ECLI:NL:RBMNE:2022:4173

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
C/16/543435 / KG ZA 22-382
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van kort geding tegen KNVB over stadionverbod wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft eiser, een fervent supporter van [voetbalclub 1], een kort geding aangespannen tegen de KNVB om uitvoering van een stadionverbod te verbieden. Dit stadionverbod was opgelegd na zijn betrokkenheid bij een vechtpartij tijdens een wedstrijd op 24 mei 2022. Eiser vorderde dat de voorzieningenrechter het stadionverbod zou schorsen of verbieden totdat de commissie stadionverboden van de KNVB een uitspraak had gedaan. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang aanwezig is. Eiser's argument dat hij als groot fan van [voetbalclub 1] geen enkele wedstrijd wil missen, werd niet als voldoende spoedeisend belang beschouwd. De rechter benadrukte dat de KNVB in redelijkheid tot het besluit om een stadionverbod op te leggen heeft kunnen komen, gezien de betrokkenheid van eiser bij voetbalgerelateerd geweld. De vorderingen van eiser zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten van de KNVB, die zijn begroot op € 1.492,00. De voorzieningenrechter heeft het vonnis op 23 september 2022 uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/543435 / KG ZA 22-382
Vonnis in kort geding van 23 september 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.C. van 't Hek te Dordrecht,
tegen
de stichting
KNVB,
gevestigd te Zeist,
gedaagde,
advocaat mr. M.I. van Dijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en de KNVB genoemd worden.

1.Hoe is de procedure verlopen?

1.1.
Op 7 september 2022 heeft [eiser] een kort geding dagvaarding met 4 producties uitgebracht tegen de KNVB.
1.2.
Bij brief van 14 september 2022 heeft de KNVB 14 producties ingediend.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 september 2022. [eiser] was aanwezig samen met zijn advocaat mr. Van ’t Hek. Namens de KNVB waren mr. [A] en mr. [B] (beiden jurist bij de KNVB) aanwezig samen met mr. Van Dijk. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. De KNVB heeft dat gedaan aan de hand van pleitnotities. Daarnaast hebben partijen antwoord gegeven op vragen van de voorzieningenrechter. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] is supporter van [voetbalclub 1] (hierna: [voetbalclub 1] ). Hij is al jaren Club Card-houder en gaat naar bijna alle wedstrijden, zowel uit als thuis. Als Club Card-houder is [eiser] gebonden aan de KNVB standaardvoorwaarden (de standaardvoorwaarden) die op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn verklaard.
2.2.
Artikel 10.2 van de standaardvoorwaarden bepaalt dat de KNVB gerechtigd is om, met in achtneming van de voor het betreffende seizoen vastgestelde Richtlijn termijn stadionverbod, stadionverboden op te leggen aan degene tegen wie het vermoeden bestaat dat die zich heeft schuldig gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag.
2.3.
Op 24 mei 2022 vond in het stadion van [voetbalclub 1] de wedstrijd [voetbalclub 1] – [voetbalclub 2] plaats. [eiser] was bij die wedstrijd aanwezig.
2.4.
Na afloop van de wedstrijd is een vechtpartij ontstaan tussen supporters van [voetbalclub 1] en van [voetbalclub 2] . [eiser] is betrokken geraakt bij die vechtpartij. De politie heeft dit geconstateerd aan de hand van camerabeelden waarop de ongeregeldheden te zien zijn. Het Openbaar Ministerie heeft de betrokkenheid van [eiser] bij de ongeregeldheden gemeld bij de KNVB.
2.5.
De KNVB heeft vervolgens aan [eiser] een civiel landelijk stadionverbod opgelegd van 5 augustus 2022 tot 5 augustus 2025. Daarnaast heeft [eiser] een boete gekregen van € 450.
2.6.
[eiser] heeft beroep ingesteld bij de commissie stadionverboden van de KNVB. Er is nog geen uitspraak gedaan door de commissie. De beslistermijn van de commissie is verlengd tot 12 oktober 2022.
2.7.
[eiser] vordert in deze kort geding procedure de KNVB te verbieden uitvoering te geven aan het stadionverbod en de boete, dan wel om het stadionverbod te schorsen dan wel om de KNVB te verbieden uitvoering te geven aan het stadionverbod totdat een bodemrechter over het verbod heeft geoordeeld.

3.Wat vindt de voorzieningenrechter?

Het spoedeisend belang ontbreekt

3.1.
Om een vordering in kort geding te kunnen toewijzen moet er sprake zijn van een spoedeisend belang. Dat is er niet in deze zaak. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen. Hierna zal de voorzieningenrechter uitleggen waarom.
3.2.
Het staat niet ter discussie dat er sprake is van voetbalgerelateerd geweld. Volgens de toepasselijke Richtlijn termijn stadionverbod seizoen 2021/’22 wordt bij voetbalgerelateerd geweld een stadionverbod opgelegd van 6 tot 36 maanden. [eiser] heeft toegegeven dat hij betrokken is geweest bij de ongeregeldheden en dat volgt ook uit het door de KNVB overgelegd proces-verbaal van het verhoor van [eiser] als verdachte van het plegen van openlijk geweld. Dat betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat voor de hand liggend is dat in de lopende beroepsprocedure bij de commissiestadionverboden uit zal worden gegaan van een stadionverbod van minimaal 6 maanden.
3.3.
[eiser] wil feitelijk dat de voorzieningenrechter, nog voordat de commissie zich een oordeel vormt over het onderhavige stadionverbod, beslist dat een stadionverbod niet op zijn plaats was. Voor een dergelijke vergaande beslissing is een groot spoedeisend belang op zijn plaats. Ook omdat het niet de bedoeling is dat de rechter op de stoel van de KNVB gaat zitten bij de beoordeling van de vraag of een stadionverbod op zijn plaats is. Het wegingskader in de rechtspraak is namelijk tot dusver of de KNVB in redelijkheid tot het te nemen besluit heeft kunnen komen.
3.4.
Het enige belang dat [eiser] heeft gesteld is dat hij als groot fan van [voetbalclub 1] geen enkele wedstrijd van [voetbalclub 1] wil missen. Dat is geen belang dat vraagt om de gewenste inhoudelijke beslissing in kort geding.
3.5.
Dat [eiser] groot onrecht wordt aangedaan met een stadionverbod, zoals hij suggereert, en dit het spoedeisend belang zou moeten kleuren, is vooralsnog niet gebleken. Daarbij heeft de voorzieningenrechter oog gehad voor het volgende.
3.5.1.
[eiser] vindt dat hij zich niet heeft kunnen distantiëren van het geconstateerde geweld omdat hij zich zo onveilig voelde dat hij niet anders kon dan zich verdedigen. Volgens [eiser] reageert hij in dit soort situaties impulsief, omdat hij ADHD heeft en raakt hij van slag. Daardoor kon het gebeuren dat hij een waas voor de ogen kreeg en ook niet meer door had wat hij deed. Uit de beschrijving in het overgelegde proces-verbaal van verhoor van de politie en de op de zitting bekeken camerabeelden kan echter niet worden opgemaakt dat hij [eiser] zich niet heeft kunnen distantiëren. Er was in het vak in het stadion van waaruit hij de wedstrijd had gevolgd voldoende plek om weg te lopen van het geweld. [eiser] weet kennelijk van zichzelf hoe hij kan reageren op de door hem geschetste bedreigende situaties. Dan mag ook van hem worden verwacht dat hij zorgt dat hij ver blijft van voor hem risicovolle omstandigheden en die niet juist opzoekt.
3.5.2.
Bij de mondelinge behandeling is vastgesteld dat het geweld dat [eiser] veronderstelt wordt te hebben toegepast geen grote impact heeft gehad op zijn omgeving, maar dat maakt niet dat het gedrag niet getypeerd kan worden als voetbalgerelateerd geweld. Dat zou wel een punt kunnen zijn waarmee in de lopende beroepsprocedure rekening kan worden gehouden als het gaat om de duur van het op te leggen stadionverbod. Net als het gegeven dat [eiser] geen voorgeschiedenis heeft als voetbalhooligan. Als gezegd is de minimale duur van zo’n verbod bij voetbalgerelateerd geweld echter zes maanden. Dat die termijn in zijn algemeenheid bij zaken als deze naar maatsteven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, is niet gebleken. Integendeel, de KNVB heeft juist onderbouwd dat het nodig is vergaande maatregelen te treffen om voetbalgerelateerd geweld een halt toe te roepen.
3.5.3.
Tijdens de zitting leek [eiser] vooral bezig met de gevolgen van het verbod voor hem zelf en niet met zijn eigen aandeel in het ontstaan van de situatie. Pas aan het einde werd duidelijk hoe belangrijk [voetbalclub 1] voor hem is doordat hij in tranen uitbarstte. Juist dat onderstreept het belang voor [eiser] om situaties als deze te kunnen relativeren. Dat zal hem namelijk ook kunnen helpen om in het vervolg te voorkomen dat hij in dit soort situaties terecht komt.
De proceskosten
3.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van KNVB worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.492,00
3.7.
De voorzieningenrechter ziet geen aanknopingspunten voor de verzochte compensatie van kosten. [eiser] heeft er zelf voor gekozen niet de beroepsprocedure bij de commissie af te wachten maar meteen een rechterlijk oordeel te vragen in een spoedprocedure. Dan moet hij ook de consequenties daarvan onder ogen zien.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van KNVB tot op heden begroot op € 1.492,00,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: VMd(MN