprake is van gronduitgifte aan de gemeente Baarn. Op de zitting heeft de stichting het standpunt ingenomen dat het college met het verlenen van de omgevingsvergunning grond uitgeeft aan de mensen die in de mobiele units komen te wonen, maar ook daarvan is geen sprake. De mensen die in de units komen wonen worden door de verleende omgevingsvergunning geen eigenaar van de grond. De rechtspraak waarnaar de stichting verwijst is hier dus niet van toepassing. Dat het college een omgevingsvergunning aan de gemeente Baarn heeft verleend leidt ook niet tot onrechtmatigheid van het bestreden besluit. Het college is bevoegd om een omgevingsvergunning aan de gemeente Baarn te verlenen.
Alternatieve locaties en flora en fauna
17. Volgens de stichting mocht het college de omgevingsvergunning niet verlenen, omdat het plaatsen en gebruiken van de units leidt tot onomkeerbare gevolgen voor de flora en fauna van het Maarschalksbos. De stichting heeft er in dat kader onder andere gewezen op dat de units een bedreiging vormen voor de boommarter die in het Maarschalksbos voorkomt. De stichting wijst er verder nog op dat er ook andere locaties in de gemeente Baarn beschikbaar zijn die een beter alternatief vormen voor de huisvesting van vluchtelingen.
18. Ook op deze punten is de voorzieningenrechter het niet met de stichting eens. Voordat de omgevingsvergunning is verleend, heeft het college een ecologische quickscan laten uitvoeren. De uitkomsten van deze quickscan zijn opgenomen in het rapport ‘Quickscan Wet natuurbescherming’ van Duvekot van 22 september 2022. Uit dit rapport volgt dat de omgevingsvergunning naar verwachting geen nadelige effecten heeft op beschermde diersoorten. De stichting heeft op de zitting betoogd dat de quickscan onvolledig is omdat de marter niet wordt genoemd, maar de voorzieningenrechter ziet op voorhand geen reden om te twijfelen aan de conclusies uit het rapport. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de stichting geen tegenrapport heeft overgelegd die de conclusies uit het rapport van Duvekot weerleggen. Verder hoeft het college pas een alternatief in zijn besluitvorming te betrekken, wanneer op voorhand aannemelijk is dat sprake is van een gelijkwaardig resultaat met aanzienlijk minder bezwaren. Daarvan is hier geen sprake. Het college heeft op de zitting toegelicht dat er is gekeken naar alternatieven, waaronder door de stichting genoemde alternatieve locaties, maar dat het Maarschalksbos de beste optie was.
Discriminatieverbod en woonomstandigheden
19. De stichting heeft tot slot aangevoerd dat het verlenen van de omgevingsvergunning in strijd is met het discriminatieverbod, omdat in de units alleen Oekraïense vluchtelingen worden opgevangen. Verder meent de stichting dat de woonunits – in strijd met het Bouwbesluit – onvoldoende warmteweerstand hebben en zij wijst erop dat het onbekend is hoeveel bewoners er komen, waardoor geen juiste afweging ten aanzien van de brandveiligheid kan worden gemaakt.
20. Deze gronden van de stichting kunnen niet leiden tot de conclusie dat het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen evident onrechtmatig is. Daarbij is van belang dat de eisen uit het Bouwbesluit niet strekken tot de bescherming van de belangen van de stichting, maar ter bescherming van de vluchtelingen die in de units (gaan) wonen. Verder is het onduidelijk wat de stichting wil bereiken met haar beroep op het discriminatieverbod. Zij neemt hierover tegenstrijdige standpunten in. Aan de ene kant stelt zij zich op het standpunt dat er geen bebouwing en bewoning van vluchtelingen plaats mag vinden in het Maarschalksbos, aan de andere kant vindt zij dat het college onrechtmatig handelt door de units alleen beschikbaar te stellen voor vluchtelingen uit Oekraïne. Bovendien is het antwoord op de vraag of het college in strijd handelt met het discriminatieverbod ruimtelijk niet relevant en kan daarom geen rol spelen bij de (voorlopige) beoordeling van de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning.