Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- [verzoekster 1] ;
- [verzoekster 2] .
Rechtbank Midden-Nederland
Op 18 oktober 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, een beschikking gegeven in een zaak waarin verzoeksters, erfgenamen van de overleden [A], een verzoek hebben ingediend op grond van artikel 4:194a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verzoeksters, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. E.A. Slappendel, hebben verzocht om ontheffing van de verplichting om een schuld van de nalatenschap van erflater te voldoen uit hun eigen vermogen, omdat zij deze schuld niet kenden en ook niet behoorden te kennen. De erflater is op [overlijdensdatum] 2021 overleden en heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt zonder van het wettelijk versterfrecht af te wijken. Verzoeksters hebben de nalatenschap zuiver aanvaard, maar werden pas op 25 maart 2022 op de hoogte gesteld van de vordering van [onderneming] B.V., die geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek.
De kantonrechter heeft overwogen dat verzoeksters ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat zij dit binnen de gestelde termijn van drie maanden na kennisname van de schuld hebben ingediend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de door [onderneming] gestelde vordering hoger is dan het saldo van de nalatenschap, wat zou betekenen dat verzoeksters hun eigen vermogen zouden moeten aanwenden voor de betaling. Verzoeksters hebben echter aangevoerd dat zij de nalatenschap hebben afgewikkeld en dat erflater hen heeft verzekerd dat er geen schulden waren. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat verzoeksters niet konden weten van de schuld aan [onderneming] en dat er geen gedragingen zijn geweest die erop wijzen dat zij de schuld uit eigen vermogen zouden voldoen. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek toegewezen.
De beschikking is openbaar uitgesproken en verzoeksters kunnen binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De beslissing van de kantonrechter is genomen in het belang van de erfgenamen en bevestigt de bescherming die het erfrecht biedt aan erfgenamen die onterecht met onbekende schulden worden geconfronteerd.