ECLI:NL:RBMNE:2022:4123
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Ziektewetuitkering wegens ontbreken spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 21 juni 2022 besloten dat verzoekster vanaf 22 juli 2022 geen uitkering meer zou ontvangen, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Verzoekster heeft op 29 juli 2022 bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening om de uitkering tijdens de bezwaarprocedure door te laten betalen.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. In dit geval was er geen acute financiële noodsituatie aangetoond door verzoekster, ondanks haar argumenten over de financiële situatie van haar gezin. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij in een zodanige noodsituatie verkeert dat zij niet in haar primaire levensbehoeften kan voorzien. Bovendien was er geen evident onrechtmatig besluit van het Uwv aangetoond.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en verzoekster kan tegen deze uitspraak niet in hoger beroep of verzet gaan.