ECLI:NL:RBMNE:2022:4156

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
16-018370-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor medeplegen van een woningoverval met geweld

Op 18 oktober 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die beschuldigd werd van het medeplegen van een woningoverval op 20 januari 2022 in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rol van de verdachte in de voorbereiding, taakverdeling en uitvoering van de woningoverval significant was, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van gezamenlijke uitvoering. De verdachte had het plan bedacht en de woning uitgezocht, en was betrokken bij de communicatie met medeverdachten over het gebruik van geweld tijdens de overval. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte geen opzet had op het geweld, en oordeelde dat hij bewust de aanmerkelijke kans op geweld had aanvaard. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan diefstal met geweld en legde een jeugddetentie op van 140 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn status als first offender, maar benadrukte de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-018370-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2007 ] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2022. [verdachte] was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Omdat [verdachte] ten tijde van het ten laste gelegde feit minderjarig was, heeft de behandeling van de zaak achter gesloten deuren plaatsgevonden.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] , zijn advocaat mr. R. Dijkstra en de officier van justitie mr. N. Schapendonk. Ook waren aanwezig de ouders van [verdachte] , R.J. Verhoek, onderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming en A. Adli, jeugdreclasseringswerker bij SamenVeilig Midden-Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij op 20 januari 2022 te Utrecht samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Hoewel alle drie de verdachten bij de politie verklaard hebben niet in de woning te zijn geweest en op de uitkijk te hebben gestaan, kan gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad bij een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering nog steeds sprake zijn van medeplegen, wanneer de rol bijvoorbeeld gecompenseerd wordt door een grotere rol in de voorbereiding. Daar is hier zeker sprake van nu alle drie de verdachten er van het begin af aan actief bij betrokken zijn geweest, ze afspraken hebben gemaakt met elkaar en samen het plan hebben uitgewerkt. [verdachte] is degene die het plan heeft bedacht en de woning heeft uitgezocht. In het snapchatgesprek is duidelijk te lezen dat hij een bepalende rol heeft gehad. In dit gesprek tussen [verdachte] en de medeverdachten wordt ook duidelijk gesproken over het gebruik van geweld en het meenemen van een mes. De officier van justitie is dan ook van mening dat [verdachte] de aanmerkelijke kans op het gebruik van geweld heeft aanvaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde geweldselement. [verdachte] heeft zelf geen geweldshandelingen gepleegd. Hij verklaart immers op de uitkijk te hebben gestaan. De vraag die beantwoord moet worden is of [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de diefstal zou kunnen worden voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweldig. Hoewel in snapchatgesprekken is gesproken over het gebruik van een mes bij de diefstal, blijkt uit de verklaring van [verdachte] , afgelegd op de zitting, dat het plan is veranderd. Aanvankelijk waren zij van plan om alle drie naar binnen te gaan en een mes mee te nemen, maar [verdachte] heeft daar ‘nee’ tegen gezegd (p. 181). Ook heeft hij tegen medeverdachte [medeverdachte 1] over het trekken van een mes gezegd ‘dat gaan we niet meer doen’ (p. 180). Verder heeft [verdachte] meermaals aangegeven dat ze hadden afgesproken om de bewoners geen pijn te doen (p. 172 en 174). Al met al kan volgens de raadsvrouw niet vastgesteld worden dat [verdachte] de aanmerkelijke kans op (bedreiging met) geweld heeft aanvaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op de zitting van 4 oktober 2022 heeft [verdachte] - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard: [2]
Ik had het plan bedacht om een overval te doen bij een huis waar ik vaak langs fiets. Ik heb vervolgens de andere verdachten gevraagd mee te doen. Het klopt dat ik de persoon ben in het snapchatgesprek die voornamelijk bepaalde wat wij gingen doen en hoe. Ik wist ook dat [medeverdachte 1] een mes mee zou nemen.
Uit de aangifte [slachtoffer 1] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende: [3]
20 januari 2022 waren mijn man en ik thuis aan de [adres] te [woonplaats] . De deurbel ging. Ik deed de voordeur open en zag twee jongens in het portiek staan.
Jongen 1 vroeg zenuwachtig stotterend of ik een papiertje had. Ik had hier geen goed gevoel bij en zei 'heb ik niet' en wilde de voordeur sluiten toen jongen 1 zijn voet tussen de deur zette. Ik duwde met al mijn kracht tegen de voordeur aan om te voorkomen dat zij de woning in kwamen, hierbij gilde ik erg hard. Ik voelde dat de voordeur met veel kracht opengeduwd werd waardoor de jongens de deur openden en de woning in liepen. Ik hoorde dat jongen 1 riep 'overval, overval'. Ik zag dat jongen 1 een mes in zijn hand vasthield. Het mes was in zijn geheel tussen de 20 en 30 centimeter lang en zilver van kleur. Ik werd door de jongens naar de woonkamer gedwongen en geduwd. Doordat ik een hernia heb wat doortrekt naar mijn linker been ben ik erg slecht ter been, hierdoor viel ik achterover de woonkamer in. Ik viel met rug/schouders tegen een tafeltje aan. Ik zag dat jongen 1 bij mijn voeten stond.
Ik gilde wederom erg hard. Ik ben opgestaan en door de adrenaline heb jongen 1 bij de voorkant van zijn jas gepakt en met mijn andere hand bij zijn capuchon. Ik heb zo hard als mogelijk geknepen maar hij wist zich los te rukken.
Uit een proces-verbaal bevindingen, inhoudende de aanvullende verklaring van aangeefster, blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende: [4]
Die dader stond met zijn rug naar de slaapkamer toe en heeft mijn man nooit horen aankomen. Mijn man heeft hem om zijn middel gepakt. Hij heeft verteld dat die dader zich los heeft gewurmd en het toen op een hollen heeft gezet.
Uit een proces-verbaal bevindingen, inhoudende de aanvullende verklaring van aangeefster, blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende: [5]
lk vroeg haar of zij na de overval nog iets miste uit haar woning. Zij vertelde dat het Stone Island mutsje van haar man weg was. Het mutsje had op de eetkamerstoel gelegen. Zij was door de duw tegen die eetkamerstoel aangevallen. Zij heeft niet gezien dat het mutsje werd meegenomen, maar heeft dat later ontdekt. Zij vertelde dat het niet anders kon dan dat de daders het mutsje hebben meegenomen.
Uit een proces-verbaal van verhoor aangever, inhoudende het verhoor van de aangever [slachtoffer 2] , blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [6]
Ik zag mijn vrouw in de woonkamer liggen en ik zag een jongen in de gang lopen. Ik zag een tweede jongen de gang in lopen vanuit de woonkamer. Toen ik achter die twee jongens aan ging, zag ik bij de voordeur nog een jongen in het portiek staan.
Uit een proces-verbaal bevindingen, inhoudende het onderzoek aan de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 1] , blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende: [7]
[medeverdachte 1]
Outgoing
Heb je mes
19-1-2022 22:42:38(UTC+1)
[medeverdachte 1]
Outgoing
Ik heb 1
19-1-2022 22:42:43(UTC+1)
[medeverdachte 1]
Outgoing
Voor me zelf
19-1-2022 22:42:47(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
Hmm saff
19-1-2022 22:42:55(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
Ik heb niet nodig
19-1-2022 22:43:06(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
Ik kijk boven [medeverdachte 2] beneden
19-1-2022 22:43:20(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
Jij houdt die man op grond
19-1-2022 22:43:26(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
Owww als we klaar zijn
19-1-2022 22:44:17(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
We gaan naar een plek
19-1-2022 22:44:25(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
Daar verdelen we alles
19-1-2022 22:44:29(UTC+1)
[medeverdachte 1]
Outoging
Met izze mes
19-1-2022 22:48:43(UTC+1)
[medeverdachte 1]
Outgoing
Bij zijn kil
19-1-2022 22:48:47(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
Hoe wil je vast binden
19-1-2022 22:53:18(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
Neem jij touw mee
19-1-2022 22:53:21(UTC+1)
[medeverdachte 1]
Outgoing
Ik kijk wel
19-1-2022 22:53:31(UTC+1)
[medeverdachte 1]
Outgoing
Maar wil je hun los laten
19-1-2022 22:53:42(UTC+1)
[medeverdachte 1]
Outgoing
Of zo houden
19-1-2022 22:53:47(UTC+1)
[medeverdachte 2]
Incoming
Houden denk
19-1-2022 22:53:51(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
Houden is beterrr
19-1-2022 22:53:59(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
Dan hebben we extra tijd
19-1-2022 22:54:09(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
We gaan hun tellies meenemen en weg
19-1-2022 22:56:09(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
Hoeft niet te vastbinden
19-1-2022 22:56:16(UTC+1)
[medeverdachte 1]
Outgoing
Jawel
19-1-2022 22:56:21(UTC+1)
[medeverdachte 1]
Outgoing
Ze kunnen mes pakken
19-1-2022 22:56:27(UTC+1)
[verdachte]
Incoming
Nee jij blijft bij hun met mes bij de keel van die vrouw
19-1-2022 22:56:43(UTC+1)
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en de bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] rol in de voorbereiding, taakverdeling en uitvoering van de woningoverval dermate significant is geweest, dat reeds daardoor sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. [verdachte] heeft het plan om een woning te gaan overvallen bedacht en ook het huis uitgezocht. Ook is het [verdachte] die in het snapchatgesprek de taakverdeling maakt over wie wat gaat doen in het huis. Niet vastgesteld kan worden of [verdachte] degene is geweest die in de woning is geweest of dat hij op de uitkijk heeft gestaan. Echter, zonder de bijdrage van de [verdachte] zou de woningoverval niet hebben plaatsgevonden. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring voor medeplegen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat [verdachte] geen opzet heeft gehad op het gebruikte geweld en de bedreiging met geweld. [verdachte] heeft op de zitting verklaard dat de plannen en de rolverdeling voorafgaand aan de woningoverval gewijzigd zijn en dat hij niet wist dat er geweld gebruikt zou worden of dat hiermee gedreigd zou worden. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk gelet op het snapchatgesprek tussen [verdachte] en de medeverdachten. Zo wordt er twee keer gesproken over een mes, wordt er gediscussieerd over wat zij met de slachtoffers zullen gaan doen en zegt [verdachte] ‘jij blijft bij hun met mes bij de keel van die vrouw’. Verder heeft [verdachte] verklaard dat hij wist dat [medeverdachte 1] een mes zou meenemen. Gelet op deze omstandigheden heeft [verdachte] dan ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er geweld gebruikt zou worden of dat hiermee zou worden gedreigd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
op 20 januari 2022 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning een muts die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- een voet tussen de deur te zetten en,
- de deur open te duwen en de woning binnen te dringen, en
- te roepen "dit is een overval", en
- een mes te tonen, en
- deze [slachtoffer 1] te duwen naar de woonkamer ten gevolge waarvan deze [slachtoffer 1] ten val is
gekomen, en
- zich los te rukken van de grip van deze [slachtoffer 1] en deze [slachtoffer 2] .
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 140 dagen, met aftrek van het voorarrest (3 dagen), waarvan een gedeelte van 137 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat zij zich kan vinden in het advies van de Raad om [verdachte] een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met de bijzondere voorwaarden en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf. Zij verzoekt wel rekening te houden met de situatie rondom de aanhouding van [verdachte] vanwege het coronaprotocol dat in werking was getreden en zijn verblijf in een kale cel in het APU in Houten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit zijn gepleegd
[verdachte] heeft zich, samen met de medeverdachten, schuldig gemaakt aan een woningoverval. [verdachte] heeft het plan bedacht om een woningoverval te plegen en heeft het huis van de slachtoffers hiervoor uitgezocht. Vervolgens heeft hij de andere verdachten benaderd om mee te doen en een rolverdeling gemaakt wie wat gaat doen. Hij is dan ook de initiator geweest en zonder hem was de woningoverval niet gepleegd. De medeverdachte heeft vervolgens aangebeld bij de slachtoffers en de bewoonster naar binnen geduwd onder bedreiging van een mes. De bewoonster is hierbij ten val gekomen en ondervindt drie maanden na het feit nog steeds de gevolgen hiervan, onder andere door pijn aan haar onderrug en been door de val. [verdachte] en de medeverdachten hebben door het plegen van dit feit een enorme inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het huisrecht van de slachtoffers. Het is voor hen een zeer beangstigende situatie geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hiervan doorgaans nog lange tijd de nadelige gevolgen ervaren. Daarnaast is het niet alleen zeer beangstigend voor de slachtoffers zelf, maar veroorzaakt dit ook heftige gevoelens van angst en onveiligheid bij de samenleving in het algemeen. De eigen woning is voor iedereen bij uitstek de plek waar men zich veilig zou moeten voelen. De rechtbank neemt het [verdachte] kwalijk dat hij kennelijk alleen oog heeft gehad voor wat de overval hem zou opleveren.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van [verdachte] van 1 september 2022. Daaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De heer Verhoek heeft het advies van de Raad op de zitting toegelicht en aangevuld.
De Raad vindt dat een voorwaardelijke jeugddetentie voor [verdachte] als waarschuwing moet dienen, zodat hij zich in de toekomst realiseert dat hij dergelijk gedrag nooit meer moet laten zien. Ondanks dat er weinig veranderbare risicofactoren zijn, is de Raad van mening dat het voortzetten van Toezicht en Begeleiding noodzakelijk is. Dit gelet op de onduidelijkheid over de exacte rol van [verdachte] , het voortzetten van de contactverboden en om een vinger aan de pols te houden om te kijken of het [verdachte] ook lukt om zich in de toekomst te blijven distantiëren van leeftijdsgenoten waardoor hij in de problemen kan komen. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden zoals in het rapport beschreven.
8.3.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit in beginsel met geen andere strafmodaliteit kan worden volstaan dan met een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Het is zeer zorgwekkend dat [verdachte]
zich op zo’n jonge leeftijd schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
De rechtbank zal echter - net als de officier van justitie - rekening houden met de zeer jeugdige leeftijd van [verdachte] en het feit dat hij een first offender is.
De rechtbank zal daarnaast, gelet op de ernst van het feit en het belang dat [verdachte] gevolgen van zijn handelen ervaart, aan hem een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals deze is geëist door de officier van justitie passend en geboden is: een jeugddetentie voor de duur van 140 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht (te weten 3 dagen), met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke jeugddetentie de door de Raad voorgestelde bijzondere voorwaarden verbinden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
140 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten drie (3) dagen, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
137 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
 zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling, te weten: Samen Veilig Midden-Nederland te Utrecht, en zich op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] (geboren op [1955] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [1952] );
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren op [2008] ) en [medeverdachte 2] (geboren op [2007 ] );
- waarbij aan Samen-Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot het verrichten van 100 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. S.M. Schothorst, kinderrechter, en mr. M.E. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 januari 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning een of meer muts(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 1] en/of deze [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een voet tussen de deur te zetten en/of,
- de deur open te duwen en/of de woning binnen te dringen, en/of
- meermalen, althans eenmaal te roepen "dit is een overval", en/of
- een mes te tonen, en/of
- deze [slachtoffer 1] te duwen naar de woonkamer ten gevolge waarvan deze [slachtoffer 1] ten val is
gekomen, en/of
- zich los te rukken van de grip van deze [slachtoffer 1] en/of deze [slachtoffer 2] ;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 maart 2022 genaamd 31Parel22 /MD4R022010 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 225. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 4 oktober 2022.
3.Proces-verbaal van aangifte van 20 januari 2022, opgesteld door [verbalisant 1] , p. 37-39.
4.Proces-verbaal bevindingen van 14 februari 2022, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 52-54.
5.Proces-verbaal bevindingen van 14 april 2022, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 220.
6.Proces-verbaal verhoor van aangever [slachtoffer 2] van 21 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 3] , p. 48-51.
7.Proces-verbaal bevindingen van 22 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 4] , p. 68-83.