ECLI:NL:RBMNE:2022:4125
Rechtbank Midden-Nederland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking beroep inzake Wajong-uitkering en vestiging in het buitenland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L.A. Fischer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder waarin werd gesteld dat hij zich niet met behoud van zijn Wajong-uitkering in Portugal mocht vestigen. Na een bezwaarschrift en een beroepsprocedure, heeft verweerder op 7 juli 2022 het eerdere besluit ingetrokken en toestemming gegeven voor vestiging in het buitenland met behoud van de uitkering. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, aangezien verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, de proceskostenveroordeling op zijn plaats is. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.059,-, gebaseerd op de door verzoeker gemaakte kosten voor rechtsbijstand. Tevens heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.