ECLI:NL:RBMNE:2022:4132

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
C/16/510173 / FO RK 20-1034
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omgangsregeling tussen vader en zoon wegens instabiliteit van de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in een familierechtelijke kwestie tussen een vader en een moeder over de omgang met hun minderjarige zoon, [B (voornaam)]. De vader, die kampt met een verslavingsprobleem, heeft verzocht om een omgangsregeling met zijn zoon. De rechtbank heeft echter besloten om geen omgang vast te stellen, ondanks het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om een beperkte omgang te faciliteren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader eerst meer stabiliteit in zijn leven moet bereiken voordat er een omgangsregeling kan worden overwogen. De vader heeft een lange geschiedenis van verslaving en heeft recentelijk nog in een kliniek gezeten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn situatie en dat de kans op een nieuwe terugval te groot is, wat schadelijk zou zijn voor de emotionele ontwikkeling van [B (voornaam)]. De rechtbank heeft de vader aangeraden om in de tussentijd contact te houden met zijn zoon door hem af en toe een kaart te sturen. Daarnaast is er een informatieregeling vastgesteld waarbij de moeder de vader op de hoogte moet houden van belangrijke zaken in het leven van [B (voornaam)]. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/510173 / FO RK 20-1034
Gezag en omgang
Beschikking van 17 oktober 2022
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. G. Demir,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. Tijseling.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 19 februari 2021 de beslissing (op) de verzoeken uitgesteld, omdat de ouders hebben besloten via het uniform hulpaanbod samen het traject Ouderschap Blijft bij [instelling] te gaan volgen. Op 13 april 2021 heeft de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van [instelling] het advies binnen gekregen om een raadsonderzoek te starten. De Raad heeft op 22 februari 2022 haar rapportage uitgebracht.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende relevante stukken ontvangen:
  • het rapport van de Raad, binnengekomen op 23 februari 2022;
  • het F9-formulier van de vader van 23 februari 2022;
  • het F9-formulier van de moeder van 25 februari 2022;
  • de mail van de Raad van 28 februari 2022;
  • twee F9-formulieren van de vader van 30 juni 2022
  • het F9-formulier van de moeder van 29 augustus 2022.
1.3.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 5 september 2022. Daarbij waren aanwezig: de moeder met haar advocaat en de vader met mr. R. van de Kerkhof als advocaat, waarnemend voor mr. G Demir. Daarnaast was de heer [A] aanwezig namens de Raad.
1.4.
De rechter heeft aan [B (voornaam)] , de zoon van de ouders, gevraagd wat hij van het verzoek vindt. [B (voornaam)] heeft dat per brief laten weten.
2. Waar de procedure over gaat
2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen een kind: [B] , geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] . [B (voornaam)] woont bij de moeder.
2.3.
De moeder heeft alleen het gezag over [B (voornaam)] . Dat betekent dat de moeder alleen de belangrijke beslissingen over [B (voornaam)] kan nemen.
2.4.
De rechtbank heeft eerder de volgende voorlopige omgangsregeling vastgesteld:
[B (voornaam)] verblijft bij de vader:
  • in de eerste twee maanden eens per twee weken een dagdeel van 13.00 uur tot 17.00 uur;
  • na de eerste twee maanden eens per twee weken een dag van 11.00 uur tot 18.00 uur;
  • waarbij de vader [B (voornaam)] haalt en brengt.
2.5.
De ouders zijn het niet eens over de omgang tussen vader en [B (voornaam)] .
2.6.
De vader wil primair dat de omgangsregeling die de ouders in het ouderschapsplan hebben afgesproken wordt opgenomen in de beschikking en dat het ouderschapsplan aan de beschikking wordt gehecht. Subsidiair wil de vader dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld waarbij [B (voornaam)] bij de vader verblijft:
  • één weekend per veertien dagen vanaf vrijdagmiddag 17.30 uur tot zondagavond 18.30 uur;
  • de helft van de vakanties en feestdagen, jaarlijks tussen partijen in goed onderling overleg te verdelen;
  • waarbij de moeder [B (voornaam)] naar de vader brengt, en de vader [B (voornaam)] weer terug brengt naar de moeder.
Daarnaast wil de vader dat hij voortaan samen met de moeder met het gezag over [B (voornaam)] wordt belast. Als de rechtbank daartoe niet overgaat, wil de vader dat er een informatieregeling wordt vastgesteld waarbij de moeder de vader eens per maand over de gezondheid, het welzijn, de studieresultaten en andere gewichtige aangelegenheden van [B (voornaam)] informeert.
2.7.
De moeder is het niet eens met de verzoeken van de vader over het gezag en de omgangsregeling. Wel kan zij instemmen met een omgangsregeling waarbij [B (voornaam)] de vader ziet:
- gedurende twee uur per maand op neutraal terrein;
en indien dit goed verloopt en het gedrag van de man tenminste is genormaliseerd vanaf zes maanden na de beschikking:
- gedurende een dagdeel (vier uur) per maand op neutraal terrein.
De moeder kan ook instemmen met een informatieregeling waarbij zij de vader eens per drie maanden informeert over het algeheel welzijn en gewichtige aangelegenheden die [B (voornaam)] betreffen.
2.8.
De vader heeft op 23 februari 2022 zijn verzoek om gezamenlijk gezag ingetrokken. Hierover hoeft de rechtbank dus geen beslissing meer te nemen. De rechtbank heeft op de zitting begrepen dat het subsidiaire verzoek met betrekking tot de informatieregeling hierdoor niet meer als subsidiair verzoek moet worden beschouwd, maar als een verzoek dat los van het primaire verzoek staat. Hierover zal de rechtbank daarom nog wel een beslissing nemen.
2.9.
De vrouw heeft op 31 augustus 2022 haar zelfstandige verzoek zoals genoemd onder 2.7. ingetrokken en de rechtbank verzocht om de verzoeken van de man om een omgangsregeling en informatieregeling vast te stellen, af te wijzen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechter zal het verzoek van de vader om een omgangsregeling met [B (voornaam)] vast te stellen afwijzen en het verzoek van de vader om een informatieregeling vast te stellen toewijzen. De rechter zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen. Daarbij merkt zij op dat deze beschikking later gereed is gekomen dan op de zitting was aangegeven, als gevolg van ziekte van de rechter. De rechter begrijpt dat dat voor partijen, en ook voor [B (voornaam)] , vervelend is.
Omgangsregeling
3.2.
De Raad heeft op de zitting haar advies van 22 februari 2022 aangepast en de rechtbank geadviseerd om een omgangsregeling vast te stellen, waarbij [B (voornaam)] de vader één keer in de twee weken gedurende twee uur ziet op bijvoorbeeld de zaterdag. De Raad vindt dit in het belang van [B (voornaam)] , omdat het voor zijn sociaal-emotionele ontwikkeling belangrijk is dat hij (weer) fysiek contact heeft met zijn vader. Tegelijkertijd is het voor [B (voornaam)] belangrijk dat een vastgestelde omgangsregeling door de vader kan worden nagekomen, en dat er stabiliteit in de omgang komt.
3.3.
De rechter constateert dat de vader een lange verslavingsgeschiedenis heeft, met meerdere pogingen om af te kicken en terugvallen daarna. De rechter is van oordeel dat de vader onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor wat er is gebeurd, en hoe hij zal voorkomen dat dat opnieuw gebeurt. Ook geeft hij zich onvoldoende rekenschap van de impact daarvan op [B (voornaam)] . Daartoe overweegt de rechter als volgt. De vader is tijdens het onderzoek van de Raad, zo erkende hij ook tijdens de zitting, niet open geweest over zijn problematiek en wat er op dat moment speelde. Dat was echter uiteraard wel relevant voor het onderzoek. Door informatie van de huisarts werd pas duidelijk dat er meer speelde dan de vader had verteld. Begin dit jaar heeft verder een zeer heftig incident plaatsgevonden. Daarna zijn zowel de vader als zijn partner naar een kliniek in [.] gegaan om af te kicken. Dat is pas enkele maanden geleden. De vader woont nu in een tent op een camping en zoekt naar woonruimte. De rechter vindt het zorgelijk dat de vader niet veel verder komt dan te zeggen dat hij er vertrouwen in heeft dat hij geen terugval meer zal krijgen omdat dat simpelweg niet meer is wat hij wil. Hij kan niet goed duidelijk maken wat hij nu veranderd heeft in zijn leven, waardoor de kans op een volgende terugval daadwerkelijk zoveel mogelijk wordt voorkomen. Voor [B (voornaam)] is het echter heel ingrijpend geweest dat de omgang van het ene op het andere moment gestopt werd doordat de vader niet meer beschikbaar was. De vader lijkt daarnaast veel dingen buiten zichzelf te plaatsen. Hij wijt zijn terugval in ieder geval gedeeltelijk aan de omgang, die in zijn ogen door toedoen van de moeder niet goed liep. Hij vond dat de moeder te weinig flexibel was en niet wilde afwijken van de afgesproken tijden, waardoor de omgang soms niet door kon gaan. Daarmee ziet de vader zijn eigen aandeel naar het oordeel van de rechter onvoldoende onder ogen. Bovendien zal de vader bij het hervatten van de omgang opnieuw met de moeder moeten communiceren en overleggen. De vader heeft niet duidelijk kunnen maken wat maakt dat er geen risico is van een volgende terugval, op het moment dat dat overleg niet loopt zoals hij voor ogen heeft. Eerdere hulpverlening via het uniform hulpaanbod is door de vader vroegtijdig gestopt.
3.4.
Uit de stukken is gebleken dat [B (voornaam)] stress heeft ervaren door de omgang met zijn vader. De rechter ziet ook wat de Raad benadrukt, namelijk dat [B (voornaam)] ook heeft gezegd dat hij het fijn vindt om zijn vader te zien, en dat hij goed in staat is om de twee kanten te zien: de vader die hij graag ziet, en de vader met wie het niet goed gaat. In zijn brief aan de rechter heeft [B (voornaam)] echter ook geschreven dat hij wel even klaar is met het gedoe met zijn vader, en dat hij hem het liefst twee jaar niet wil hoeven zien en rustig aan zijn middelbare school wil beginnen. De rechter vindt het voor [B (voornaam)] van groot belang dat de vader voldoende stabiel is op het moment dat de omgang weer wordt hervat, zodat [B (voornaam)] er op kan vertrouwen dat zijn vader de omgangsafspraken nakomt en dat het contactherstel bestendig is. [B (voornaam)] zit bovendien in een belangrijke fase qua ontwikkeling, hij is net begonnen op de middelbare school. Het is belangrijk dat hij genoeg ruimte in zijn hoofd heeft om aan zijn eigen ontwikkeltaken toe te komen. Stress over de omgang met zijn vader is daarbij niet bevorderlijk. De rechter vindt de situatie van de vader op dit moment, in het licht van wat [B (voornaam)] nodig heeft, te kwetsbaar voor contactherstel. Het risico op een volgende verlieservaring voor [B (voornaam)] vindt de rechter daarom te groot. De rechter vindt het daarom in het belang van [B (voornaam)] dat het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen, wordt afgewezen.
De rechter geeft de vader in overweging om [B (voornaam)] de komende tijd met enige regelmaat een kaart te sturen, bijvoorbeeld met zijn verjaardag en met feestdagen en andere bijzondere gebeurtenissen. Op die manier merkt [B (voornaam)] wel dat zijn vader aan hem denkt. Voor kinderen is dat over het algemeen fijn, wanneer zij een periode geen contact hebben met een ouder. Daarbij is wel van belang dat de vader geen appèl doet op [B (voornaam)] , en geen emotioneel beladen teksten aan hem stuurt.
Informatieregeling
3.5.
Volgens de wet [1] is de moeder, als ouder met gezag, verplicht om de vader, de ouder zonder gezag, op de hoogte te houden van belangrijke zaken in het leven van [B (voornaam)] .
3.6.
De rechter vindt het in het belang van [B (voornaam)] dat de moeder:
- één keer per twee maanden een e-mail stuurt aan de vader over:
- de gezondheid van [B (voornaam)] ;
- hoe het met hem gaat op school;
- zijn hobby’s;
- de moeder een keer per twee maanden een recente foto van [B (voornaam)] aan de vader stuurt.
3.7.
Deze informatieregeling vindt de rechter voor nu in het belang van [B (voornaam)] . Nu de rechter op dit moment geen omgangsregeling tussen [B (voornaam)] en de vader zal vaststellen, vindt de rechter het belangrijk dat de vader op de hoogte blijft van het leven van [B (voornaam)] en weet wat er in zijn leven speelt. Het is namelijk belangrijk dat als het contact in de toekomst weer hersteld wordt, de vader op de hoogte is van de gezondheid van [B (voornaam)] , zijn hobby’s en over hoe het gaat op school.
Brief aan [B (voornaam)]
3.8.
Nu [B (voornaam)] aan de rechter een brief heeft gestuurd waarin hij uitlegt wat hij graag wil, zal de rechter een brief aan hem terugsturen waarin zij uitlegt wat haar beslissing is. Omdat de rechter het belangrijk vindt dat ook de ouders daarvan kennis kunnen nemen, neemt zij de passage waarin de uitleg wordt gegeven op in de beschikking:
“Ik heb besloten dat er nu geen omgang tussen jou en je vader hoeft te zijn. Ik zie dat je vader graag wil dat het nu goed blijft gaan en dat hij zijn best daarvoor doet. Maar ik zie ook dat het nog niet zo lang geleden niet goed ging en dat hij toen jou een tijdje niet kon zien. Voor jou vind ik het belangrijk dat als er een omgangsregeling is, jij er van op aan kan dat de omgang ook doorgaat zoals die is afgesproken. Op dit moment vind ik de kans te groot dat dat niet lukt. Met jouw vader gaat het nu goed, maar dat is nog niet zo heel lang. Ik vind dus dat het langer echt goed moet gaan met jouw vader, voor er weer omgang vastgesteld kan worden.
Betekent dit nu dat je je vader niet mag zien, als je dat wel zou willen? Nee hoor. Het betekent alleen dat ik nu niet ga bepalen dat er omgang moet zijn. Als jij op een gegeven moment je vader graag weer wil zien, kan je dit aan je moeder vertellen. Zij kan dan met je vader kijken of er een afspraak gemaakt kan worden.
Ik vind het wel belangrijk dat jouw vader op de hoogte blijft van hoe het met je gaat. Omdat hij je vader is, maar ook omdat het goed is dat hij weet wat jou bezighoudt. Als jullie elkaar op een gegeven moment weer gaan zien, is het voor jullie allebei fijn dat hij dan een beetje weet wat er in jouw leven speelt op dat moment. Daarom heb ik bepaald dat jouw moeder eens in de twee maanden een mail moet sturen waarin ze aan je vader vertelt hoe het gaat op school en daar buiten. Ook moet ze dan een foto van jou meesturen.”
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.9.
De rechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de moeder een keer per twee maanden een e-mail of brief zal sturen aan de vader over:
  • de gezondheid van [B (voornaam)] ;
  • hoe het met hem gaat op school;
  • zijn hobby’s;
4.2.
bepaalt dat de moeder een keer per twee maanden een recente foto van [B (voornaam)] aan de vader zal sturen;
4.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de (kinderrechter) mr. T. Dopheide, tot stand gekomen in samenwerking met mr. H.I.E. Mutsaerts, griffier en ondertekend door mr. P.J. Elferink, (kinder)rechter. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:377b BW.