ECLI:NL:RBMNE:2022:4123

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22/3928
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Ziektewetuitkering wegens ontbreken spoedeisend belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 21 juni 2022 besloten dat verzoekster vanaf 22 juli 2022 geen uitkering meer zou ontvangen, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Verzoekster heeft op 29 juli 2022 bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening om de uitkering tijdens de bezwaarprocedure door te laten betalen.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. In dit geval was er geen acute financiële noodsituatie aangetoond door verzoekster, ondanks haar argumenten over de financiële situatie van haar gezin. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij in een zodanige noodsituatie verkeert dat zij niet in haar primaire levensbehoeften kan voorzien. Bovendien was er geen evident onrechtmatig besluit van het Uwv aangetoond.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en verzoekster kan tegen deze uitspraak niet in hoger beroep of verzet gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3928
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 oktober 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, Uwv

Procesverloop

Op 21 juni 2022 heeft het Uwv besloten dat verzoekster vanaf 22 juli 2022 geen uitkering op grond van de Ziektewet meer krijgt, omdat verzoekster op die datum meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Verzoekster heeft daartegen op 29 juli 2022 bezwaar gemaakt.
Verzoekster heeft op 11 september 2022 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt het besluit van 21 juni 2022 te schorsen zodat de uitkering tijdens de bezwaarprocedure doorbetaald wordt.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. De voorzieningenrechter beschikt over voldoende informatie om uitspraak te doen. Hieronder legt de voorzieningenrechter dat verder uit.
Spoedeisend belang
2. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. Het kan namelijk zijn dat op een later moment in de procedure blijkt dat onterecht de uitkering is doorbetaald en het betaalde uitkeringsbedrag alsnog moet worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt.
3. Verzoekster heeft aangevoerd dat in haar geval sprake is van een spoedeisend belang, omdat het nog lang duurt voordat het Uwv op haar bezwaar een besluit neemt. Zij heeft geen recht op bijstand, omdat haar man net te veel verdient. Zijn inkomsten zijn echter onvoldoende om het gezin van vier personen te onderhouden. Ook gaat haar man per oktober 2022 beginnen als freelancer en zal zijn inkomen dalen.
4. De griffier van deze rechtbank heeft bij brief van 12 september 2022 verzoekster in de gelegenheid gesteld om binnen één week haar stelling dat sprake is van een spoedeisend belang nader te onderbouwen met stukken waaruit blijkt dat er sprake is van een financiële noodsituatie, zoals bijvoorbeeld met recente bankafschriften, of aanmaningen van betalingsachterstanden. Ook heeft de griffier gevraagd of verzoekster beschikt over een brief van de gemeente, waarin staat dat zij geen bijstandsuitkering kan krijgen.
5. Verzoekster heeft hierop op 19 september 2022 gereageerd. Zij vraagt om een tijdelijke voorziening om te voorkomen dat zij in de schulden komt. Zij is helaas nu nog niet in staat om (volledig) te werken en het Uwv zal haar bezwaar pas eind november 2022 behandelen. Het besluit zal dan pas enkele weken later volgen. Al die tijd heeft zij geen inkomen. Zij heeft toegelicht dat zij geen brief heeft van de gemeente, waarin staat dat zij geen recht heeft op een bijstandsuitkering. Uit de digitale aanvraag werd haar al duidelijk dat zij geen recht heeft op een bijstandsuitkering, omdat zij nog ziek is en haar man net te veel zou verdienen. Haar man gaat de komende maanden juist minder verdienen, omdat hij als freelancer gaat beginnen en een opleiding volgt die hij zelf moet bekostigen. Bovendien heeft zij geen spaargeld meer, omdat dat is opgegaan aan behandelingen en medicijnen voor herstel van longcovid. De kosten daarvan vergoedt haar zorgverzekeraar niet.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij in een zodanige financiële noodsituatie verkeert dat zij niet (meer) in haar primaire levensbehoeften kan voorzien. Van een acute financiële noodsituatie, die nu tijdens de bezwaarprocedure aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening in de vorm van het toekennen van een voorschot, is dan ook geen sprake.
De voorzieningenrechter neemt in dit geval geen spoedeisend belang aan.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
7. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft, kan de door haar gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door Uwv ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven.
De voorzieningenrechter is vooralsnog niet gebleken dat zeer ernstig moet worden getwijfeld aan de juistheid van het door Uwv ingenomen standpunt. Verzoekster heeft hiervoor ook geen argumenten gegeven. Van een evident onrechtmatig besluit is geen sprake.
Belangenafweging
8. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang voor verzoekster en dat het bestreden besluit ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen.
Conclusie
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022.
griffier voorzieningenrechter
is verhinderd te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunt u niet in (hoger) beroep of in verzet.