8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling of een straf of maatregel moet worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting, mishandelingen en vernielingen. Dat zijn stuk voor stuk ernstige feiten, die gevoelens van onveiligheid en maatschappelijke onrust veroorzaken en schade toebrengen aan andermans lijf en leden.
Dat de brand is gedoofd voordat ook belendende panden konden worden beschadigd en het leven van andere personen in gevaar zou worden gebracht, is louter het gevolg van de toevallige omstandigheid dat sprake was van een zuurstofgebrek nadat verdachte de woning had verlaten en afgesloten. Verdachte heeft verklaard dat zij brand heeft gesticht, omdat zij gefrustreerd was over haar curator die haar geen geld zou willen geven.
Een aantal dagen daarvoor heeft verdachte vanuit het niets twee oudere vrouwen op straat aangevallen, omdat zij verdachte vreemd zouden hebben aangekeken dan wel niet aan de kant gingen op het fietspad. Voor beide slachtoffers moet dit een bijzonder angstige en pijnlijke ervaring zijn geweest.
Tot slot heeft verdachte uit boosheid en frustratie twee ruiten van de woning van haar ouders, een ruit van het kantoor van haar bewindvoerder vernield en een auto beschadigd en later nog eens een auto.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 juni 2022;
- een rapport van 25 juli 2022, opgemaakt door P.N. van Harten, psychiater;
- een rapport van 12 juli 2022, opgemaakt door T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog;
- een reclasseringsadvies van 14 september 2022, uitgebracht door J. Vreman, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
- een op 28 september 2022 door deze rechtbank afgegeven zorgmachtiging.
De psychiater heeft vastgesteld dat bij betrokkene sprake is van een lichte verstandelijke beperking die regelmatig resulteert in psychotische decompensaties, die met antipsychotica weer snel herstellen. Ook is er sprake van een periodiek explosieve stoornis die bij geringe frustraties tot forse agressie kan leiden. Ten tijde van de brandstichting was verdachte hoogstwaarschijnlijk psychotisch en dit beïnvloedde haar gedragskeuzes en gedragingen. De psychiater kan geen uitspraak doen of dit ook het geval was ten tijde van de mishandelingen.
Het risico op recidive wordt hoog geacht. Door de psychiater wordt een behandeltraject bij een (justitiële) SGLVG-afdeling (Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt) geadviseerd. Daar zal verdachte minder snel overvraagd worden. De psychiater heeft geadviseerd om de mogelijkheid van een zorgmachtiging via artikel 2.3 Wet forensische zorg te onderzoeken.
Het psychologisch onderzoek was beperkt doordat verdachte nauwelijks heeft meegewerkt. Desondanks is het voor de psycholoog duidelijk geworden dat er bij verdachte sprake is van psychopathologie en dat zij snel overvraagd wordt, waardoor zij de situatie onvoldoende overziet. De psycholoog schat het risico op herhaling hoog in indien zij onvoldoende wordt begeleid. Er moet vanuit een klinische setting stapsgewijs toegewerkt worden naar een beschermde en later mogelijk begeleide woonvorm. Bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf zijn volgens de psycholoog niet haalbaar, omdat verdachte zich onvoldoende aan voorwaarden zal kunnen houden door haar geringe probleembesef en -inzicht, die het gevolg zijn van haar pathologie. Verdachte is het meest geholpen bij adequate hulp buiten het strafrecht.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat alle hiervoor bewezen verklaarde feiten (sterk) verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De reclassering ziet geen mogelijkheid om toe te zien op de begeleiding en behandeling binnen een forensische setting. Verdachte laat zich niet controleren of beïnvloeden, omdat zij het contact met de reclassering vrijwel geheel afhoudt. De verwachting is dat zij zich niet aan de voorwaarden kan en wil houden. Reclasseringstoezicht heeft daarom geen toegevoegde waarde.
Op 28 september 2022 heeft deze rechtbank, op verzoek van de officier van justitie en in navolging van de adviezen van de deskundigen, ten aanzien van verdachte een zorgmachtiging afgegeven op grond van artikel 2.3, eerste lid, Wet forensische zorg (Wfz) jo. art. 6:5, aanhef en onderdeel a, Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Op grond hiervan is zij per 29 september 2022 opgenomen bij de SGLVG-afdeling [afdeling] te [plaats] .
De straf
Met name brandstichting is een ernstig feit, dat in beginsel een forse gevangenisstraf rechtvaardigt. Gelet op alle omstandigheden, waaronder de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het feit dat zij op grond van een zorgmachtiging per 29 september 2022 klinisch is opgenomen, acht de rechtbank een gevangenisstraf echter niet passend.
Voorts blijkt uit de rapportages die over verdachte zijn opgemaakt dat zij zich door haar stoornis niet aan bijzondere voorwaarden zal kunnen houden. Het opleggen van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden heeft daarom geen enkele meerwaarde en kan zelfs averechts werken.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank merkt op dat verdachte lange tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De omstandigheid dat aan verdachte uiteindelijk geen straf of maatregel wordt opgelegd, maakt evenwel niet dat zij onterecht heeft vastgezeten. De voorlopige hechtenis was noodzakelijk gezien het herhalingsgevaar en het onderzoek naar haar psychische problematiek, waarbij er rekening is gehouden met de mogelijkheid dat een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege geadviseerd en opgelegd zou kunnen worden.
Omdat er geen straf of maatregel aan verdachte wordt opgelegd, zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.