ECLI:NL:RBMNE:2022:417
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waardebepaling van onroerende zaken met terugverwijzing naar heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-waardebepaling van verschillende onroerende zaken. Eiser, eigenaar van de onroerende zaken aan de [adres 1], [adres 2], [adres 3], [adres 4] en [adres 5], heeft bezwaar gemaakt tegen de waardes die door de heffingsambtenaar zijn vastgesteld op respectievelijk € 953.000,-, € 295.000,-, € 231.000,-, € 219.000,- en € 212.000,- voor het belastingjaar 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar een onjuiste objectafbakening heeft gehanteerd, waardoor de waardes te klein zijn vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de onroerende zaken aan de [adres 2] tot en met [adres 5] als één object moeten worden aangemerkt, omdat deze als leeggestripte casco's zijn aangemerkt. De rechtbank heeft de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] schattenderwijs vastgesteld op € 775.000,-, en heeft bepaald dat de aanslagen onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing dienovereenkomstig moeten worden verlaagd. De uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar is vernietigd, en de rechtbank heeft bepaald dat het beroep gegrond is verklaard. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 48,-.