ECLI:NL:RBMNE:2022:4133

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
C/16/544944 / JE RK 22-1568
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om ondertoezichtstelling van minderjarige na ernstige ontwikkelingsbedreiging door conflicten tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de vader om zijn minderjarige kind onder toezicht te stellen. De vader verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat hij vreesde dat de ontwikkeling van het kind ernstig werd bedreigd door de verstoorde communicatie tussen de ouders en het gebrek aan contact tussen het kind en hemzelf. De moeder was het niet eens met dit verzoek en stelde dat er geen noodzaak was voor een gedwongen kader, aangezien zij vond dat zij en de vader zelf afspraken konden maken over het contactherstel.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was ook vertegenwoordigd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het kind, dat in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven op het adres van zijn peetvader, ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de huidige situatie. Het gebrek aan contact met de vader en de spanningen tussen de ouders vormen een grote zorg voor de ontwikkeling van het kind.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat de Raad niet tot een verzoek tot ondertoezichtstelling is overgegaan. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er voldoende gronden zijn voor de ondertoezichtstelling, gezien de ernstige ontwikkelingsbedreiging en het feit dat de ouders niet in staat zijn om zelf de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden toegewezen en verklaard dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/544944 / JE RK 22-1568
Datum uitspraak: 17 oktober 2022

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

[verzoeker/belanghebbende 2] ,

wonende te [woonplaats 1] , hierna te noemen: de vader,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende(n) aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. B. du Fosse, te Eindhoven,

[verzoeker/belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. L.C. Griffioen-Wennekers, te Utrecht,

de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant,

hierna te noemen: de GI,
gevestigd te [vestigingsplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende relevante stukken:
  • het verzoek met bijlage(n) van de vader van 29 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 29 oktober 2021;
  • het rapport van de Raad, binnengekomen op 6 mei 2022;
  • het F9-formulier van de moeder met begeleidende brief, binnengekomen op 30 mei 2022;
  • het F9-formulier van de vader met begeleidende brief en bijlagen, binnengekomen op 1 juni 2022;
  • de brief van de vader met bijlage, van 25 augustus 2022.
Op 5 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Gelijktijdig zijn ook de verzoeken bekend onder zaaknummer C/16/527766 / FO RK 21-956 (de bodemprocedure met betrekking tot de hoofdverblijfplaats, vervangende toestemming school, zorgregeling en kinderalimentatie) besproken.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. L.C. Griffioen-Wennekers;
- de moeder, bijgestaan door mr. B. du Fosse;
- de heer [A] namens de Raad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige (voornaam)] staat in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres van zijn peetvader in [plaats 1] . Op 28 februari 2022 heeft de rechter voorlopig de hoofdverblijfplaats bij de moeder vastgesteld.

Het verzoek

De vader verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Hij vindt het van groot belang dat de hulpverlening in het gedwongen kader geboden gaat worden, omdat hij er geen vertrouwen meer in heeft dat de moeder haar medewerking zal verlenen aan hulp in het vrijwillige kader. De vader vindt dat [minderjarige (voornaam)] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de ernstig verstoorde communicatie tussen ouders, de voor [minderjarige (voornaam)] belastende conflicten van de ouders en het abrupt verbroken contact tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] . Verder maakt de vader zich zorgen om het opvoedklimaat bij de moeder en het feit dat [minderjarige (voornaam)] zeer plotseling uit zijn sociale omgeving in [plaats 1] is gehaald. Hij heeft geen contact meer met de familie van de vader en met zijn oude klasgenoten.

Het standpunt van de belanghebbende(n)

Uit hetgeen is besproken op de zitting is gebleken dat de moeder het niet eens is met het verzoek van de vader om [minderjarige (voornaam)] onder toezicht te stellen. De moeder is van mening dat de ouders ook zelf afspraken kunnen maken met betrekking tot het contactherstel tussen [minderjarige (voornaam)] en de vader en dat hier geen gedwongen kader voor nodig is. Er is onvoldoende grond voor een ondertoezichtstelling, omdat er nog te weinig is gebeurd in het vrijwillige kader. Verder vindt de moeder dat geen sprake is van een ontwikkelingsbedreiging, omdat het met [minderjarige (voornaam)] naar omstandigheden goed gaat. Wanneer [minderjarige (voornaam)] onder toezicht gesteld zou worden, zou er sprake zijn van een ‘omgangsondertoezichtstelling’ en hier gelden zware eisen voor. Het enige feit dat er geen contact is tussen [minderjarige (voornaam)] en de vader is hiervoor niet genoeg en de zorgen die door vader worden geuit, worden volgens de moeder niet door professionals gedeeld.

De beoordeling

De kinderrechter zal [minderjarige (voornaam)] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. Dit betekent dat er een gezinsvoogd aan het gezin wordt toegevoegd die in het belang van [minderjarige (voornaam)] in het gedwongen kader hulpverlening zal inzetten. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Op grond van artikel 1:255 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de vader ontvankelijk in zijn verzoek om [minderjarige (voornaam)] onder toezicht te stellen, nu de Raad niet over is gegaan tot indiening van een verzoek tot ondertoezichtstelling. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek van de vader inhoudelijk zal behandelen.
Op grond van artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een kind onder toezicht stellen als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarnaast moet er sprake zijn van de situatie dat de ouder(s) de hulp die nodig is om die bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf weer kunnen dragen.
De kinderrechter vindt – anders dan de Raad – dat aan dit wettelijke criterium is voldaan. De Raad heeft op de zitting zijn rapport nader toegelicht. De Raad vindt dat weliswaar sprake is van een zorgelijke contactbreuk tussen [minderjarige (voornaam)] en vader, maar omdat [minderjarige (voornaam)] verder op alle sociale vlakken goed functioneert vindt de Raad niet dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De Raad vindt, net als de moeder, dat een ondertoezichtstelling in deze situatie neer zou komen op een ‘omgangsondertoezichtstelling’. Ten slotte vindt de Raad dat het vrijwillig kader uitkomst biedt, omdat alle betrokkenen graag willen dat de situatie verandert.
De kinderrechter volgt de Raad en de moeder hier niet in en vindt dat [minderjarige (voornaam)] weldegelijk ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige (voornaam)] heeft op dit moment op geen enkele wijze contact met zijn vader. Dit vindt de kinderrechter zeer zorgelijk, zeker omdat [minderjarige (voornaam)] zelf in het gesprek met de kinderrechter duidelijk benoemt dat hij zijn vader erg mist en dat hij hem graag weer wil zien. Achter dat contactverlies gaat echter meer schuil. De vader heeft grote weerstand tegen de familie van de moeder en tegen de gemeenschap in [plaats 2] , waarvan [minderjarige (voornaam)] nu onderdeel uitmaakt. Hij zegt dat de deur voor [minderjarige (voornaam)] openstaat, zo lang hij niet als een zoon van de familie [achternaam van belanghebbende 1] , oftewel de familie van moeder komt. Maar [minderjarige (voornaam)] ís een zoon van de moeder, en daarmee onderdeel van de familie van de moeder en van de gemeenschap waarin zij woont. [minderjarige (voornaam)] mist zijn vader, maar die wil hem alleen zien als hij in feite het stuk identiteit van zijn moeder van zich afschudt. Dat plaatst [minderjarige (voornaam)] in een onmogelijke positie. Voor [minderjarige (voornaam)] zijn beide families belangrijk, blijkt uit de stukken. Hoewel hij niet al het contact met de familie van de vader kwijt is, blijkt onder andere uit het gesprek dat de Raad met [minderjarige (voornaam)] had dat de verhoudingen bijzonder ingewikkeld zijn. Er lijkt sprake van twee kampen, waarbij zijn ene zus partij heeft gekozen voor de moeder en zijn andere zus partij heeft gekozen voor de vader. Voor [minderjarige (voornaam)] is het ook ingewikkeld om met de familie van zijn vader contact te hebben, daar zit veel spanning op. [minderjarige (voornaam)] zit in feite tussen de families in. Hij ervaart geen toestemming om beide kanten van zijn identiteit – die van moeder, en die van vader – te mogen omarmen en om van beide families onderdeel te zijn. Daar komt het bestaan van het ‘donorbroertje’ en het feit dat dat lang onbekend was nog bij. Dat heeft op [minderjarige (voornaam)] ook veel impact gehad en heeft veel vragen bij hem opgeroepen over de familieverhoudingen, en de vraag hoe hij zich verhoudt tot zijn beide ouders. De kinderrechter is van oordeel dat de belemmeringen voor [minderjarige (voornaam)] om zijn identiteit verder te ontwikkelen en in het licht daarvan het gebrek aan contact met zijn vader een forse bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] vormt. Het feit dat hij op dit moment op sociale vlakken goed lijkt te presteren doet daaraan naar het oordeel van de kinderrechter niet af.
Uit de stukken en hetgeen is gezegd op de zitting is daarnaast gebleken dat het de ouders niet lukt om zelf in gesprek te gaan of hulpverlening te accepteren. Eerder heeft de hulpverlening in het vrijwillige kader de zaak teruggegeven aan de Raad, omdat de zaak te complex zou zijn. De kinderrechter begrijpt dan ook niet goed wat maakt dat de Raad vindt dat de hulpverlening in het vrijwillig kader kan plaatsvinden, aangezien iedereen de wens zou hebben de situatie te veranderen. Hoewel op de zitting weliswaar is gebleken dat beide ouders het belangrijk vinden dat de situatie gaat veranderen, is uit de stukken ook duidelijk geworden dat het de ouders niet lukt om de situatie daadwerkelijk te veranderen en met de hulpverlening mee te werken. De vader geeft ook duidelijk aan dat hij niet meer met de moeder in overleg wil. Daarom vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat er een gezinsvoogd komt die de regie kan nemen. De GI kan bezien welke hulpverlening er nodig is, onderzoeken welke vorm en frequentie van contactherstel in het belang van [minderjarige (voornaam)] is en hier vervolgens op in zetten en zo nodig schriftelijke aanwijzingen geven.
De kinderrechter onderstreept daarbij dat het aan de ouders is om hierin voor [minderjarige (voornaam)] het verschil te maken. De gezinsvoogd kan hen daarbij helpen, maar het zijn uiteindelijk alleen de ouders die een verandering voor [minderjarige (voornaam)] teweeg kunnen brengen. Daarbij verwacht de kinderrechter van beide ouders een kritische blik op hun eigen handelen, het loslaten van het verleden en het accepteren van de andere ouder en diens familie als wezenlijk onderdeel van de identiteit van [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter zal [minderjarige (voornaam)] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Binnen de ondertoezichtstelling dient aan de volgende doelen te worden gewerkt:
  • [minderjarige (voornaam)] heeft onbelast contact met beide ouders en zijn zussen;
  • [minderjarige (voornaam)] heeft onbelast contact met beide families;
  • ouders accepteren hulp om de ouderrol op een adequate manier in te vullen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige (voornaam)] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te [vestigingsplaats] , met ingang van 17 oktober 2022 tot 17 oktober 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de beslissing van de kinderrechter mr. T. Dopheide, tot stand gekomen in samenwerking met mr. H.I.E. Mutsaerts, als griffier en ondertekend door mr. P.J. Elferink, kinderrechter. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.