ECLI:NL:RBMNE:2022:4136

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22/3425 en UTR 22/3426
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een internetcafé wegens illegale gokactiviteiten en de gevolgen voor de openbare orde

In deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 oktober 2022 geoordeeld over een verzoek om voorlopige voorziening van een internetcafé-eigenaar tegen de sluiting van zijn pand door de burgemeester. De burgemeester had besloten het internetcafé voor de duur van 12 maanden te sluiten vanwege het faciliteren van illegale gokactiviteiten, wat volgens hem een ernstig gevaar voor de openbare orde met zich meebracht. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester terecht had vastgesteld dat de openbare orde dreigde te worden verstoord door de illegale activiteiten in het pand. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting niet als een punitieve sanctie kon worden gezien, maar als een herstelmaatregel gericht op het pand. De voorzieningenrechter vond dat de burgemeester voldoende redenen had om de sluiting te handhaven, gezien de omstandigheden waaronder de illegale gokactiviteiten plaatsvonden en de verantwoordelijkheid van de eigenaar voor de situatie in zijn pand. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de sluiting van het internetcafé in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/3425 en UTR 22/3426
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 oktober 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
de heer [verzoeker/eiser] , h.o.d.n. [internetcafé ], uit [vestigingsplaats] , verzoeker/eiser
(gemachtigde: mr. J. Nagtegaal),
en

de burgemeester van [gemeente] (de burgemeester)

(gemachtigde: mr. L. Sluiter).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker en eiser in beroep (hierna: verzoeker) tegen het besluit van de burgemeester om het pand [adres] in [vestigingsplaats] van verzoekers [internetcafé ] (internetcafé), voor de duur van 12 maanden te sluiten.
Bij besluit op bezwaar van 8 augustus 2022 is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep ongegrond is en dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
3. Uit de gegevens van politie en toezichthouders heeft de burgemeester geconcludeerd dat verzoeker in zijn internetcafé illegale gokactiviteiten faciliteert en zonder vergunning horeca-activiteiten uitvoert. De burgemeester houdt verzoeker hiervoor verantwoordelijk. Gezien de geconstateerde feiten in het internetcafé is volgens de burgemeester sprake van een ernstig gevaar voor de openbare orde en de veiligheid van de woon- en leefomgeving. Op grond van artikel 2:46, eerste lid van de APV en de bijbehorende Beleidsregel [1] heeft de burgemeester daarom besloten om het pand per 3 maart 2022 voor 12 maanden in zijn geheel te sluiten.
Spoedeisend belang
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing in het onderliggende bezwaar- of beroepschrift.
5. De voorzieningenrechter moet dus eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
6. Verzoeker voert in dat kader aan dat hij door de sluiting van het pand zijn bedrijf niet kan exploiteren en hij dus hieruit geen inkomsten heeft. De financiële reserves zijn op. Verzoeker heeft leningen moeten afsluiten, maar hij heeft geen geld om die terug te betalen. Gelet op de duur van de sluiting loopt verzoeker het risico dat zijn bedrijf failliet gaat. Verzoeker heeft zijn financiële situatie met bewijsstukken nader onderbouwd. De voorzieningenrechter acht hiermee de spoedeisendheid aannemelijk. Hij zal het besluit tot sluiting van het pand dan ook inhoudelijk beoordelen.
Bevoegdheid
7. De burgemeester heeft ter zitting toegelicht dat de aangetroffen situatie in de afgesloten ruimte achterin het bedrijf de doorslaggevende reden is om tot sluiting van het pand over te gaan. Zij ontleent de bevoegdheid tot sluiting hiermee aan artikel 2:46 van de APV en de Beleidsregel. Uit het bestreden besluit leidt de voorzieningenrechter af dat de burgemeester hier de Aangepaste beleidsregel heeft toegepast, zoals die gold tot 15 december 2020. De voorzieningenrechter stelt vast dat toepassing van deze (vorige) beleidsregel voor verzoeker niet ongunstiger is dan het beleid van daarna, dat overigens voor zover hier van belang nauwelijks afwijkt. In de Aangepaste beleidsregel is neergelegd dat de burgemeester een voor publiek openstaand gebouw in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid, of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk kan sluiten. In de beleidsregel worden illegale gokactiviteiten en het faciliteren van criminele activiteiten aangemerkt als criminele activiteiten die een gevaar voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid vormen, wanneer zij in of vanuit een voor publiek toegankelijk gebouw plaatsvinden. Doel van deze sluitingsbevoegdheid is het wegnemen dan wel het herstel van het gevaar voor de openbare orde en de veiligheid door het weren en terugdringen van criminaliteit. Voor de duur van de sluiting wordt in de Aangepaste beleidsregel aansluiting gezocht bij de termijnen van de Handhavingsstrategie Horeca. Als een ondernemer geen verwijt treft, wordt in principe een sluiting van zes maanden opgelegd. Als de ondernemer wel een verwijt treft (de activiteiten zijn getolereerd of gefaciliteerd), is er sprake van verzwarende omstandigheden en volgt een sluiting voor de duur van (maximaal) één jaar.
8. Op zitting heeft verzoeker betoogd dat de burgmeester in dit geval niet bevoegd was op grond van artikel 2:46 van de APV het pand te sluiten, omdat blijkens de Aangepaste beleidsregel sluiting reeds mogelijk is op een andere grond, namelijk artikel 24 van de Horecaverordening [gemeente] . De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit betoog niet kan slagen. Zoals de gemachtigde van de burgmeester op zitting heeft verklaard, betekent de passage in de beleidsregel "Sluiting op deze grond is niet mogelijk voor zover dat reeds mogelijk is op een andere grond genoemd in de APV, de Horecaverordening [gemeente] of artikel 13b Opiumwet." niet dat de bevoegdheid tot sluiting op grond van artikel 2:46 van de APV daarmee in dit geval vervalt. Het onderzoek van de burgemeester was gericht toepassing van artikel 2:46 van de APV. Gezien de bewoordingen in het bestreden besluit, is de toelichting op zitting dat overtreding van de horecaregels slechts een aanname is geweest en niet een uitgewerkt standpunt, aannemelijk. Verder brengt een redelijke toepassing van artikel 2:46 APV mee dat de daarin opgenomen bevoegdheid kan worden ingeroepen, ook als wegens aanwezigheid van broodjes en een koelkast met bier sprake zou zijn van een geringe overtreding van de horecaregels.
Oordeel voorzieningenrechter over de feiten.
9. Verzoeker voert aan dat de burgemeester ten onrechte heeft aangenomen dat in de gesloten ruimte van het pand van verzoeker illegaal is gegokt en dat standpunt ook onvoldoende heeft gemotiveerd. De aanwezigheid van losse elementen die op gokken zouden kunnen duiden, is daarvoor niet voldoende. De politie heeft niet vastgesteld dat er poker werd gespeeld en de negen aanwezigen in de gesloten ruimte hebben ook niet verklaard dat zij poker hebben gespeeld, ook niet voor geld. Zij waren in die ruimte voetbal aan het kijken. Ook zijn er geen getuigenverklaringen dat het aangetroffen geld is gebruikt als pot voor een pokerspel. Het bezoeken van een website op de computer en de aanwezigheid van cash in en cash outs, is volgens verzoeker evenmin voldoende om te stellen dat hij gelegenheid heeft geboden voor illegaal gokken. Verzoeker kan en mag in zijn internetcafé niet iedereen controleren op internetgebruik. Dat één klant naar die website zou hebben gesurft, maakt ook niet dat verzoeker in zijn pand de openbare orde heeft geschonden. Verzoeker betwist verder dat hij illegale horeca-activiteiten heeft uitgevoerd.
10. De voorzieningenrechter leidt uit de bestuurlijke rapportage van 7 maart 2022 van de politie en het proces-verbaal van bevindingen VTH van 3 maart 2022 van de gemeente [gemeente] met bijbehorende foto’s onder meer het volgende af. Op 3 maart 2022 werd het internetcafé van verzoeker binnengetreden in verband met een onderzoek naar illegaal gokken. Achter in het pand, achter een afgesloten deur, werden na het forceren van de deur, negen mannen aan een speeltafel voor negen spelers aangetroffen met genummerde plekken. Op de speeltafel lag een dealer button en een kaartspel, waarbij gedeelde kaarten nog gedekt op tafel lagen. De dealerbutton lag bij nummer 5 van de speeltafel en onder de speeltafel lagen speelkaarten op de grond, voor de stoel van nummer 5 waar de button lag. In totaal werd bij de aanwezigen en achter een bank meer dan € 50.000 contant geld aangetroffen, waarvan een deel verfrommeld tussen de bank en een muur zat. Bij de fouillering van de negen personen werden naast grote geldbedragen, gebruikershoeveelheden soft- en harddrugs en telefoons aangetroffen, waarmee versleutelde berichten kunnen worden verstuurd. Een mobiele Googlepixel telefoon is in beslag genomen De mannen in de ruimte hadden allemaal recente antecedenten en waren bekenden van de politie. Geen van de personen wierp zich op als eigenaar van het verfrommelde geld achter de bank. In het voorste gedeelte van het pand stond een computer waarvan op de gebruikshistorie was te zien dat meermalen de website winner724.com was bezocht.
11. Blijkens het verslag beoordeling overtreding Wet op de kansspelen (Wok) heeft de toezichthouder van de Kansspelautoriteit (Ksa) op basis van het proces-verbaal van de handhavers van de gemeente en de aangeleverde foto’s vastgesteld dat de tafel in de gesloten ruimte een ingebouwde cassette voor het opbergen van fiches bevat en dat op de tafel speelkaarten en een dealerbutton lagen. Uit de wijze waarop de kaarten op tafel lagen, heeft de toezichthouder van de Ksa geconcludeerd dat aan de speeltafel het pokerspel werd aangeboden en dat aannemelijk is dat er niet om fiches, maar vanwege de aangetroffen hoeveelheden geld, om geld werd gespeeld. Verder heeft de toezichthouder van de Ksa vastgesteld dat er met de computer middels de website winner747.com kansspelen zijn aangeboden en dat er voor deze website geen vergunning voor het aanbieden van kansspelen was afgegeven.
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, terecht heeft geconcludeerd dat in het gesloten gedeelte van het internetcafé van verzoeker illegaal werd gegokt ten tijde van het binnentreden. De aangetroffen situatie van negen personen aan de pokerspeeltafel met de gedeelde kaarten op en weggegooide kaarten onder de pokertafel en het verfrommelde briefgeld achter de bank van onder meer 84 briefjes van € 50,- waarvan zich geen eigenaar meldde, biedt hiervoor de grondslag. Dat er sprake was van (alleen) tv kijken is op geen enkele manier aannemelijk geworden. Van een onvoldoende gemotiveerd standpunt van de burgemeester is geen sprake.
Is er een gevaar voor de openbare orde?
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het toelaten van illegale gokactiviteiten in het gesloten gedeelte van het internetcafé, een voor publiek openbaar gebouw, op zichzelf een gevaar vormt voor de openbare orde. De voorzieningenrechter sluit zich aan bij de vaste rechtspraak waaruit naar voren komt dat de burgemeester zich in het algemeen op het standpunt mag stellen dat met illegaal gokken de openbare orde nadelig wordt beïnvloed. [2] Daarbij wordt van belang geacht dat bij illegale gokactiviteiten geen sprake is van consumentenbescherming, verslavingspreventie en correcte afdracht van middelen. Ook kan niet worden gewaarborgd dat minderjarigen geen toegang krijgen tot de activiteiten. Bovendien geldt in het algemeen dat illegale gok-activiteiten criminaliteit aantrekken, onder meer door de mogelijkheid van het witwassen van zwart geld. Criminaliteit oefent in zijn algemeenheid een negatieve invloed uit op de veiligheid van het woon- en leefklimaat en het is aannemelijk is dat bekendheid van de inrichting ten aanzien van witwassen van crimineel geld zorgt voor mogelijke toeloop van ongewenste personen.
14. Met de beschrijving van feiten en omstandigheden in dit geval en de personen die zich in de ruimte bevonden, staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter vast dat die omstandigheden zich in dit geval ook feitelijk hebben voorgedaan. De combinatie van criminele antecedenten van de personen in de afgesloten ruimte, de voorraden drugs, hoeveelheden contant geld en telefoons wijzen zonder meer op de aantrekkingskracht van het pand op personen uit het criminele circuit. De antecedenten betroffen onder meer veroordelingen wegens diverse soorten overtredingen van de Opiumwet, geweldsdelicten waaronder poging doodslag, vuurwapenbezit, fraude- en vermogensdelicten. Gelet op het illegaal gokken en het gevaar voor de openbare orde, was de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan.
15. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aanwezigheid van een de computer met internettoegang, waarop een kansspel website zonder vergunning is bezocht, op zich zelf niet de vrees wettigt dat de openbare orde of de veiligheid van de woon- of leefomgeving in gevaar is. Die aanwezigheid mocht de burgemeester echter wel in combinatie met de andere omstandigheden betrekken bij haar beoordeling van de vrees voor gevaar voor de openbare orde en veiligheid.
16. De burgemeester heeft bij haar besluit om de sluiting van het internetcafé te handhaven verder mogen betrekken dat er volgens buurtonderzoek op het [locatie] sprake was van overlast van rondhangende, soms intimiderende, jongeren, gebruik van lachgas, draaiende motoren van auto’s, rommel. Dat uit het buurtonderzoek niet blijkt dat het pand bekend staat als een plek waar illegaal gegokt kan worden, is geen reden om aan te nemen dat de burgemeester de resultaten van dit onderzoek niet heeft mogen meewegen. De politie stelt weliswaar dat er twee jaar voor de binnentreding geen overlast meldingen waren, maar geeft daarvoor meteen als mogelijke verklaring dat dit door de corona-maatregelen komt. De buurtbewoners verklaren geïntimideerd te zijn door de grote groepen (drugs gebruikende) personen die er rondhangen en ze leggen daarbij een verband met het internetcafé waar ze regelmatig in- en uitlopen. Een link met andere horecagelegenheden zoals verzoeker suggereert, komt in het onderzoek niet tot uiting. Het (enige) bedrijf aan het [locatie] geeft aan wel eens wat te horen op het plein, nadat ze zelf al gesloten zijn. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat het buurtonderzoek is gemanipuleerd of anderszins onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Noodzaak van de sluiting
17. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester terecht vastgesteld dat met het illegaal gokken de openbare orde zodanig dreigt te worden verstoord dat de sluiting in dit geval nodig is om die openbare orde in en rond het pand te herstellen. De motivering hierover is toereikend. Uit het voorgaande volgt dat de sluiting van het pand in beginsel noodzakelijk is. Sluiting is ook een geschikt middel om bij te dragen aan het herstel van de openbare orde. Hiermee wordt immers de mogelijkheid van illegaal gokken in het pand en de aantrekkende werking op het criminele circuit beëindigd. De voorzieningenrechter zal vervolgens beoordelen of sluiting, gegeven de noodzaak daartoe, ook evenwichtig is. Voor deze beoordeling zijn onder meer de verwijtbaarheid van verzoeker en de gevolgen van de sluiting van belang.
Verwijtbaarheid
18. Verzoeker voert aan dat de laatste zes maanden van de sluiting zijn gebaseerd op de verwijtbaarheid en niet meer op herstel van de openbare orde of het beschermen van het woon- of leefklimaat. Dat is in strijd met de kern van artikel 2:46 APV en maakt volgens verzoeker de sluiting voor een groot deel een punitieve sanctie. Dat er eerdere meldingen zouden zijn over illegale gokken in het pand, is niet juist en heeft de burgemeester ook niet onderbouwd. Meldingen van overlast van zijn internetcafé zijn verzoeker ook niet bekend. Het internetcafé stond ook niet bekend als plaats om illegaal te gokken. Bovendien is de betrouwbaarheid van een eerdere melding gecheckt door de politie en onjuist bevonden. Uit het buurtonderzoek blijkt ook niet dat het internetcafé bekend stond als plek waar illegaal gegokt kon worden. Een loop van illegale gokspelers is ook niet concreet geconstateerd, laat staan dat die overlast veroorzaakte door enig gokactiviteit. Voor verzoeker is niet duidelijk waarom de doelen niet met een sluiting van 3 of 6 maanden bereikt kunnen worden.
19. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester op goede gronden heeft geoordeeld dat verzoeker een verwijt kan worden gemaakt, in die zin dat hij het illegaal gokken heeft gefaciliteerd. Verzoeker huurt de gehele verdieping, zodat hij voor het reilen en zeilen in het pand verantwoordelijk is. Hij heeft dan ook op z’n minst ermee ingestemd dat de (afgesloten) ruimte geheel als gokruimte was ingericht met een speeltafel die speciaal voor het pokerspel is gemaakt. Dat geldt ook voor het afschermen van de ruimte met de afgesloten deur, die voor de spelers niet anders dan via het openbare gedeelte te bereiken was. De burgemeester heeft in deze situatie het pand in beginsel met toepassing van het beleid mogen sluiten voor de duur van één jaar, omdat verzoeker criminele activiteiten heeft gefaciliteerd.
20. Dat verwijtbaarheid in het beleid is vermeld als omstandigheid die reden geeft voor een langere sluiting, maakt niet dat sprake is van een punitieve sanctie. De maatregel blijft ook dan, zoals het beleid ook zegt, een herstelmaatregel gericht op het pand en niet op de persoon. Het laten meewegen van de mate van verwijtbaarheid is ook niet onredelijk: als een uitbater een verwijt treft in die zin dat hij niet optreedt tegen illegaal gokken, of dit faciliteert, is er immers reden om aan te nemen dat in geval van een korte(re) sluiting de openbare orde onvoldoende kan worden hersteld omdat mede in de overweging mag worden betrokken dat de uitbater hetzelfde publiek opnieuw zal toelaten en niet zal optreden tegen illegaal gokken.
21. Gezien de aangetroffen situatie in het internetcafé en de visie van verzoeker dat hij nagenoeg niets verkeerd deed, heeft de burgemeester mogen meewegen dat verzoeker een verwijt kan worden gemaakt en dat dit meebrengt dat een langere sluiting dan zes maanden geboden was. Omdat verzoeker ook na meer dan zes maanden sluiting geen andere houding heeft laten zien en daarvan ook op zitting geen blijk heeft gegeven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er ook nu geen reden is om de termijn bij wijze van voorlopige voorziening te bekorten. De burgemeester heeft gezien de houding van verzoeker ook niet hoeven besluiten tot een gedeeltelijke sluiting van het pand, omdat dit het belang van herstel van de openbare orde onvoldoende tegemoet zou komen.
Gevolgen van de sluiting
22. Verzoeker voert aan dat de burgemeester in het kader van de te maken belangenafweging van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alle relevante belangen heeft meegewogen. Alleen de financiële gevolgen zijn betrokken en dat is volgens de jurisprudentie te beperkt. Ook de gevolgen voor verzoeker als toekomstig eigenaar van een bedrijf hadden meegewogen moeten worden. Verzoeker verwijst naar de uitspraak van 8 juli 2022 van de rechtbank Noord-Holland. [3] Als een eigenaar een horecabedrijf wil exploiteren, heeft hij een exploitatievergunning of Alcoholwetvergunning nodig. In dat geval moet hij een Bibob-toets [4] doorstaan. Dat lukt verzoeker waarschijnlijk niet meer na een sluiting van 12 maanden. Verder is niet betrokken dat de verhuurder bij een lange sluiting wegens de openbare orde, kan proberen de huurovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:231, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek. Dat is nog niet gebeurd, maar het valt niet uit te sluiten. Die mogelijke gevolgen voor de huurovereenkomst van verzoeker heeft de burgemeester ten onrechte niet in kaart gebracht bij zijn belangenafweging en bij de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Awb.
23. De voorzieningenrechter is van oordeel dat ondanks het financieel nadeel voor verzoeker, de sluiting voor de duur van een jaar evenwichtig is. Die financiële gevolgen zijn inherent aan de sluiting en wegen niet op tegen het belang van de openbare orde. Uitgaande van de juistheid van verzoekers stelling op zitting dat de bank vanwege het nieuws over de sluiting in de media, zijn zakelijk rekening heeft opgezegd, maakt dit (de duur van) de sluiting evenmin onevenredig nadelig, gezien het verwijt dat verzoeker over zijn eigen handelwijze gemaakt kan worden. Daarbij ging het er niet alleen om dat verzoeker beter toezicht had moeten houden op het reilen en zeilen in de afgesloten ruimte van zijn internetcafé. Gezien de wijze waarop de ruimte was ingericht, is een hogere mate van verwijtbaarheid aan de orde dan alleen gebrekkig toezicht. De burgemeester heeft daarom in deze gestelde belangen geen reden hoeven zien voor een kortere sluiting.
24. In de overige argumenten van verzoeker heeft de burgemeester evenmin aanleiding hoeven zien om af te zien van sluiting of om een sluiting van kortere duur op te leggen. Een ontbinding van de huurovereenkomst door de verhuurder is niet aan de orde. Verzoeker heeft op zitting ook verklaard dat hij de huur tijdens de sluiting heeft doorbetaald. Daarbij gaat het niet om de sluiting van een woning met eventueel dreigend verlies van woonruimte voor langere duur, zoals in de uitspraak van 2 februari 2022 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. [5] Afgezien daarvan voert het naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval te ver dat de burgemeester een hypothetisch toekomstig belang van verzoeker in de belangenafweging zou moeten betrekken. Anders dan in de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland waar verzoeker naar verwijst, gaat het hier niet om mogelijkheden van (toekomstige) vergunningverlening. Namens de burgemeester is op zitting in dit verband gesteld dat verzoeker voor heropening van het internetcafé in het pand geen vergunning nodig heeft, gezien de bestemming van het pand als openbaar gebouw.
25. Al met al is de voorzieningenrechter van oordeel dat sluiting van het pand met twaalf maanden in dit geval niet onevenwichtig is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan daarom ook niet worden gezegd dat de burgemeester de duur van de sluiting had moeten bekorten. Hetgeen overigens is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
26. De voorzieningenrechter ziet in het schrijven dat eiser na de zitting heeft overgelegd geen reden om het onderzoek te heropenen.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verzoeker geen gelijk krijgt en dat het pand gesloten blijft. Gelet op dit oordeel is er ook geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Aangepaste beleidsregel artikel 2:46 Algemene plaatselijke verordening [gemeente] 2010, sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen.
2.Zie onder meer de uitspraak van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3439.
4.Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
5.ECLI:NLRVS:2022:285.