ECLI:NL:RBMNE:2022:4129

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
16.071927.22, 16.047240.22 (gev. ttz) en 16.055267.22 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke brandstichting, mishandeling, vernieling en beschadiging met toepassing van artikel 9a Sr

Op 12 oktober 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting, mishandeling, vernieling en beschadiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 18 maart 2022 tot en met 21 maart 2022 brand heeft gesticht in een woning in Huizen, wat gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen met zich meebracht. Daarnaast heeft de verdachte op 12 maart 2022 twee personen mishandeld en op 22 februari 2022 meerdere vernielingen gepleegd aan eigendommen van anderen. De rechtbank heeft de feiten als bewezen verklaard, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het levensgevaar dat bij de brandstichting zou zijn ontstaan, omdat dit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die op het moment van de feiten psychotisch was en een lichte verstandelijke beperking heeft. Gezien deze omstandigheden en de reeds opgelegde zorgmachtiging, heeft de rechtbank besloten om geen straf of maatregel op te leggen, maar toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Dit houdt in dat de verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien er geen straf of maatregel wordt opgelegd, hoewel de voorlopige hechtenis noodzakelijk was voor het onderzoek naar de psychische problematiek van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.071927.22, 16.047240.22 (gev. ttz) en 16.055267.22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] te [plaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Beumer-Gongrijp en van hetgeen verdachte en haar raadsman mr. H.A. Rispens, advocaat te Hilversum naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de curator mevrouw [curator] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16.071927.22:
feit 1:
in de periode van 18 maart 2022 tot en met 21 maart 2022 in Huizen in een woning brand heeft gesticht waardoor gevaar voor goederen en (levens)gevaar voor personen bestond;
feit 2:
op 12 maart 2022 in Huizen [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 3:
op 12 maart 2022 in Huizen [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
16.047240.22:
feit 1:
op 22 februari 2022 in Huizen ramen/ruiten en/of een (draai)deur van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
feit 2:
op 22 februari 2022 in Huizen een auto van [benadeelde 4] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of heeft weggemaakt;
feit 3:
op 22 februari 2022 in Huizen een auto van [benadeelde 5] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of heeft weggemaakt;
16.055267.22:
op 5 maart 2022 in Huizen twee ruiten van De Alliantie heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of heeft weggemaakt.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.071927.22, 16.047240.22 en 16.055267.22 ten laste gelegde feiten als de feiten 1 t/m 7.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat bij feit 1 het levensgevaar en bij feit 3 het slaan met een voorwerp niet te bewijzen is. Van deze onderdelen van de tenlastelegging vordert de officier van justitie partiële vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij feit 1 niet bewezen kan worden dat er levensgevaar was te duchten voor personen. Ten aanzien van feit 3 heeft verdachte verklaard dat zij een klein tikje tegen het achterhoofd heeft gegeven hetgeen geen mishandeling kan opleveren.
Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1] Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 tot en met 7
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1, 2 en 4 tot en met 7 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 september 2022;
  • een proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 21 maart 2022;
- een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) van 13 april 2022, met fotobijlage; [3]
Feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 september 2022;
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 17 maart 2022;
Feit 4:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 september 2022;
  • een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] van 22 februari 2022;
Feit 5:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 september 2022;
  • een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 4] van 22 februari 2022;
Feit 6:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 september 2022;
  • een proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] van 22 februari 2022;
Feit 7:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 september 2022;
  • een proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] van 5 maart 2022;
- een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 5 maart 2022. [9]
Ten aanzien van feit 3
Op 14 maart 2022 heeft [slachtoffer 2] bij de politie aangifte gedaan en verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 12 maart 2022, reed ik op de fiets op de Bovenmaatweg te Huizen. Wij zagen op het fietspad een ons onbekende vrouw lopen. We fietsten verder en toen voelde ik een harde klap op mijn achterhoofd. Dit deed onmiddellijk zeer. Ik voelde een buil boven op de achterkant van mijn hoofd. [10]
De huisarts, [huisarts] , heeft op 12 maart 2022 aangeefster [slachtoffer 2] onderzocht en het volgende waargenomen:
Rechts occipitaal (de rechtbank begrijpt: achterhoofd) een buil voelbaar van 3 cm doorsnede. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 28 september 2022 verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb die mevrouw een tikje op haar achterhoofd gegeven.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen.
Het levensgevaar en het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, genoemd in feit 1, kan niet uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 18 maart 2022 te [woonplaats] opzettelijk in de woning gelegen aan de [adres] brand heeft gesticht door een vlam van een aansteker in aanraking te brengen met een bank in de woonkamer van die woning, ten gevolge waarvan de woonkamer van die woning gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en zich in die woning bevindende goederen te duchten was;
feit 2:
op 12 maart 2022 omstreeks 13.00 uur te Huizen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door, nadat zij tegen die [slachtoffer 1] had geschreeuwd "vies takkewijf, ga je geld opmaken vieze hoer" en naar die [slachtoffer 1] was toegerend, die [slachtoffer 1] met kracht, te stompen tegen de linkerslaap, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] met haar fiets is gevallen op straat;
feit 3:
op 12 maart 2022 omstreeks 13.15 uur te Huizen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met de hand op het achterhoofd van die [slachtoffer 2] te slaan;
feit 4:
op 22 februari 2022 te Huizen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die toebehoorde aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , heeft vernield;
feit 5:
op 22 februari 2022 te Huizen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die aan [benadeelde 4] toebehoorde, heeft beschadigd;
feit 6:
op 22 februari 2022 te Huizen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die aan [benadeelde 5] toebehoorde, heeft beschadigd;
feit 7:
op 5 maart 2022 te Huizen opzettelijk en wederrechtelijk twee ruiten, die aan De Alliantie toebehoorden, heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feiten 2 en 3, telkens:
mishandeling
feiten 4 en 7, telkens:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feiten 5 en 6, telkens:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde verminderd aan verdachte toerekenbaar gelet op de Pro Justitia rapportages.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar te verklaren en daartoe het volgende aangevoerd. De feiten zijn voortgekomen uit de verstandelijke beperking van verdachte. Verdachte functioneert op het niveau van een 6-jarige. Het jeugdstrafrecht is pas van toepassing voor kinderen vanaf 12 jaar. Verder is het voor de psycholoog en psychiater lastig geweest om een goed beeld van verdachte te krijgen, omdat zij zich niet langer dan 20 à 30 minuten kan concentreren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een rapport van 25 juli 2022, opgemaakt door P.N. van Harten, psychiater;
  • een rapport van 12 juli 2022, opgemaakt door T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog.
Uit deze rapporten volgt dat de deskundigen adviseren verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Hoewel de rechtbank er rekening mee houdt dat de verstandelijke beperking van verdachte mogelijk aan een volledig uitgevoerd persoonlijkheidsonderzoek in de weg heeft gestaan, stelt de rechtbank vast dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat verdachte
volledigontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 360 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 183 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een klinische opname bij [verblijfplaats] te [plaats] voor maximaal 12 maanden of zoveel korter als de reclassering in overleg met GGZ nodig acht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Hij heeft daarbij verwezen naar een arrest van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2022:2497). Voor verdachte is een verzoekschrift voor een zorgmachtiging ingediend. Het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel heeft geen meerwaarde. Ook in het kader van de zorgmachtiging kunnen aan verdachte beperkingen worden opgelegd, en de machtiging kan na 6 maanden verlengd worden. Daarnaast bestaat er een extra vangnet, omdat er al een beslissing is gegeven in het kader van de Wet langdurige zorg.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling of een straf of maatregel moet worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting, mishandelingen en vernielingen. Dat zijn stuk voor stuk ernstige feiten, die gevoelens van onveiligheid en maatschappelijke onrust veroorzaken en schade toebrengen aan andermans lijf en leden.
Dat de brand is gedoofd voordat ook belendende panden konden worden beschadigd en het leven van andere personen in gevaar zou worden gebracht, is louter het gevolg van de toevallige omstandigheid dat sprake was van een zuurstofgebrek nadat verdachte de woning had verlaten en afgesloten. Verdachte heeft verklaard dat zij brand heeft gesticht, omdat zij gefrustreerd was over haar curator die haar geen geld zou willen geven.
Een aantal dagen daarvoor heeft verdachte vanuit het niets twee oudere vrouwen op straat aangevallen, omdat zij verdachte vreemd zouden hebben aangekeken dan wel niet aan de kant gingen op het fietspad. Voor beide slachtoffers moet dit een bijzonder angstige en pijnlijke ervaring zijn geweest.
Tot slot heeft verdachte uit boosheid en frustratie twee ruiten van de woning van haar ouders, een ruit van het kantoor van haar bewindvoerder vernield en een auto beschadigd en later nog eens een auto.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 juni 2022;
  • een rapport van 25 juli 2022, opgemaakt door P.N. van Harten, psychiater;
  • een rapport van 12 juli 2022, opgemaakt door T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog;
  • een reclasseringsadvies van 14 september 2022, uitgebracht door J. Vreman, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
  • een op 28 september 2022 door deze rechtbank afgegeven zorgmachtiging.
De psychiater heeft vastgesteld dat bij betrokkene sprake is van een lichte verstandelijke beperking die regelmatig resulteert in psychotische decompensaties, die met antipsychotica weer snel herstellen. Ook is er sprake van een periodiek explosieve stoornis die bij geringe frustraties tot forse agressie kan leiden. Ten tijde van de brandstichting was verdachte hoogstwaarschijnlijk psychotisch en dit beïnvloedde haar gedragskeuzes en gedragingen. De psychiater kan geen uitspraak doen of dit ook het geval was ten tijde van de mishandelingen.
Het risico op recidive wordt hoog geacht. Door de psychiater wordt een behandeltraject bij een (justitiële) SGLVG-afdeling (Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt) geadviseerd. Daar zal verdachte minder snel overvraagd worden. De psychiater heeft geadviseerd om de mogelijkheid van een zorgmachtiging via artikel 2.3 Wet forensische zorg te onderzoeken.
Het psychologisch onderzoek was beperkt doordat verdachte nauwelijks heeft meegewerkt. Desondanks is het voor de psycholoog duidelijk geworden dat er bij verdachte sprake is van psychopathologie en dat zij snel overvraagd wordt, waardoor zij de situatie onvoldoende overziet. De psycholoog schat het risico op herhaling hoog in indien zij onvoldoende wordt begeleid. Er moet vanuit een klinische setting stapsgewijs toegewerkt worden naar een beschermde en later mogelijk begeleide woonvorm. Bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf zijn volgens de psycholoog niet haalbaar, omdat verdachte zich onvoldoende aan voorwaarden zal kunnen houden door haar geringe probleembesef en -inzicht, die het gevolg zijn van haar pathologie. Verdachte is het meest geholpen bij adequate hulp buiten het strafrecht.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat alle hiervoor bewezen verklaarde feiten (sterk) verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De reclassering ziet geen mogelijkheid om toe te zien op de begeleiding en behandeling binnen een forensische setting. Verdachte laat zich niet controleren of beïnvloeden, omdat zij het contact met de reclassering vrijwel geheel afhoudt. De verwachting is dat zij zich niet aan de voorwaarden kan en wil houden. Reclasseringstoezicht heeft daarom geen toegevoegde waarde.
Op 28 september 2022 heeft deze rechtbank, op verzoek van de officier van justitie en in navolging van de adviezen van de deskundigen, ten aanzien van verdachte een zorgmachtiging afgegeven op grond van artikel 2.3, eerste lid, Wet forensische zorg (Wfz) jo. art. 6:5, aanhef en onderdeel a, Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Op grond hiervan is zij per 29 september 2022 opgenomen bij de SGLVG-afdeling [afdeling] te [plaats] .
De straf
Met name brandstichting is een ernstig feit, dat in beginsel een forse gevangenisstraf rechtvaardigt. Gelet op alle omstandigheden, waaronder de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het feit dat zij op grond van een zorgmachtiging per 29 september 2022 klinisch is opgenomen, acht de rechtbank een gevangenisstraf echter niet passend.
Voorts blijkt uit de rapportages die over verdachte zijn opgemaakt dat zij zich door haar stoornis niet aan bijzondere voorwaarden zal kunnen houden. Het opleggen van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden heeft daarom geen enkele meerwaarde en kan zelfs averechts werken.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank merkt op dat verdachte lange tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De omstandigheid dat aan verdachte uiteindelijk geen straf of maatregel wordt opgelegd, maakt evenwel niet dat zij onterecht heeft vastgezeten. De voorlopige hechtenis was noodzakelijk gezien het herhalingsgevaar en het onderzoek naar haar psychische problematiek, waarbij er rekening is gehouden met de mogelijkheid dat een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege geadviseerd en opgelegd zou kunnen worden.
Omdat er geen straf of maatregel aan verdachte wordt opgelegd, zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 7 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 7 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 7 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- bepaalt dat ten aanzien van het onder 1 tot en met 7 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mr. M.C. Danel en mr. V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2022.
Mr. V.A. Groeneveld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16.071927.22
feit 1:
zij in of omstreeks de periode van 18 maart 2022 tot en met 21 maart 2022 te [woonplaats] opzettelijk in de woning gelegen aan de [adres] brand heeft gesticht door een (brandende) sigaret en/of een vlam van een aansteker en/of een brandend stokje, althans open vuur in aanraking te brengen met een bank (in de woonkamer van die woning), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan de woonkamer van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of zich in die woning bevindende goederen en/of belendende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
levensgevaar voor (een) bewoner(s) van belendende panden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die bewoner(s) van belendende panden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel;
feit 2:
zij op of omstreeks 12 maart 2022 omstreeks 13.00 uur te Huizen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door (nadat zij tegen die [slachtoffer 1] had geschreeuwd "vies takkewijf, ga je geld opmaken vieze hoer" en/of naar die [slachtoffer 1] was toegerend) die [slachtoffer 1] (met kracht) maarmalen, althans eenmaal, te slaan/stompen op/tegen de (linker)slaap en/of oog, althans op/tegen het hoofd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] (met haar fiets) is gevallen op straat;
feit 3:
zij op of omstreeks 12 maart 2022 omstreeks 13.15 uur te Huizen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met een steen, althans een hard voorwerp in de hand, althans met de hand op/tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan/stompen;
16.047240.22
feit 1 (na hernummering feit 4):
zij op of omstreeks 22 februari 2022 te Huizen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer ramen/ruiten en/of (draai)deur, die toebehoorden aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
feit 2 (na hernummering feit 5):
zij op of omstreeks 22 februari 2022 te Huizen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 3 (na hernummering feit 6):
zij op of omstreeks 22 februari 2022 te Huizen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
16.055267.22 (na hernummering feit 7):
zij op of omstreeks 5 maart 2022 te Huizen opzettelijk en wederrechtelijk twee ruiten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan De Alliantie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 april 2022, genummerd 20222079341, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 69 voor de feiten 1, 2 en 3, het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 maart 2022, genummerd PL0900-2022051775, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 52 voor de feiten 4, 5 en 6 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 maart 2022, genummerd PL0900-2022062893, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 35 voor feit 7. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 22.
3.Pagina’s 62 tot en met 69.
4.Pagina 24.
5.Pagina’s 8 en 9.
6.Pagina 10.
7.Pagina 14.
8.Pagina’s 3 en 4.
9.Pagina 6.
10.Pagina’s 30 en 31.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten contactdetails van de huisarts [huisarts] ten aanzien van een onderzoek aan [slachtoffer 2] op 12 maart 2022, pagina 33.