In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt. Eiser, eigenaar van een perceel, had een omgevingsvergunning verkregen voor het aanpassen van een garage. Tijdens de werkzaamheden bleek de fundering van de schuur niet meer geschikt, wat leidde tot de sloop en herbouw van het bijgebouw. Eiser vroeg een nieuwe omgevingsvergunning aan voor de herbouw, die in afwijking van het bestemmingsplan werd verleend. Echter, na een controle door het college en een handhavingsverzoek van een derde-partij, werd vastgesteld dat het bijgebouw was omgebouwd tot een zelfstandige woning, wat in strijd was met de verleende vergunning en het bestemmingsplan. Het college legde een last onder dwangsom op aan eiser, die hiertegen in beroep ging.
De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld. Eiser had voorzieningen aangebracht die niet waren vergund, zoals een volledige keuken en badkamer, waardoor het bijgebouw als zelfstandige woning kon worden gebruikt. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een overtreding van de Wabo en dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. Eiser's argumenten dat de voorzieningen vergund waren, werden verworpen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de last onder dwangsom in stand bleef. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.