ECLI:NL:RBMNE:2022:4158

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
C/16/543334 / KG ZA 22-379
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming financieringsovereenkomsten en verbod veiling woning in kort geding

In deze zaak, die op 12 september 2022 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vorderde een echtpaar, hierna aangeduid als het echtpaar [achternaam van eiser sub 1], in kort geding dat de Rabobank zou worden verplicht om de financieringsovereenkomsten na te komen en de veiling van hun woning te verbieden. De Rabobank had eerder de financiering opgezegd en aangekondigd de woning te veilen vanwege openstaande schulden. Het echtpaar stelde dat de opzegging van de financiering niet rechtsgeldig was en dat Rabobank misbruik van recht maakte door de lening onmiddellijk op te eisen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Rabobank op basis van de Algemene Voorwaarden het recht had om de lening op te eisen, gezien de bestaande beslagen op het vermogen van het echtpaar. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van het echtpaar af, oordelend dat Rabobank zich niet aan haar zorgplicht had gehouden en dat de opzegging van de financiering rechtsgeldig was. Het echtpaar werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Rabobank, die in totaal € 1.692,00 bedroegen, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/543334 / KG ZA 22-379
Vonnis in kort geding van 12 september 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonend in [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonend in [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J.A. Spigt in Amersfoort,
tegen
1. de coöperatie
CÖOPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2. de naamloze vennootschap
RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. D.S. Volleberg in Leiden.
Eisende partijen zullen hierna de heer [achternaam van eiser sub 1] , mevrouw [achternaam van eiser sub 1] en gezamenlijk het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] worden genoemd. Gedaagde partijen worden gezamenlijk Rabobank genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 augustus 2022;
  • de akte houdende overlegging producties van het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] van 17 augustus 2022 met als bijlagen producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord van Rabobank van 8 september 2022 met als bijlagen producties 1 tot en met 12;
  • de akte houdende overlegging producties van het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] van 8 september 2022 met als bijlagen producties 13 tot en met 18;
  • de mondelinge behandeling op 9 september 2022;
  • de pleitnota van het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] .
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 12 september 2022 het vonnis uitgesproken. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking en is op 16 september 2022 vastgesteld.

2.Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
In 2007 heeft Rabobank een viertal hypothecaire geldleningen verstrekt aan het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] ter waarde van in totaal € 735.000 voor de aankoop van de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). Ten gunste van Rabobank is een eerste hypotheekrecht op de woning gevestigd. Op de geldleningsovereenkomsten zijn onder andere de Algemene Voorwaarden uit 2005 en uit 2008 (hierna: AV) van toepassing.
2.2.
Het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] is buiten gemeenschap van goederen getrouwd en zijn elk voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning.
2.3.
Sinds 2014 zijn door vijf verschillende schuldeisers zes executoriale beslagen gelegd op het aan Rabobank verhypothekeerde onderpand. De beslagleggers hebben bij Rabobank aangedrongen op executie. Rabobank heeft daarom bij brief van 26 oktober 2021 meegedeeld dat zij het beslag van mevrouw [A] , één van de schuldeisers, heeft overgenomen. Zo’n zelfde brief heeft Rabobank ook gestuurd op 27 januari 2022, daar ging het om de overname van het beslag van schuldeiser [B] .
2.4.
Op 31 maart 2022 heeft Rabobank de financiering van het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] opgezegd en de hele financiering opgeëist en verzocht de hele financiering van € 735.952,66 binnen 14 dagen te betalen. Als niet betaald wordt, dan zal Rabobank de notaris opdracht geven de woning te veilen. Het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] heeft de vordering niet binnen de gestelde termijn betaald.
2.5.
De notaris heeft op 10 mei 2022 aangekondigd de woning te zullen veilen op 19 september 2022.
2.6.
Inmiddels heeft het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] een aantal schuldeisers betaald en hebben die schuldeisers de beslagen opgeheven. Op dit moment resteren nog de executoriale beslagen van de Belastingdienst van 24 april 2017 en van de heer [C] van 28 juni 2017.
2.7.
Het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] wil de veiling voorkomen. Zij vorderen daarom in dit kort geding, kort samengevat, uitvoerbaar bij voorraad:
  • Rabobank te gebieden de verbintenissen uit hoofde van de financieringsovereenkomsten (alsnog) na te komen;
  • Rabobank te verbieden de woning op 19 september 2022 in het openbaar te (doen) verkopen;
  • een en ander op straffe van een dwangsom van € 500.000;
  • Rabobank te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
2.8.
Rabobank voert verweer. Zij vraagt de vorderingen af te wijzen en het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Wat oordeelt de voorzieningenrechter?

Spoedeisend belang

3.1.
Het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] heeft een spoedeisend belang bij de vordering omdat de executieverkoop van de woning is gepland op 19 september 2022. Rabobank heeft dit ook niet weersproken.
Inhoudelijke beoordeling
3.2.
Volgens het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] is de opzegging niet rechtsgeldig en levert de opzegging schending van de zorgplicht van Rabobank en misbruik van recht op. Zij stellen dat Rabobank geen belang heeft bij de opzegging, het beslag alleen op de onverdeelde helft van mevrouw [achternaam van eiser sub 1] is gelegd en de heer [achternaam van eiser sub 1] daardoor niet kan meedelen in de opbrengst en dat artikel 15 sub d AV in strijd is met het consumentenrecht.
3.3.
In artikel 15 sub d AV staat onder meer het volgende:
“In elk van de hierna vermelde gevallen kan de bank het door u verschuldigde onmiddellijk opeisen. Daarbij is geen opzegging, ingebrekestelling of andere formaliteit nodig. Deze gevallen zijn:
(…)
d. vermogen van u of van de zekerheidgever wordt onder bewind of beheer gesteld, of daarop wordt beslag gelegd of op een andere manier verhaal gezocht;
(…)”
Hieruit volgt dat Rabobank bij beslaglegging op het vermogen van de zekerheidgever kan overgaan tot onmiddellijke opeising van de lening. Bij brief van 31 maart 2022 was er nog sprake van een zestal beslagen. Inmiddels zijn er op dit moment nog twee beslagen. Eén beslag betreft het executoriale beslag van de heer [C] (hierna: [C] ) ter waarde van bijna € 170.000 op de onverdeelde helft van mevrouw [achternaam van eiser sub 1] . Het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] heeft op de zitting erkend dat dit beslag van 26 juni 2017 rechtsgeldig is gelegd. Het andere beslag is van de Belastingdienst. Hierover heeft het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] verklaard dat de Belastingdienst niet wil over gaan tot executie. Dit is door Rabobank niet weersproken.
3.4.
In het geval de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat er in ieder geval nog één beslag ligt op het vermogen van mevrouw [achternaam van eiser sub 1] , ook dan heeft Rabobank op grond van artikel 15 sub d AV het recht om de lening onmiddellijk op te eisen en bij niet-betaling van de lening de gehele woning te laten veilen. Dat het beslag alleen op de onverdeelde helft van mevrouw [achternaam van eiser sub 1] is gelegd, doet daar niets aan af. Ook is niet onderbouwd waarom de heer [achternaam van eiser sub 1] als eigenaar van de onverdeelde helft niet zou kunnen meedelen in de winst van de verkoop van de woning.
3.5.
Verder geldt dat Rabobank voldoende belang heeft bij het overnemen van de executie door de beslagleggers. Rabobank heeft ruime ervaring met executieverkopen en kan het hele proces op die manier zo gestroomlijnd mogelijk uitvoeren met als doel een zo hoog mogelijke opbrengst.
3.6.
Het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] voert verder nog aan dat artikel 15 sub d AV in strijd is met het consumentenrecht, omdat het te ruim is geformuleerd. Dit standpunt heeft het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] niet onderbouwd en wordt door Rabobank ook betwist. De voorzieningenrechter ziet bovendien geen reden om aan te nemen dat een bodemrechter dit beding zal vernietigen. Het betreft een gebruikelijk beding dat niet alleen door Rabobank wordt gebruikt, maar ook door financiële instellingen wereldwijd.
3.7.
Tot slot stelt het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] zich op het standpunt dat Rabobank zich niet aan haar zorgplicht houdt door de financiering op te zeggen. In dit geval liggen er al enkele jaren beslagen van meerdere schuldeisers op grond van executoriale titels. Op dit moment is dat in ieder geval nog het beslag van [C] , daterend uit 2017. Het staat vast dat mevrouw [achternaam van eiser sub 1] de vordering van [C] niet heeft betaald. Maar los daarvan is het niet aan Rabobank om te onderzoeken of het beslag terecht is gelegd. Dat is iets in de verhouding tussen mevrouw [achternaam van eiser sub 1] en de beslaglegger, in dit geval [C] . Rabobank zal in dit geval alleen moet onderzoeken of het beslag op de juiste manier is gelegd, maar kan zich niet mengen in de inhoudelijke discussie tussen mevrouw [achternaam van eiser sub 1] en een derde. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat Rabobank zich niet aan haar zorgplicht heeft gehouden.
3.8.
Gelet op deze feiten en omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te oordelen dat Rabobank misbruik van recht maakt door op grond van de AV over te gaan tot onmiddellijke opeising van de leningen. Omdat het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] de leningen niet binnen de door Rabobank gestelde termijn van 14 dagen heeft terugbetaald, is Rabobank op grond van artikel 3:268 lid 1 BW bevoegd de woning door de notaris te laten veilen. De voorzieningenrechter begrijpt dat dit voor het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] en de kinderen ingrijpende gevolgen zal hebben. Maar het voorgaande leidt er toe dat de voorzieningenrechter de vorderingen van echtpaar [achternaam van eiser sub 1] zal afwijzen.
Proceskosten
3.9.
Omdat het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] ongelijk krijgt, wordt zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Rabobank. Deze kosten worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris gemachtigde €
1.016,00
Totaal € 1.692,00
De wettelijke rente wordt ook toegewezen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt het echtpaar [achternaam van eiser sub 1] om de proceskosten van Rabobank te betalen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.692,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: